In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar recht op bijstand, die door verweerder was vastgesteld op basis van de stelling dat zij en haar echtgenoot niet duurzaam gescheiden leven. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij verweerder ligt en dat deze niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres en haar echtgenoot over de relevante periode niet duurzaam gescheiden leefden. De rechtbank stelde vast dat eiseres formeel gehuwd is, maar dat er aanwijzingen zijn dat zij feitelijk gescheiden leven. Dit werd onderbouwd door het feit dat eiseres en haar echtgenoot al lange tijd niet samenleven en dat er geen echtscheidingsprocedure is gestart. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel, omdat verweerder met terugwerkende kracht terugkwam op een eerder gunstig besluit zonder dat eiseres een schending van de inlichtingenplicht kon worden verweten. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herroepte het primaire besluit, waarbij het recht op bijstand aan eiseres was toegekend. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.