ECLI:NL:RBDHA:2025:9771

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
NL25.23214
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van bestuursrechtelijke uitspraak inzake asielstatus

Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 9 mei 2025. De eiser, geboren op een onbekende datum en van Marokkaanse nationaliteit, had verzocht om herziening van de uitspraak in de zaak met zaaknummer NL25.18700. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die onder artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vallen. De eiser stelde dat Nederland al op 28 april 2025 op de hoogte was van zijn status in België, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid was die tot een andere uitspraak had kunnen leiden. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld en concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.23214

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

Geboren op [geboortedatum],
Van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. J. van Bennekom),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

1.1.
Bij brief van 9 mei 2025 heeft eiser verzocht om herziening van de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 9 mei 2025 in de zaak met zaaknummer NL25.18700.
1.2.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:119, tweede lid, van de Awb, in samenhang met artikel 8:54 van de Awb [1] , uitspraak zonder het houden van een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. Verzoeker heeft de rechtbank verzocht om de uitspraak van 9 mei 2025 te herzien omdat de uitspraak berust op een dwaling in de feiten.
2. Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de bestuursrechter een uitspraak op verzoek van een partij herzien op grond van feiten of omstandigheden die (a) hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, die (b) bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn en, (c) waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3. De rechtbank ziet in wat verzoeker heeft aangevoerd geen feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb. Verzoeker beroept zich namelijk op een feitelijke misslag. Volgens verzoeker blijkt uit het dossier dat Nederland al op 28 april 2025 op de hoogte is gebracht van zijn status in België. De rechtbank gaat in de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd volgens verzoeker dan ook ten onrechte uit van een onrechtmatigheid vanaf 30 april 2025. Dit is geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid, zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 november 2002. [2] Het verzoek is om die reden kennelijk ongegrond en kan niet tot herziening leiden.

Conclusie en gevolgen

4. De rechtbank wijst het verzoek om herziening af.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt en openbaar gemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.