ECLI:NL:RBGEL:2015:8225

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 november 2015
Publicatiedatum
6 januari 2016
Zaaknummer
283173
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Rabobank voor schade door opzegging financieringsovereenkomst

In deze zaak vordert eiser, die als aandeelhouder en bestuurder van [eiser] Beheer B.V. en Z.O.N. Horeca Express B.V. betrokken was bij een financieringsovereenkomst met Rabobank, schadevergoeding van de bank. Eiser stelt dat Rabobank toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een contractuele zorgplicht door de financieringsovereenkomst op te zeggen. Subsidiair stelt hij dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld door de opzegging. De rechtbank oordeelt dat de primaire grondslag van de vordering niet kan slagen, omdat eiser niet als contractspartij kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat Rabobank contractueel bevoegd was om de financieringsovereenkomst op te zeggen, gezien de niet-nakoming van financiële verplichtingen door eiser en zijn vennootschappen. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/283173 / HA ZA 15-271 /1124
Vonnis van 18 november 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te Nijmegen,
eiser,
advocaat mr. D. Coskun te Arnhem,
toevoegingsnummer 2EN8654
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK RIJK VAN NIJMEGEN U.A.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. H.A.J. Wessel-Krijger te Doesburg.
Partijen zullen hierna [eiser] en Rabobank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 juli 2015
  • het verkort proces-verbaal van comparitie van 2 oktober 2015 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] was enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser] Beheer B.V. te Nijmegen (hierna: [eiser] Beheer). [eiser] Beheer was op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder van Z.O.N. Horeca Express B.V. te Wijchen (hierna: ZON).
2.2.
ZON exploiteerde een horecagroothandel voor pizzeria’s en shoarmazaken. Medio 2008 was de door haar gehuurde bedrijfsruimte aan de Einsteinstraat te Wijchen te klein geworden voor de ontplooide bedrijfsactiviteiten. Om die reden is gekozen voor de bouw van een nieuw bedrijfspand.
2.3.
Voor de financiering van de aanschaf van het perceel en het daarop te bouwen bedrijfspand was [eiser] in overleg met ABN AMRO, de toenmalige huisbankier. Vervolgens is hij medio 2008 in gesprek geraakt met Rabobank.
2.4.
De kosten van de nieuwbouw zouden in totaal € 816.000,00 bedragen. Hiervan zag € 270.000 op de aanschaf van de grond. Volgens een op 8 april 2009 gedagtekende offerte van een in Duitsland gevestigde aannemer was voor de bouw van het bedrijfspand (afgerond) € 546.000,00 nodig.
2.5.
Bij brief van 9 april 2009 heeft de Rabobank aan [eiser] Beheer en ZON een financieringsvoorstel gedaan naar aanleiding van een gevraagde financiering van in totaal € 855.000,00. Dit eveneens op 9 april 2009 door [eiser] namens [eiser] Beheer en ZON voor akkoord getekende voorstel (hierna ook: de financieringsovereenkomst) luidt, voor zover van belang, als volgt:
Debiteur/kredietnemer
(…) Z.O.N. Horeca Express B.V.
(…) [eiser] Beheer B.V.
(…)
hierna (zowel samen als ieder afzonderlijk) te noemen: debiteur of kredietnemer.
De financiering bestaat uit:
(…)
Geldlening van
: EUR
400.000,00
(…)
(…)
Geldlening van
: EUR
315.000,00
(…)
(…)
Krediet van
: EUR
50.000,00
(…)
(…)
Krediet van
: EUR
90.000,00
(…)
(…)
Verdere uitwerking financieringsvoorstel
Met u is het volgende investerings- en financieringsplan afgesproken:
Investering in onroerende zaken
EUR
740.000,00
Aflossen financiering derden
EUR
50.000,00
Overig
EUR
165.000,00
Totaal bedrag investering en benodigde financiering
EUR
955.000,00
Inbreng middels achtergestelde lening
EUR
100.000,00
Nieuwe financiering Rabobank
EUR
855.000,00
Geldlening van EUR 400.000,00
(…)
De geldlening wordt (…) geadministreerd op naam van:
[eiser] Beheer B.V.
(…)
De geldlening mag uitsluitend worden gebruikt voor de financiering van de bedrijfshal en de bouwgrond.
(…)
Geldlening van EUR 315.000,00
(…)
De geldlening wordt (...) geadministreerd op naam van:
[eiser] Beheer B.V.
(…)
De geldlening mag uitsluitend worden gebruikt voor de financiering van de bouwgrond en overige zaken.
(…)
Krediet van EUR € 50.000,00
(…)
Het krediet wordt geadministreerd op naam van:
Z.O.N. Horeca Express B.V.
(…)
Het krediet mag uitsluitend worden gebruikt voor de financiering van de bedrijfs- of beroepsuitoefening van kredietnemer.
(…)
Krediet van EUR € 90.000,00
(…)
Het krediet wordt geadministreerd op naam van:
[eiser] Beheer B.V.
(…)
Het kredietmaximum wordt éénmalig ingeperkt met EUR 45.000,00 per 01-10-2009 en EUR 45.000,00 per 01-02-2010.
(…)
Het krediet mag uitsluitend worden gebruikt voor de financiering van de bedrijfs- of beroepsuitoefening van kredietnemer.
Het krediet van € 90.000 houdt verband met een voorgefinancierde btw-teruggave ter zake van de nieuwbouw van het bedrijfspand.
2.6.
Ten behoeve van Rabobank zijn zekerheden gesteld, waaronder een recht van eerste hypotheek van € 1.000.000,00 op de grond en al hetgeen volgens verkeersopvatting daartoe behoort en diverse pandrechten op - onder meer - de toekomstige van ZON te ontvangen huurtermijnen alsmede de voorraad, inventaris en vorderingen van ZON. Daarnaast is door [eiser] een borgtocht afgegeven voor een bedrag van € 175.000,00 en is een door hem verstrekte geldlening ten bedrage van € 100.000,00 achtergesteld bij alle huidige en toekomstige vorderingen van Rabobank op [eiser] Beheer en ZON.
2.7.
Omtrent de financiering zijn nadere afspraken gemaakt tussen Rabobank enerzijds en [eiser] Beheer en ZON anderzijds. In het voor akkoord getekende financieringsvoorstel is - onder meer - de volgende afspraak opgenomen:
(…)
Mogelijke uitloop van de financiering wordt niet bancair gefinancierd en dient uit eigen middelen te worden voldaan.
(…)
2.8.
Op de financieringsovereenkomst zijn algemene en bijzondere voorwaarden van Rabobank van toepassing.
2.9.
Artikel 16 lid 2 onder a en j van de Algemene voorwaarden voor zakelijke geldleningen van de Rabobank 2008, luidt als volgt:

16.Onmiddellijke opeisbaarheid

(…)
2. De bank is gerechtigd om met schriftelijke mededeling daarvan aan de debiteur de geldlening met onmiddellijke ingang op te eisen in de volgende gevallen of vergelijkbare rechtsfeiten (…):
a. wanneer de debiteur en/of de zekerheidsgever en/of klantgroep naar het oordeel van de bank nalatig is in de (tijdige en/of behoorlijke) nakoming van of in strijd handelt met:
- een bepaling in de akte of een zekerheidsakte, daaronder begrepen de (algemene) voorwaarden die in die akte(n) van toepassing is/zijn verklaard;
- enige andere verplichting tegenover de bank;
- (…)
j. wanneer zich enige gebeurtenis, verandering of omstandigheid voordoet of voorzienbaar is, dat zulks zich zal kunnen voordoen, die aanleiding geeft tot gegronde vrees dat de debiteur en/of de zekerheidsgever tekort zal gaan schieten in de nakoming van enige verplichting van welke aard dan ook tegenover de bank;
(…)
2.10.
De Algemene voorwaarden voor rekening-courant en krediet van de Rabobank 2007, luiden - voor zover van belang - als volgt:

20.Extra rente en verplichting tot aanzuivering bij kredietoverschrijding

Indien de rekening een schuld aan de bank aanwijst die hoger is dan het kredietmaximum:
(…)
c. is het bedrag van de kredietoverschrijding onmiddellijk opeisbaar en dient de kredietnemer voor onmiddellijke aanzuivering van dit bedrag en betaling van de verschuldigde rente en kosten (…) te zorgen.
(…)

26. Onmiddellijke opeisbaarheid debetsaldo

(…)
2. De bank is gerechtigd om met schriftelijke mededeling daarvan aan de kredietnemer het debetsaldo met onmiddellijke ingang op te eisen in de volgende gevallen of vergelijkbare rechtsfeiten (…):
a. wanneer de kredietnemer en/of zekerheidsgever en/of groep naar het oordeel van de bank nalatig is in de (tijdige en/of behoorlijke) nakoming van of in strijd handelt met:
- een bepaling in de akte of een zekerheidsakte, daaronder begrepen de (algemene) voorwaarden die in die akte(n) van toepassing is/zijn verklaard;
- enige andere verplichting tegenover de bank;
- (…)
k. wanneer zich enige gebeurtenis, verandering of omstandigheid voordoet of voorzienbaar is dat zulks zich zal kunnen voordoen, die aanleiding geeft tot gegronde vrees dat de kredietnemer en/of zekerheidsgever tekort zal gaan schieten in de nakoming van enige verplichting van welke aard dan ook tegenover de bank;
(…)
2.11.
Op 9 april 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en de Rabobank, waarvan Rabobank verslag heeft gedaan in een brief van 13 april 2010. Bij dat gesprek waren blijkens die brief namens de Rabobank aanwezig de heren De Vries, accountmanager Bijzonder Beheer, en Peer en is de situatie rond [eiser] Beheer en ZON besproken. Gesproken is over de forse terugval van de omzet in 2009. Ook de voortgang van de bouw van het nieuwe bedrijfspand is ter sprake gekomen. [eiser] heeft de verwachting uitgesproken dat het pand in mei 2010 zou worden opgeleverd met een overschrijding van de begrote bouwkosten met € 100.000,00. Na te zijn gewezen op de hiervoor onder 2.7 vermelde nadere afspraak, heeft [eiser] volgens de brief aangegeven zelf zorg te dragen voor de financiering van de overschrijding van de bouwbegroting. Ten slotte zou tijdens de bespreking door [eiser] zijn toegezegd om de overstand op de rekening-courant van [eiser] Beheer BV vóór 30 april 2010 aan te zuiveren.
2.12.
Op 6 mei 2010 is er telefonisch contact geweest omdat de overstand niet was aangezuiverd. De tijdens dat gesprek gedane toezegging om de overstand uiterlijk 14 mei 2010 aan te zuiveren, is niet nagekomen.
2.13.
Bij brief van 17 mei 2010 aan [eiser] Beheer heeft Rabobank verzocht de overstand van inmiddels € 20.375,76, uiterlijk op 20 mei 2010 aan te zuiveren. Daaraan is niet voldaan.
2.14.
Op 7 juni 2010 heeft opnieuw een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en Rabobank. Volgens het daarvan door [naam] , accountmanager Bijzonder Beheer van Rabobank, opgemaakte verslag dat per brief van 8 juni 2010 aan [eiser] Beheer is toegestuurd, is daarbij de afspraak gemaakt dat de overstand, inmiddels opgelopen tot € 26.147,85, vóór 23 juni 2010 zou zijn aangezuiverd. Ook is de afspraak gemaakt dat uiterlijk die datum de jaarcijfers van ZON betreffende het jaar 2009, de tussentijdse cijfers tot en met mei 2010 en de prognose voor geheel 2010 zouden worden aangeleverd. Wat betreft de afbouw van het bedrijfspand is afgesproken dat [eiser] voor diezelfde datum een taxatierapport van het pand zou aanleveren waaruit de waarde in onverhuurde staat blijkt na gereedkomen van het pand en een onderbouwde begroting voor de afbouw. Blijkens het verslag heeft [eiser] tijdens het gesprek aangegeven geïnvesteerd te hebben in de overname van een pizzeria in Geldermalsen. In de brief wijst de Rabobank erop dat dergelijke investeringen een extra druk leggen op de liquiditeitspositie en niet passend zijn gezien de overstand op het krediet en het begrotingstekort voor de nieuwbouw.
2.15.
Een op 25 juni 2010 gedagtekende brief van [naam] aan [eiser] Beheer (ter attentie van [eiser] ), luidt als volgt:
(…)
In onze vorige brieven hebben wij onze ernstige zorgen geuit over de continuïteit van uw onderneming en de situatie waarin deze zich bevindt. Met name de stand van de nieuwbouw welke gepleegd wordt, de overschrijding van de bouwbegroting en uw liquiditeitspositie baren ons grote zorgen.
Wij moeten helaas constateren dat de gemaakte afspraken niet door u worden nagekomen. Dit stelt ons uitermate teleur.
Afgelopen week hebben wij telefonisch contact met u gezocht en zijn de volgende zaken besproken:
- de overstand (…) bestaat nog steeds en is niet door u verlaagd. U geeft nu aan dat dit niet mogelijk is ineens, maar dat u deze geleidelijk wilt inlopen. Daar waar u eerder aangaf dat u dit gemakkelijk ineens kon doen. U heeft toegezegd om in ieder geval maandelijks voldoende te storten op de rekening voor de lopende rente- en aflossingsverplichtingen zodat de overstand niet nog verder oploopt. Dit beschouwen wij als een eerste stap in de goede richting, maar desondanks nog steeds onvoldoende;
- u heeft aangegeven dat de jaarcijfers over 2009 alsmede de tussentijdse cijfers 2010 tot en met mei niet tijdig gereed zijn. U heeft ons beloofd dat de concept jaarcijfers 2009 in ieder geval 9 juli in ons bezit zijn. Wij vertrouwen erop dat dan ook tussentijdse cijfers 2010 tot en met mei worden aangeleverd door u;
- ten aanzien van de bouw stelt u dat gestart is met de aanleg van water en elektra en dat de kosten hiervoor uit de lopende exploitatie van Z.O.N. Horeca Express B.V. worden voldaan. Gezien de liquiditeitsspanning die bestaat en de situatie die u heeft geschetst omtrent de omzet- en resultaatsverwachtingen, achten wij dit niet haalbaar. Wij spreken dan ook onze zorg uit over deze wijze van financieren van uw nieuwbouw. Eerder gaf u aan gelden via de familie te kunnen verkrijgen, dit blijkt niet uit uw laatste uitspraak;
- het door ons opgevraagde taxatierapport is nog niet ontvangen. (…) Hetzelfde geldt voor de onderbouwde investeringsbegroting voor de afbouw van uw pand.
(…)
Wij betreuren het dat eerder gemaakte afspraken tot op heden niet zijn nagekomen. Wij maken dan ook de volgende afspraken met u, waarbij wij ervan uitgaan dat deze strikt worden nagekomen door u:
- u levert uiterlijk 2 juli 2010 het taxatierapport aan (…) waaruit de getaxeerde waarde blijkt in onverhuurde staat na gereedkomen van de bouw;
- de jaarcijfers 2009 van zowel Z.O.N. Horeca Express B.V. als van [eiser] Beheer B.V. en de tussentijdse cijfers tot en met mei 2010 worden uiterlijk 9 juli aangeleverd door u;
- uiterlijk 2 juli 2010 levert u een onderbouwde begroting aan waarin alle nog te maken kosten voor de afbouw begroot zijn.
Tot slot verzoeken wij u met klem om geen verdere investering te plegen (…) die niet direct noodzakelijk zijn voor uw bedrijfsvoering. Uw liquiditeitspositie laat dit helemaal niet toe.
(…)
2.16.
Rabobank heeft op 27 juli 2010 wederom gesproken met [eiser] . Tijdens dat gesprek heeft zij onder meer de concept jaarcijfers 2009 van ZON ontvangen, alsmede de aanneemovereenkomst met de uiteindelijke aannemer en offertes voor de aanleg van water en elektra.
2.17.
Bij brief van 2 augustus 2010 heeft Rabobank de financieringsovereenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd en gesommeerd om binnen 14 dagen te voldoen al hetgeen zij van [eiser] Beheer en ZON te vorderen heeft. De brief luidt verder, voor zover hier van belang, als volgt:
(…)
Al geruime tijd komt u uw financiële verplichtingen jegens onze bank niet na. Allereerst vertoont de rekening-courant van [eiser] Beheer B.V. per heden een ongeoorloofde debetstand van € 39.550,37. Ondanks herhaalde verzoeken van ons om aanzuivering en toezeggingen door u dat dit zou plaatsvinden, heeft u hieraan geen opvolging gegeven. Daarnaast blijkt uit de door u aangegeven informatie dat Z.O.N. Horeca Express B.V. in 2009 een fors verlies heeft geleden, waardoor de financieringsverplichtingen niet door u kunnen worden nagekomen. Voorts bent u bezig een bedrijfspand te bouwen, waarvoor wij een financiering beschikbaar hebben gesteld destijds. Uit de door u aangeleverde offertes van de diverse aannemers blijkt dat u een tekort heeft van indicatief € 200.000,-- die nog voldaan moet worden. Hiervoor heeft u geen financieringsbronnen, waardoor het afbouwen van het pand niet gerealiseerd kan worden. Ondanks het acute tekort dat u niet kunt opvangen vanuit uw exploitatie of liquiditeitspositie, laat u aannemers doorgaan met de bouw waarvoor kosten worden gemaakt. (…)
Tevens sommeren wij u om per direct alle bouwactiveiten van welke aard dan ook te staken. (…)
Aangekondigd wordt dat tot uitwinning van de zekerheden zal worden overgegaan, wanneer aan de sommatie geen of geen tijdig gevolg wordt gegeven. Gelijktijdig is [eiser] als borg hierover per brief geïnformeerd.
2.18.
Nadat voldoening van het verschuldigde binnen 14 dagen was uitgebleven, heeft er op 19 augustus 2010 een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en [naam] van de Rabobank. De naar aanleiding daarvan door de Rabobank aan [eiser] Beheer en ZON verstuurde brief van 20 augustus 2010, luidt als volgt:
(…)
U heeft aangegeven dat u een koper heeft gevonden voor het pand welke in aanbouw is van [eiser] Beheer B.V. De koper zou bereid zijn om het pand te kopen voor een bedrag gelijk aan onze totale vordering op [eiser] Beheer B.V. met uitzondering van de debetstand van Z.O.N. Horeca Express B.V. Hij is voornemens het pand vervolgens via uw aannemer af te laten bouwen en vervolgens te gaan verhuren aan Z.O.N. Horeca Express B.V. De koper heeft twee weken de gelegenheid gekregen van u om de financiering te verkrijgen voor de aankoop van het pand.
Wij hebben afgesproken dat u ons uiterlijk 2 september 2010 informeert of de verkoop doorgang kan vinden. (…) Tot 2 september 2010 zal de bank vooralsnog geen verdere stappen richting u ondernemen.
(…)
Tot slot gaf u aan dat de financieel adviseur van de koper contact met mij zal opnemen zodat wij een indruk kunnen krijgen van de kans van slagen van de verkoop. (…)
2.19.
Bij brief van 14 september 2010 heeft de Rabobank, na eerdere telefonische rappels, nogmaals verzocht voornoemde informatie zo spoedig mogelijk te verstrekken.
2.20.
Bij brief van 26 oktober 2010 heeft de Rabobank bevestigd de koopovereenkomst met betrekking tot het bedrijfspand te hebben ontvangen. Zij geeft hierin te kennen dat zij, indien een van de ontbindende voorwaarden door de koper zou worden ingeroepen, hierover onmiddellijk dient te worden geïnformeerd.
2.21.
In december 2010 is gebleken dat de koopovereenkomst is ontbonden, althans dat de levering geen doorgang zou vinden. Hierop heeft de Rabobank [eiser] Beheer en ZON tevergeefs gesommeerd om uiterlijk 19 december 2010 haar vordering, op dat moment groot € 769.143,00 te vermeerderen met rente en kosten, te voldoen.
2.22.
Op 8 februari 2011 is op eigen verzoek het faillissement van [eiser] Beheer en ZON uitgesproken. Omtrent de oorzaak van het faillissement is in het faillissementsverslag 17 februari 2011 het volgende vermeld:
(…)
Volgens de heer [eiser] is de oorzaak van het faillissement gelegen in de financiering die het bedrijf heeft afgesloten bij Rabobank voor de bouw van een nieuw pand. (…)
De heer [eiser] stelt dat de verstrekte financiering te weinig bleek te zijn. Hij geeft aan dat hij in eerste instantie onder de indruk was dat er een hoger bedrag zou worden verstrekt en kwam met de bouwsom niet uit. Dit heeft gefailleerde dusdanig in de financiële problemen gebracht dat uiteindelijk geen andere uitweg kon worden gevonden dan het aanvragen van de eigen faillissementen.
De curator zet voorshands zijn vraagtekens bij dit relaas van de heer [eiser] . (…)
En in het faillissementsverslag van 19 mei 2011:
(…)
De bestuurder wijst telkens weer de vinger naar Rabobank als financier van het bedrijfspand als de directe oorzaak van het faillissement, wat de curator overigens op geen enkele wijze kan bevestigen op basis van zijn bevindingen en de bestuurder zijn stellingen desgevraagd niet gemotiveerd kan onderbouwen. De curator is stellig van mening dat de oorzaak van het faillissement is gelegen in een teruglopend omzet door een verminderde vraag naar producten, terwijl op geen enkele wijze door de bestuurder lijkt te zijn ingegrepen aan de kostenzijde van de onderneming. (…)
2.23.
De curator heeft het in aanbouw zijnde bedrijfspand verkocht. De netto verkoopopbrengst ad € 455.768,93 heeft de Rabobank in mindering gebracht op haar vordering op [eiser] Beheer en ZON. Daarnaast heeft zij een bedrag ontvangen van € 15.354,09 ontvangen ter zake van verpande zaken en debiteuren, zodat de restantvordering op [eiser] Beheer en ZON nog bedraagt € 331.443,00, exclusief rente en kosten.
2.24.
De Rabobank heeft [eiser] aangesproken om zijn borgtochtverplichting ten bedrage van € 175.000,00 na te komen. Hierover is geprocedeerd. Nadat de vordering van de Rabobank uit hoofde van de borgstelling in eerste aanleg was toegewezen, heeft Gerechtshof Arnhem deze bij arrest van 2 oktober 2012 alsnog afgewezen, omdat de echtgenote van [eiser] de overeenkomst van borgtocht op goede gronden buitengerechtelijk had vernietigd.
2.25.
Bij brief van 14 juni 2012 is Rabobank door [eiser] aansprakelijk gesteld voor schade die hij als gevolg van de opzegging van de financiering zou hebben geleden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis voor recht wordt verklaard dat Rabobank aansprakelijk is voor de door hem geleden en nog te lijden schade, en dat Rabobank wordt veroordeeld tot vergoeding aan [eiser] van alle schade die door het handelen van Rabobank is en zal worden veroorzaakt, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Daarnaast vordert [eiser] vergoeding van rente en buitengerechtelijke kosten, alsmede de proceskosten inclusief nakosten.
3.2.
Primair heeft [eiser] aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat Rabobank toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een contractuele zorgplicht jegens hem. Subsidiair stelt [eiser] dat Rabobank onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door de aan [eiser] Beheer en ZON verstrekte financiering op te zeggen.
3.3.
Rabobank voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat met het sluiten van de financieringsovereenkomst tussen Rabobank enerzijds en [eiser] Beheer en ZON anderzijds, ook tussen hem in privé en Rabobank een contractuele verbondenheid is ontstaan. Dit (mede) vanwege de op grond van die overeenkomst verstrekte zekerheden, waaronder de achterstelling van de door hem in privé verstrekte geldlening op alle huidige en toekomstige vorderingen van Rabobank op [eiser] Beheer en ZON alsmede zijn borgstelling in privé. Die contractuele verbondenheid brengt volgens [eiser] mee dat Rabobank de uit hoofde van de financieringsovereenkomst op haar rustende zorgplicht ook jegens hem in privé in acht diende te nemen. Primair stelt hij dat Rabobank die zorgplicht heeft geschonden door de aan [eiser] Beheer en ZON verstrekte financiering op te zeggen, zodat sprake is van een toerekenbare tekortkoming als bedoeld in artikel 6:74 BW.
4.2.
Volgens Rabobank is zij de financieringsovereenkomst met [eiser] Beheer en ZON aangegaan. Van een contractuele financieringsrelatie met [eiser] in privé is geen sprake. Van een tekortkoming in de nakoming van een uit die overeenkomst voortvloeiende zorgplicht tegenover [eiser] , is daarom evenmin sprake.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank maakt het feit dat [eiser] in privé borg moest staan en zijn lening aan [eiser] Beheer ad € 100.000,00 is achtergesteld, niet dat ook hij als contractspartij bij die overeenkomst moet worden aangemerkt. Ten opzichte van de contractspartijen kwalificeert [eiser] als een derde, ook al is hij als (indirect) aandeelhouder en bestuurder bij de totstandkoming ervan betrokken geweest.
4.4.
Dit brengt mee dat de primaire grondslag, die ten onrechte ervan uitgaat dat [eiser] als contractspartij bij de financieringsovereenkomst moet worden aangemerkt en de daaruit voortvloeiende contractuele zorgplicht daarom ook tegenover hem in privé in acht moet worden genomen, niet kan leiden tot toewijzing van de vorderingen.
4.5.
Subsidiair stelt [eiser] dat Rabobank jegens hem persoonlijk onrechtmatig heeft gehandeld door de financieringsovereenkomst met [eiser] Beheer en ZON op te zeggen. Dit vanwege schending van een in het maatschappelijk verkeer geldende zorgvuldigheidsnorm die aan opzegging in de weg zou staan.
4.6.
Volgens [eiser] heeft Rabobank tegen beter weten in te weinig financiering verstrekt voor de nieuwbouw van het bedrijfspand. Als professionele partij had zij moeten waarschuwen voor bijkomende kosten, waarmee in de bouwbegroting geen rekening was gehouden. In het traject naar de opzegging toe heeft zij bovendien oneigenlijke druk op hem uitgeoefend om de liquiditeitspositie van [eiser] Beheer en ZON te versterken. Ook verwijt hij Rabobank kredietverzekeraars te hebben geïnformeerd over de financiële situatie rond zijn vennootschappen, waardoor slechts bij vooruitbetaling goederen konden worden besteld bij toeleveranciers. Door de financieringsovereenkomst zonder goede grond op te zeggen, is uiteindelijk zijn levenswerk en enige bron van inkomen verloren gegaan. Bovendien wist Rabobank dat hij in privé borg stond en dat hij zijn vordering op [eiser] Beheer ten bedrage van € 100.000,00 door de achterstelling oninbaar zou lijden, waardoor hij financieel is getroffen. Rabobank had zich onder die omstandigheden van opzegging van de financieringsovereenkomst moeten onthouden, aldus [eiser] . In plaats hiervan had zij een extra financiering moeten verstrekken, zodat het bedrijfspand afgebouwd had kunnen worden. De schade die hij als gevolg van de opzegging heeft geleden wil hij door Rabobank vergoed zien. Afgeleide schade, zoals aan de orde in het arrest HR 2 december 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1564, NJ 1995, 288 (Poot/ABP), wordt door hem uitdrukkelijk niet gevorderd.
4.7.
Volgens Rabobank houdt [eiser] haar ten onrechte aansprakelijk voor de ondergang van [eiser] Beheer en ZON. Zij heeft bij de opzegging, het daaraan voorafgaande traject en ook daarna de vereiste zorgvuldigheid betracht. [eiser] Beheer en ZON had zij al bijna vier maanden tevergeefs verzocht en gesommeerd om de ongeoorloofde overstand op het krediet aan te zuiveren. Bovendien bleek uit de aangeleverde informatie dat ZON over 2009 een aanzienlijk verlies had geleden. Ook heeft [eiser] Beheer, ondanks waarschuwingen, de kosten van bouw van het bedrijfspand niet in de hand gehouden en is het tekort verder opgelopen. De overschrijding van de bouwbegroting diende volgens afspraak uit eigen middelen te worden gefinancierd. Tot verstrekking van een extra financiering was zij niet gehouden, sterker nog, zij had bij voorbaat aangegeven dit niet te zullen doen. Omdat mede door die overschrijding ook niet meer aan de bancaire verplichtingen kon worden voldaan, bestond voldoende grond voor opzegging waarin was voorzien in de van toepassing zijnde algemene voorwaarden. Daartoe is zij niet lichtvaardig overgegaan, aldus nog steeds Rabobank. Haar besluit tot opzegging, met inbegrip van de daaraan ten grondslag gelegde reden, de in acht genomen termijn voor opzegging en de verdere afwerking van de relatie, heeft zij op een zorgvuldige wijze genomen. Ook indachtig de normen van redelijkheid en billijkheid was zij tot opzegging bevoegd. Rabobank betoogt dat wanneer zij de financieringsovereenkomst niet zou hebben opgezegd, zij mogelijk de schijn van kredietwaardigheid had gewekt tegenover andere (potentiële) schuldeisers. Bovendien wijst Rabobank er ook in dit verband op dat de financieringsovereenkomst niet met [eiser] is gesloten, maar met zijn vennootschappen. Deze vennootschappen hebben haar ter zake van de opzegging nooit een verwijt gemaakt. Evenmin is de curator na faillissement een procedure jegens haar begonnen. Daarnaast betoogt zij dat de door [eiser] gestelde schade ook zou zijn geleden wanneer zij de financiering niet zou hebben opgezegd.
4.8.
De rechtbank overweegt als volgt. Indien aan een vennootschap door een derde vermogensschade wordt toegebracht door het niet behoorlijk nakomen van contractuele verplichtingen tegenover de vennootschap of door gedragingen die tegenover de vennootschap onrechtmatig zijn, heeft in beginsel alleen de vennootschap het recht uit dien hoofde van die derde schadevergoeding te vorderen (zie het eerder genoemde arrest HR Poot/ABP).
4.9.
De stellingen van [eiser] komen er echter op neer dat Rabobank (ook) jegens hem persoonlijk onrechtmatig heeft gehandeld en dat de door hem geleden schade het gevolg is van een samenhangend geheel van onrechtmatige gedragingen die alle verband houden met door Rabobank in het maatschappelijk verkeer in acht te nemen zorgvuldigheidsnormen rond de opzegging van de financiering (zie ook HR 2 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2365, NJ 1997, 662 (Kip en Sloetjes).
4.10.
[eiser] heeft in dit kader erop gewezen dat ten tijde van de aan Rabobank verweten gedragingen zijn belangen sterk met die van [eiser] Beheer en ZON verweven waren, mede in verband met de door hem in privé gegeven zekerheden, en zijn afhankelijkheid wat inkomensvorming betreft van het door hem binnen [eiser] Beheer en ZON uitgeoefende bedrijf.
4.11.
Naar het oordeel van de rechtbank was Rabobank onder de gegeven feiten en omstandigheden (de overstand was in vier maanden tijd opgelopen tot € 39.550,37, afspraken met Rabobank werden niet nagekomen en het geld voor de bouw was al volledig benut terwijl het bedrijfspand nog niet af was) contractueel bevoegd de financieringsovereenkomst met [eiser] Beheer en ZON op te zeggen per 2 augustus 2010. Door dit te doen, heeft zij niet in strijd met een op haar rustende zorgplicht gehandeld. In het aan de opzegging voorafgaande traject heeft zij [eiser] Beheer en ZON voldoende indringend gewezen op en gewaarschuwd voor de (gevolgen van de) overstand op het krediet, de overschrijding van de bouwbegroting en het doen van bedrijfsvreemde investeringen in pizzeria’s, zoals blijkt uit de in 2.11 tot en met 2.16 genoemde brieven en gespreksverslagen. Tot verstrekking van een extra financiering was zij niet gehouden, te minder nu Rabobank bij voorbaat had aangegeven dit niet te zullen doen. Ter comparitie is duidelijk geworden dat een mogelijke opzegging in het voortraject ter sprake is gekomen. Pas nadat aan de waarschuwingen onvoldoende gehoor werd gegeven en gebleken was van een verlies over het jaar 2009, heeft Rabobank de financieringsovereenkomst opgezegd. Ook na opzegging is zij niet rauwelijks tot invordering van het aan haar verschuldigde c.q. uitwinning van haar zekerheidsrechten overgegaan. Zo blijkt uit de onder 2.18 genoemde brief dat Rabobank bereid is geweest mee te werken aan een verkoop van het bedrijfspand door [eiser] Beheer aan een derde. Van een opzegging die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaarheid is, is onder voormelde feiten en omstandigheden ook geen sprake.
4.12.
Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, hoefde de gestelde omstandigheid dat [eiser] voor zijn inkomensvorming was aangewezen op het binnen [eiser] Beheer en ZON uitgeoefende bedrijf, Rabobank niet van opzegging te weerhouden waartoe zij - gelet op het voorgaande - contractueel bevoegd was. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat [eiser] in privé zekerheden had gesteld, waardoor opzegging van de financiering en een daarop volgend faillissement van [eiser] Beheer en ZON voor hem niet zonder financiële gevolgen zouden zijn.
4.13.
Ook wanneer beide hiervoor genoemde omstandigheden in samenhang worden bezien, leidt dat, gelet op de feiten en omstandigheden waaronder opzegging heeft plaatsgevonden, niet tot de slotsom dat Rabobank tegenover [eiser] heeft gehandeld in strijd met een in het maatschappelijke verkeer te betrachten zorgvuldigheidsnorm. Feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn gesteld noch gebleken.
4.14.
Bovendien heeft [eiser] tegenover de gemotiveerde betwisting door Rabobank onvoldoende onderbouwd dat de opzegging ook de door hem gestelde, met het faillissement van de vennootschappen verband houdende schade tot gevolg heeft gehad. Immers, uit de faillissementsverslagen komt naar voren dat het faillissement van de vennootschappen een andere oorzaak heeft gehad dan het opzeggen van de financiering door Rabobank, oftewel dat het faillissement ook zou hebben gevolgd als de financiering niet zou zijn opgezegd. Het voor een onrechtmatige daad vereiste causale verband tussen onrechtmatige gedraging (opzegging van de financiering) en schade is derhalve niet komen vast te staan.
4.15.
Uit het voorgaande volgt dat ook de subsidiaire grondslag niet tot toewijzing van de vorderingen kan leiden.
4.16.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- griffierecht 613,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.517,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 1.517,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F.R. Woeltjes en in het openbaar uitgesproken op
18 november 2015.