In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de aansprakelijkheid van de bestuurder van [A] B.V. voor onbetaalde omzetbelasting. De ontvanger van de Belastingdienst had de eiseres, die als bestuurder van [A] B.V. was aangemerkt, aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 38.000 aan onbetaalde omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2011. De eiseres had hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank oordeelde dat de aansprakelijkstelling terecht was. De rechtbank concludeerde dat eiseres formeel als bestuurder was aangemerkt, aangezien zij in de oprichtingsakte van de vennootschap was benoemd en ingeschreven stond in het handelsregister. Eiseres had geen bewijs geleverd dat zij ontslag had gevraagd of gekregen als bestuurder.
De rechtbank behandelde ook de vraag of eiseres tijdig melding had gemaakt van betalingsonmacht. Eiseres stelde dat zij op 13 oktober 2010 een melding had gedaan, maar de rechtbank oordeelde dat deze melding geen betekenis had voor de naheffingsaanslag, omdat de naheffingsaanslag was opgelegd voor belasting die niet was aangegeven. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van grove schuld van [A] B.V. met betrekking tot het niet aangeven van de verschuldigde omzetbelasting. Eiseres had bewust gekozen om de omzetbelasting niet op de aangifte te vermelden, wat leidde tot de aansprakelijkstelling.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de aansprakelijkstelling door de ontvanger van de Belastingdienst. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders van vennootschappen met betrekking tot belastingverplichtingen en de gevolgen van kennelijk onbehoorlijk bestuur.