13.1.In wat eisers hebben aangevoerd heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de uitvoerbaarheid van het project. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de toegekende subsidie zal worden ingetrokken.
14. Zoals uit het toetsingskader volgt dient verweerder de milieugevolgen van de betrokken inrichting ook te betrekken bij de beoordeling of vestiging ter plaatse goede ruimtelijke ordening is. Nu uit het voorgaande volgt dat de milieugevolgen wat betreft geur nog niet juist in kaart zijn gebracht en de (overgangsrechtelijke)status van de woning aan de [adres 1] nog niet duidelijk is, kan de rechtbank niet beoordelen of verweerder de vestiging ter plaatse vanuit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar heeft mogen achten. De betogen in dat kader over de locatiekeuze, de verkeersaantrekkende werking en het woon- en leefklimaat, waaronder de gezondheidsaspecten, kan de rechtbank daarom thans in het kader van de planologische aanvaarbaarheid nog niet beoordelen. Deze beoordeling zal de rechtbank daarom bewaren tot de einduitspraak.
15. Uit het voorgaande volg dat het bestreden besluit een aantal gebreken kent. Dit betreft de status van de [adres 1] , de geuremissie van de mestdrooginstallatie en de mate van ammoniakdepositie op het Korenburgerveen. De rechtbank stelt verweerder op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid deze gebreken te herstellen of te laten herstellen.
Verweerder dient aldus aan de hand van de overgangsrechtelijke bepalingen de status van de woning aan de [adres 1] te bepalen en de totale geurbelasting van de inrichting, inclusief de mestdrooginstallatie, te bepalen en aan de hand daarvan te beoordelen of het oprichten van de betrokken inrichting nog steeds kan worden vergund. Voorts dient verweerder deze nadere beoordeling te betrekken bij haar afweging of vestiging van het betrokken pluimveebedrijf ter plaatsen vanuit ruimtelijk oogpunt nog aanvaardbaar is. Ten slotte moet verweerder een nieuwe berekening maken van de ammoniakdepositie op het Korenburgerveen.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen, mede gelet op de aard van de gebreken, op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
16. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen, moet hij dat, op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen, zo spoedig mogelijk meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank, voor zover mogelijk, zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
17. Het verzoek van eisers om, indien in het bestreden besluit gebreken zouden zitten, in afwachting van de uitkomst van het geding, een voorlopige voorziening te treffen, wijst de rechtbank af. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat de gebreken herstelbaar zijn.
18. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.