ECLI:NL:RBDHA:2025:9545

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
NL24.42351
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Somaliër afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, beroep gegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een asielzaak. Eiser, een Somalische man, had op 5 februari 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland, die door de minister van Asiel en Migratie op 25 oktober 2024 als ongegrond was afgewezen. Eiser stelde dat hij door Al-Shabaab was gerekruteerd en mishandeld, en dat hij na een ontsnapping uit de gevangenis naar Nederland was gevlucht. De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser, zoals zijn verantwoordelijkheden voor zijn familie en de onduidelijkheid over de rekrutering door Al-Shabaab. De rechtbank vond dat de minister niet voldoende had gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser ongeloofwaardig waren. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Eiser kreeg een vergoeding van zijn proceskosten vastgesteld op € 907.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.42351

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. A. Simicevic),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 25 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1991 en de Somalische nationaliteit te hebben.
2. Eiser heeft op 5 februari 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Aan zijn asielaanvraag heeft hij het volgende ten grondslag gelegd. Eisers zoon is meegenomen en gedwongen gerekruteerd door Al-Shabaab. Vervolgens is eisers zoon bevrijd door de overheid. Daarna is eiser meegenomen door Al-Shabaab, nadat hij geen gehoor heeft gegeven aan hun oproep om zich aan te sluiten bij Al-Shabaab. Eiser is gevangengenomen en mishandeld door Al-Shabaab en nadat hij uiteindelijk toestemde om zichzelf aan te sluiten, is hij overgebracht naar een minder strenge gevangenis. Tijdens een gevecht bij de gevangenis is het eiser gelukt om te ontsnappen en is hij gevlucht.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser zijn door verweerder geloofwaardig geacht. Verweerder acht de gestelde problemen met Al-Shabaab niet geloofwaardig. Volgens verweerder zijn de verklaringen van eiser hierover onsamenhangend en tegenstrijdig. Verweerder acht met name onlogisch dat eiser is teruggekeerd naar zijn dorp nadat zijn zoon, die zou zijn ontvoerd en mishandeld door Al-Shabaab, was bevrijd door de overheid en door eiser vanuit Mogadishu naar Kenia zou zijn gebracht. Eiser stelt immers dat hij, toen hij verhaal ging halen bij Al-Shabaab na de ontvoering, ook zelf met de dood zou zijn bedreigd door hen. Daarnaast heeft eiser wisselend verklaard over de persoon die hem namens Al-Shabaab zou hebben benaderd. Ook acht verweerder het onaannemelijk dat Al-Shabaab eiser heeft geprobeerd te rekruteren, nu uit het ambtsbericht van 2023 [2] blijkt dat Al-Shabaab ten tijde van de door eiser gestelde problemen geen controle had over eisers woonplaats [plaats]. Bovendien komt gedwongen rekrutering beperkt voor en is met name gericht op jongeren in gebieden onder daadwerkelijke controle van Al-Shabaab. [3] Verder acht verweerder het ongeloofwaardig dat eiser bij zijn vlucht uit de gevangenis met een gewond been een afstand van circa 60 kilometer lopen in één nacht heeft kunnen afleggen.
4. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en voert daartoe het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte niet logisch bevonden dat eiser is teruggekeerd naar zijn dorp na de bevrijding van zijn zoon uit handen van Al-Shabaab. Volgens eiser had hij daar nog verantwoordelijkheden voor zijn familie en heeft verweerder die persoonlijke omstandigheden onvoldoende meegewogen. Bovendien wist Al-Shabaab niet dat eiser weer in contact was met zijn zoon en voor hem een reis aan het regelen was en was de zoon nog niet naar Kenia vertrokken. Ook acht eiser het onjuist dat zijn verklaringen over de persoon die hem zou hebben benaderd vaag of tegenstrijdig zouden zijn. Er is sprake van een misverstand, mogelijk veroorzaakt door gebrekkige vertolking. Daarnaast is zijn verklaring over de ontsnapping met een gewond been ten onrechte onwaarschijnlijk bevonden, nu hij hierover in het nader gehoor niet nader is bevraagd. Verder stelt eiser dat gedwongen rekrutering door Al-Shabaab niet alleen voorkomt in gebieden onder hun directe controle, maar ook daarbuiten, zoals volgt uit het ambtsbericht van 2023. [4] Bij terugkeer naar Somalië loopt eiser een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [5] en artikel 4 van het Antifolterverdrag, [6] nu hij geen bescherming kan inroepen, geen sociaal netwerk meer heeft en door risicogebieden zou moeten reizen. In zijn aanvullende gronden wijst eiser op het ambtsbericht van 2025, [7] waaruit blijkt dat de veiligheidssituatie in Somalië verder is verslechterd. Al-Shabaab heeft terrein gewonnen, onder meer nabij Mogadishu en in Lower en Middle Shabelle, oefent ook in door de overheid gecontroleerde gebieden invloed uit en past op het platteland een strikte vorm van de sharia toe. Daarnaast blijven mensenrechtenschendingen en straffeloosheid aan de orde. Deze informatie maakt dat verweerders standpunt geen stand meer kan houden en dient eisers situatie bij terugkeer naar Somalië herbeoordeeld te worden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. In geschil is of eisers verklaringen over zijn gedwongen rekrutering door Al-Shabaab in lijn zijn met de daarover bekende landeninformatie. Uit het ambtsbericht van 2023, waarnaar zowel eiser als verweerder verwijzen, volgt dat Al-Shabaab met name rekruteert in de gebieden die onder hun controle staan en slechts in beperkte mate daarbuiten. Ook rekruteren zij slechts bij uitzondering onder directe dwang en vindt gedwongen rekrutering vooral onder jongeren plaats. Niet in geschil is dat Al-Shabaab ten tijde van de door eiser gestelde problemen geen controle had over de woonplaats van eiser ([plaats]). Verweerder mocht zich dan ook op het standpunt stellen dat het weliswaar niet uitgesloten is dat Al-Shabaab ook gedwongen rekruteert in het gebied waaruit eiser afkomstig is omdat zij daar mogelijk wel invloed uitoefenen, maar dat het, gelet op de landeninformatie, niet waarschijnlijk is dat eiser gedwongen is gerekruteerd.
6. Verweerder heeft eiser ten onrechte tegengeworpen dat het ongeloofwaardig is dat hij is teruggekeerd naar zijn dorp, ondanks de gestelde doodsbedreiging door Al-Shabaab. Eiser heeft aangevoerd dat zijn zoon ten tijde van zijn terugkeer nog niet naar Kenia was vertrokken, omdat hij eerst geld moest verzamelen voor de uitreis van zijn zoon. Daarnaast stelt eiser in zijn dorp verantwoordelijkheden te hebben gehad, waaronder de zorg voor zijn zieke vader, vrouw en het vee. De rechtbank overweegt dat verweerder deze door eiser naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden in het bestreden besluit niet, althans niet kenbaar, bij de beoordeling heeft betrokken. Gelet daarop is de motivering dat de terugkeer naar zijn dorp ongeloofwaardig is, onvoldoende gemotiveerd.
7. Verder heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser wisselend en vaag heeft verklaard over de persoon die hem namens Al-Shabaab zou hebben benaderd. De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn nader gehoor consistent heeft verklaard dat hij is benaderd door een man genaamd [naam]. Verweerder heeft dit ter zitting ook erkend. Uit de correcties en aanvullingen en de zienswijze blijkt dat eiser deze verklaring nader heeft toegelicht, waarbij hij aangeeft dat sprake was van verwarring over de locatie van de benadering, maar dat het wel steeds om dezelfde persoon ging. Nu niet is gebleken van concrete tegenstrijdigheden in eisers verklaringen acht de rechtbank de tegenwerping onvoldoende gemotiveerd.
8. Daarnaast heeft verweerder eiser tegengeworpen dat het ongeloofwaardig is dat hij met een gewond been in één nacht een afstand van circa 60 kilometer heeft kunnen afleggen. Eiser heeft hierover in zijn nader gehoor verklaard, maar is op dit punt niet nader bevraagd of in de gelegenheid gesteld om een nadere toelichting te geven. Daarbij wordt opgemerkt dat verweerder in het bestreden besluit andere onderdelen van het asielrelaas niet langer tegenwerpt, omdat hierover geen gerichte vragen zijn gesteld tijdens het nader gehoor. Hoewel voorstelbaar is dat verweerder pas na beëindiging van het nader gehoor tegenstrijdigheden in het relaas constateert, neemt dit niet weg dat verweerder gehouden is om de vreemdeling in de eerste plaats tijdens het nader gehoor met dergelijke tegenstrijdigheden te confronteren. Niet valt in te zien waarom dit in het onderhavige geval niet van verweerder gevraagd had kunnen worden, nu verweerder stelt meerdere inconsistenties te hebben geconstateerd. Dit wordt tevens bevestigd in de uitspraak van de Afdeling [8] van 14 december 2020 [9] , waarin is overwogen dat een vreemdeling in de gelegenheid moet worden gesteld om toelichting te geven op mogelijke onduidelijkheden of tegenstrijdigheden. In onderhavige zaak geldt dat de tegenwerping niet is besproken tijdens het nader gehoor, hetgeen in strijd is met artikel 3.113, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000. Door deze tegenwerping desondanks te handhaven, heeft verweerder niet voldaan aan de op hem rustende samenwerkingsplicht als bedoeld in artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn [10] en heeft hij gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. De motivering van deze tegenwerping acht de rechtbank bovendien onvoldoende.
9. Aangezien een wezenlijk deel van verweerders motivering niet aan het bestreden besluit ten grondslag kan worden gelegd, kan verweerders conclusie dat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen niet zonder nadere motivering worden gehandhaafd. Het beroep dient daarom gegrond te worden verklaard. Er is geen ruimte voor de rechtbank om de rechtsgevolgen in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is het aan verweerder, en niet aan de bestuursrechter, om de geloofwaardigheid van het asielrelaas te beoordelen. [11] De rechtbank kan daarom niet zelf bepalen welk gewicht moet worden toegekend aan het resterende element van verweerders motivering. Nu verweerder zijn overige tegenwerpingen uit het voornemen, die volgens verweerder maken dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen, in het bestreden besluit heeft laten vallen, betreft dit alleen nog de tegenwerping omtrent de wijze van rekrutering zoals vermeld in rechtsoverweging 5.
10. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb. [12] De rechtbank komt gelet hierop niet toe aan de bespreking van de overige beroepsgronden. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 907 (negenhonderdzeven euro) aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 28 mei 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Algemeen Ambtsbericht Somalië, juni 2023.
3.Ambtsbericht van 2023, pagina 36 en 38.
4.Ambtsbericht van 2023, pagina 38.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
7.Algemeen Ambtsbericht Somalië, april 2025.
8.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
10.Richtlijn 2011/95/EU.
12.Algemene wet bestuursrecht.