ECLI:NL:RBDHA:2025:9888
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
Op 5 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. M.B. van den Toorn-Volkers, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 26 maart 2024 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor hemzelf, zijn echtgenote en minderjarige kinderen. De minister heeft geen verweerschrift ingediend en de rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank oordeelt dat de minister in gebreke is gebleven, aangezien de beslistermijn van 90 dagen, verlengd met drie maanden, op 24 september 2024 verstreken was zonder dat er een besluit was genomen. Eiser heeft de minister op 10 december 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en het beroep is op 30 december 2024 ingediend, wat tijdig is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt de minister een termijn van acht weken op om een besluit te nemen. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50 en bepaalt dat het griffierecht van € 187 moet worden vergoed.