In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 2 juni 2025, gaat het om een beroep dat is ingediend door eiser tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser stelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag, die op 4 januari 2024 is ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de wettelijke termijn van zes maanden voor het nemen van een besluit heeft overschreden. Eiser heeft de minister na het verstrijken van deze termijn verzocht om binnen twee weken alsnog te beslissen, maar dit verzoek is niet ingewilligd, wat heeft geleid tot het indienen van het beroep.
De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard. Dit houdt in dat de rechtbank van mening is dat eiser gelijk heeft en dat de minister alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag. De rechtbank heeft de minister een nieuwe beslistermijn opgelegd van zestien weken, te rekenen vanaf de dag na de bekendmaking van deze uitspraak. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is zij verplicht een dwangsom van € 100,- per dag te betalen, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister de proceskosten van eiser moet vergoeden, welke zijn vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.