In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 30 mei 2025, gaat het om een beroep dat eiseres heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had op 2 november 2023 een asielaanvraag ingediend, maar de minister had niet tijdig beslist. De rechtbank oordeelt dat de minister uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moet beslissen, maar deze termijn was inmiddels verstreken. Eiseres heeft de minister verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar dit verzoek is genegeerd, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eiseres.
De rechtbank verklaart het beroep ontvankelijk en gegrond. De minister wordt opgedragen om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. De rechtbank legt een kortere beslistermijn op, waarbij de minister binnen acht weken na het verstrijken van de termijn van 21 maanden een besluit moet nemen, met als uiterste datum 27 september 2025. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier F.Q. Peters, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiseres heeft recht op een besluit van de minister en kan, indien zij het niet eens is met deze uitspraak, een verzetschrift indienen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.