ECLI:NL:HR:2012:BV8198
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de kwalificatie van een waterwoning als roerende zaak in het belastingrecht
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 4 maart 2011, betreffende een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting die aan belanghebbende was opgelegd. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, maar de Inspecteur handhaafde de aanslag. De Rechtbank te Breda verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Hierop stelde belanghebbende hoger beroep in bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en de naheffingsaanslag ongeldig verklaarde.
De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie, waarbij de Hoge Raad zich moest buigen over de vraag of de waterwoning, ook wel aangeduid als marina, als onroerende zaak kan worden gekwalificeerd. De Hoge Raad oordeelde dat de marina, gezien zijn constructie en de omstandigheden waaronder deze zich bevindt, moet worden aangemerkt als een roerende zaak. De Hoge Raad benadrukte dat bij de beoordeling van de vraag of de marina als onroerend moet worden beschouwd, niet het recreatiepark als hoofdzaak in aanmerking moet worden genomen, maar de grond onder en naast de marina zelf. De verkeersopvatting kan alleen in aanmerking worden genomen als er onzekerheid bestaat over de duurzaamheid van de verbinding met de grond.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten, vastgesteld op € 874 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en werd openbaar uitgesproken op 9 maart 2012.