In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland geoordeeld over de afwijzing van een bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen. Eiseres had een aanvraag voor bijstand ingediend na een periode waarin zij geen contact had gehad met de gemeente. De rechtbank stelt vast dat het college in het algemeen voor een periode van maximaal zes maanden voorafgaand aan de aanvraag bewijs kan verlangen van de wijze waarop in het levensonderhoud is voorzien. De rechtbank oordeelt dat eiseres, bij gebrek aan een onderbouwde weerlegging door verweerder, is geslaagd in haar bewijsvoering over haar verblijf en de wijze van onderhoud in de periode voorafgaand aan de aanvraag. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waarbij aan eiseres met ingang van 16 juni 2014 bijstand wordt toegekend. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 980.