ECLI:NL:RBGEL:2016:4935

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
14 september 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 7256
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de heffing van overdrachtsbelasting met betrekking tot een woonark

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de heffing van overdrachtsbelasting in verband met de aankoop van een perceel grond bij een woonark. Dit is een vervolg op een tussenuitspraak van 24 mei 2016, waarin de rechtbank het onderzoek had heropend. De centrale vraag was of de woonark van de belastingplichtige als onroerend goed moest worden beschouwd, wat van invloed zou zijn op het toepasselijke tarief van de overdrachtsbelasting. De belastingplichtige stelde dat de woonark duurzaam met de oever was verbonden, terwijl de inspecteur van de Belastingdienst betoogde dat de woonark roerend was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de belastingplichtige niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de woonark in zodanige mate duurzaam is verenigd met de oever dat deze als onroerend kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de feitelijke situatie, waaronder de verbindingen van de woonark met de oever en de wijze waarop nutsvoorzieningen zijn aangesloten. De rechtbank concludeerde dat de woonark, net als in een eerder arrest van de Hoge Raad, als roerend moet worden beschouwd. Dit betekent dat er geen overdracht van een aanhorigheid bij een woning heeft plaatsgevonden, en dat de belastingplichtige terecht 6% overdrachtsbelasting heeft voldaan.

De rechtbank verklaarde het beroep van de belastingplichtige ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 15/7256

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 20 september 2016

in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 24 mei 2016 een tussenuitspraak gedaan. Voor het procesverloop tot dat moment en de vastgestelde feiten verwijst zij naar de tussenuitspraak.
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak het onderzoek heropend. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft eiser bij brief van 17 juni 2016 nadere stukken ingediend. Verweerder heeft op 24 juni 2016 een reactie gestuurd, die door de rechtbank is geweigerd, omdat daarin ook op andere zaken werd ingegaan dan waarvoor het onderzoek was heropend. Daarop heeft verweerder een nieuwe brief, gedateerd 5 juli 2016, met bijlagen ingezonden.
De overgelegde stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

De verdere beoordeling van het geschil
1. In geschil is of eiser in verband met de aankoop van een perceel grond gelegen bij zijn woonark 2 dan wel 6% overdrachtsbelasting verschuldigd is. Daarbij is van belang of de woonark onroerend is. Verweerder heeft voor het overige niet betwist dat aan de vereisten voor het zijn van aanhorigheid is voldaan, zodat de rechtbank aanleiding ziet (eerst) op de vraag in te gaan of de woonark onroerend is, zoals eiser stelt, dan wel roerend, zoals verweerder aanvoert.
2. Nu voor de beoordeling in dit geval de feitelijke situatie doorslaggevend is, heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld foto’s over te leggen. Beoordeeld dient te worden of de woonark duurzaam is verenigd met de oever. Eiser heeft aangevoerd dat de woonark op een betonnen casco drijft, waardoor deze niet kan varen. Hij kan in theorie worden versleept, maar dit dient geen enkel doel. De woonark is met stalen drijvers (c.q. beugels aan palen), loopbruggen, een rioleringsbuis, elektriciteitskabels, gasleiding en glasvezelkabel met de oevergrond verbonden. De woonark is ook opgenomen in het woningbestand van de gemeente.
3. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 24 mei 2016 overwogen dat er grote overeenkomsten zijn tussen de onderhavige zaak en die in het arrest van de Hoge Raad van 9 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV8198. De desbetreffende marina werd roerend geoordeeld. Een reden om anders te beslissen over de woonark van eiser zou naar het oordeel van de rechtbank gelegen kunnen zijn in de wijze waarop de nutsvoorzieningen op de woonark zijn aangesloten en de wijze waarop de loopbruggen zijn verbonden. Uit de door eiser overgelegde foto’s en de daarbij door eiser gegeven toelichting leidt de rechtbank af dat ook de leidingen voor de nutsvoorzieningen in het geval van eiser flexibele leidingen zijn en dat de loopbruggen evenzeer een flexibele verbinding met de wal hebben, wat te maken heeft met het kunnen opvangen van de deining als gevolg van passerende schepen. Aan de achterzijde is sprake van ten minste één beugel om een paal (de door eiser eerder gememoreerde stalen drijvers), naar de rechtbank aanneemt eveneens om hoogteverschillen te kunnen opvangen. Op basis van de foto’s moet geconcludeerd worden dat de feiten en omstandigheden in deze zaak zozeer lijken op die in het voornoemde arrest van 9 maart 2012 dat de rechtbank geen aanleiding ziet in dit geval tot een andere conclusie te komen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de woonark in zodanige mate duurzaam is verenigd met de oever dat deze als onroerend moet worden beschouwd. De opname in het woningbestand van de gemeente kan daaraan niet afdoen, omdat dit niets zegt over de feitelijke vereniging met de oever, nog daargelaten dat verweerder heeft aangevoerd dat de gemeente de woonark als roerend heeft bestempeld.
4. Nu de woonark roerend is, heeft geen overdracht van een aanhorigheid bij een woning plaatsgevonden en is terecht 6% overdrachtsbelasting voldaan. De vraag of de rechtbank zelfstandig dient te beoordelen of aan de overige vereisten is voldaan om te spreken van een aanhorigheid kan daarmee onbesproken blijven.
5. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Leeuwen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 20 september 2016
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.