In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen Maatschap Lodder & Co Accountants en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], over de rechtsgeldigheid van een pandrecht op toekomstige vorderingen. Maatschap Lodder vordert betaling van een bedrag van € 24.818,53, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een pandrecht dat zou zijn gevestigd op de activa van NuAdvies, een failliete onderneming waarmee Maatschap Lodder een rekening-courantovereenkomst had. De rechtbank heeft vastgesteld dat Maatschap Lodder een rechtsgeldig pandrecht had gevestigd, dat ook na het faillissement van NuAdvies van kracht bleef. De rechtbank oordeelt dat de gedaagden niet bevrijdend konden betalen aan NuAdvies, omdat Maatschap Lodder na de mededeling van het pandrecht aan [gedaagde sub 1] de inningsbevoegdheid had verkregen. De rechtbank wijst de vorderingen van Maatschap Lodder toe en veroordeelt [gedaagde sub 2] tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De vorderingen in reconventie van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden afgewezen, omdat het pandrecht rechtsgeldig tot stand is gekomen en de gedaagden onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun verweer.