Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
MR. ANNA MARIA TARCISIUS WEERSINK, in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van
FLEURBAAIJ TOTAAL AFBOUW B.V.,
1.De procedure
- het verzoekschrift (de herziene versie),
- de brief van curator mr. Weersink van 2 oktober 2014,
- het verweerschrift namens Fleurbaaij,
- het verweerschrift namens Hercurius en ASR,
- het verweerschrift namens Boels Verhuur en Achmea,
- de aanvullende productie namens Boels Verhuur en Achmea (brief van 11 december 2014),
- de brief van de advocaat van Boels Verhuur en Achmea van 15 december 2014,
- het e-mail bericht van de advocaat van [verzoeker] van 17 december 2014 met daarbij een productie,
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 18 december 2014. Daarbij waren aanwezig: de heer [verzoeker] , mr. Stappaerts-Zijlmans, mr. Van Katwijk, de heer [directeur] (directeur van Hercurius) en mr. Kragt. Mr. Stappaerts-Zijlmans heeft het standpunt van haar cliënt nader toegelicht aan de hand van een pleitnota, welke tot de stukken van het geding behoort.
2.De feiten
BEMIDDELINGSOVEREENKOMST
3.Het verzoek en de verweren daartegen
4.De beoordeling
Bevoegdheid
zowelde werkgever
alsde “inlener” aansprakelijk worden gesteld, de kantonrechter op grond van de tweede zin van lid 4 beide zaken kan behandelen en de procedure tegen de “inlener” niet behoeft te verwijzen naar de rechtbank. Daaruit kan worden afgeleid dat een procedure die gericht is tegen de inlener (en dus als grondslag heeft artikel 7:658 lid 4 BW) moet worden gevoerd ten overstaan van de rechtbank, nu de wetgever in de tweede volzin van artikel 7:658 lid 4 BW expliciet een daarvan afwijkende bevoegdheidsregel ten behoeve van de kantonrechter heeft geformuleerd.
kanleveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daarvan is in dit geval sprake. [verzoeker] is in zijn verzoeken ontvankelijk.