In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 2 juni 2025, zijn eisers in beroep gegaan tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op hun asielaanvragen, ingediend op 3 januari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de wettelijke termijn van zes maanden voor het nemen van een besluit heeft overschreden. Na het verstrijken van deze termijn hebben eisers de minister verzocht om binnen twee weken alsnog te beslissen, maar dit verzoek is niet ingewilligd, wat heeft geleid tot de beroepen.
De rechtbank heeft de beroepen ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard. Dit houdt in dat de rechtbank de minister opdraagt om binnen zestien weken na de bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvragen. De rechtbank heeft daarbij het ‘8+8 wekenmodel’ gehanteerd, wat betekent dat de minister in principe binnen deze termijn een besluit moet nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is hij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 7.500,-. Deze dwangsom is verschuldigd aan de eisers gezamenlijk.
Daarnaast heeft de rechtbank de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 453,50, aangezien het gaat om samenhangende zaken waarbij dezelfde rechtsbijstand is verleend. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.