ECLI:NL:RBGEL:2017:2852

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4741
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoging WIA-uitkering vanwege hulpbehoevendheid bij visuele handicap

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een WIA-uitkering ontvangt, en verweerder, het UWV. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verhoging van zijn uitkering vanwege hulpbehoevendheid als gevolg van een visuele handicap. Het UWV had deze aanvraag afgewezen, waarna eiser in beroep ging. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 25 augustus 2011 uitviel voor zijn werk als magazijnmedewerker door oogklachten en dat hij vanaf 22 augustus 2013 een loonaanvullingsuitkering ontving. Eiser stelde dat hij hulp nodig had bij dagelijkse levensverrichtingen, maar het UWV baseerde de afwijzing op de conclusie dat er geen noodzaak was voor continue oppassing of geregelde handreikingen. Tijdens de zitting op 8 maart 2017 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om verweerder de gelegenheid te geven een medisch onderzoek uit te voeren. Na het indienen van een medisch rapport concludeerde de rechtbank dat de door het UWV voorgestelde oplossingen voor eiser's dagelijkse handelingen buiten het normale gedragspatroon vallen. De rechtbank oordeelde dat eiser recht heeft op een verhoging van zijn uitkering tot 85% vanwege hulpbehoevendheid, en herroept het primaire besluit van het UWV. De ingangsdatum van de verhoging is vastgesteld op 16 februari 2015. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 16/4741

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.A. van Ham),
en
[verweerder]te [plaats], verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag voor verhoging van zijn uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanwege hulpbehoevendheid afgewezen.
Bij besluit van 1 augustus 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2017. Eiser is verschenen, vergezeld van zijn vriendin en zijn vader en bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.M. Marquenie.
Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen een medisch onderzoek in te stellen.
Bij brief van 23 maart 2017 heeft verweerder een medisch rapport van 21 maart 2017 overgelegd.
Eiser heeft bij brief van 4 april 2017 gereageerd op het door verweerder ingebrachte medische rapport.
Na van partijen toestemming te hebben verkregen voor het achterwege laten van een nadere zitting heeft de rechtbank het onderzoek op 12 mei 2017 gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser is op 25 augustus 2011 uitgevallen voor zijn werk als magazijnmedewerker vanwege oogklachten. Met ingang van 22 augustus 2013 is aan eiser een loonaanvullingsuitkering ingevolge de Wet WIA toegekend en vanaf 29 juli 2014 ontvangt eiser een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA). Op 11 februari 2016 heeft eiser bij verweerder een aanvraag ingediend om met ingang van 10 februari 2015 in aanmerking te komen voor een verhoging van zijn WIA-uitkering wegens hulpbehoevendheid. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen en bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard.
2. Verweerder heeft de weigering gebaseerd op de vaststelling dat bij eiser geen noodzaak is voor een min of meer continue oppassing en voor geregelde handreikingen zoals beschreven in de Beleidsregel verhoging uitkering bij hulpbehoevendheid (hierna: de Beleidsregel). Hieraan ligt een medisch rapport ten grondslag.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid, aangezien hij niet medisch is onderzocht door een (bezwaar)verzekeringsarts. Bovendien worden de sociale status en het persoonlijk en sociaal functioneren wel heel erg summier beschreven. Daarnaast leest de verzekeringsarts bezwaar en beroep (va b&b) een beperking in de Beleidsregel (“op de persoonlijke verzorging betrekking hebbende”) die niet in de Beleidsregel is opgenomen.
Eiser krijgt hulp bij het strikken van zijn veters, het aantrekken van een trui, het dichtknopen van een overhemd, het scheren en het kammen van zijn haar. Eiser gebruikt metformine en soms paracetamol. Hij dient zichzelf dagelijks een tablet metformine toe. Er moet op worden toegezien dat hij niet abusievelijk een verkeerde tablet inneemt. Vanwege zijn ziekte (ogen en diabetes) is eiser aangewezen op geregelde handreikingen door derden. Het huishoudelijk werk wordt door derden gedaan en ook voor verblijf buitenshuis is eiser aangewezen op hulp.
4.1
Het medisch onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van de verzekeringsarts M. van Oostrom van 15 maart 2016 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (va b&b) R. Reddingius van 21 juli 2016.
4.2
Reddingius schrijft dat de Beleidsregel als uitgangspunt wordt genomen. Eiser is afhankelijk van verplaatsen buitenshuis door derden, maar dit valt buiten het bestek van de Beleidsregel. Eiser is daarnaast afhankelijk van derden voor de huishouding inclusief koken, maar dat valt eveneens buiten het bestek van de Beleidsregel. Ook het lezen van teksten en het communiceren met behulp van de computer valt buiten de Beleidsregel. Er is bij eiser geen noodzaak voor min of meer continue oppassing omdat eiser geen lichamelijke of psychomentale (bijvoorbeeld dementie of psychose) beperkingen heeft in die zin dat er risico is voor het toebrengen van letsel aan zichzelf of anderen. Ook is eiser zelfstandig voor wat betreft aan- en uitkleden, eten, drinken alsook de toiletgang. De gevolgtrekking is dat eiser geen hulp nodig heeft voor alle of nagenoeg alle essentiële dagelijks terugkerende levensverrichtingen. Er is ook geen reden om aan te nemen dat er iemand altijd in de buurt moet zijn, zodat er evenmin een noodzaak is voor geregelde handreikingen door derden.
5.1
In artikel 53 van de Wet WIA is bepaald dat, indien de verzekerde verkeert in een blijvende of voorlopig blijvende toestand van hulpbehoevendheid die geregeld oppassing en verzorging nodig maakt, de arbeidsongeschiktheidsuitkering voor de duur van die hulpbehoevendheid wordt verhoogd door vermenigvuldiging met ten hoogste een factor 100/75.
5.2
Voor de uitleg van de in deze bepalingen voorkomende begrippen geregelde verzorging en oppassing en de daaraan gekoppelde mate van verhoging van de uitkering, is door de rechtsvoorganger van Uwv beleid vastgesteld in het Besluit verhoging arbeidsongeschiktheidsuitkering bij hulpbehoevendheid 1999 (Stcr. 1999, 37). Dit beleid is gebaseerd op indeling in twee categorieën, te weten verhoging tot 85% of tot 100% van de grondslag. Op 23 oktober 2007 is dit beleid opnieuw vastgesteld en neergelegd in de “Beleidsregel verhoging uitkering bij hulpbehoevendheid”. Onder geregelde verzorging wordt ingevolge deze beleidsregels verstaan hulp bij alle of nagenoeg alle (verhoging tot 100%) of sommige (verhoging tot 85%) van de essentiële en steeds terugkerende dagelijkse levensverrichtingen, zoals wassen, aan- en uitkleden en toiletgang. Huishoudelijke taken en verplaatsingen kunnen daaronder niet begrepen worden geacht. De rechtbank ziet geen reden over deze beleidsregels anders te oordelen dan de Centrale Raad van Beroep heeft gedaan. Dit betekent dat dit beleid als zodanig de rechterlijke toets doorstaat (zie de uitspraken van 9 juli 1999, ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8406, van 9 juni 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AX8886 en van 22 december 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO9525).
6. Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst, teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen eisers aanvraag alsnog te beoordelen door middel van een medisch onderzoek.
7. Naar aanleiding van de schorsingsbeslissing van de rechtbank heeft verweerder een rapport overgelegd van va b&b Reddingius van 21 maart 2017. Reddingius heeft eiser op 21 maart 2017 thuis heeft bezocht en met hem en zijn vriendin alle dagelijks terugkerende levensverrichtingen doorgesproken.
-eiser kan zichzelf zelfstandig aan- en uitkleden. Het dichtknopen van een overhemd is lastig, maar omdat een overhemd voor hem geen noodzakelijk kledingstuk is draagt hij makkelijke kleding, zoals bijvoorbeeld een trui of een T-shirt;
-tandenpoetsen is lastig omdat de tandpasta wel eens van de borstel valt. Volgens Reddingius is dit te voorkomen door een beetje tandpasta op de vinger in plaats van op de tandenborstel te doen;
-scheren (elektrisch) is volgens eiser moeilijk omdat hij plekken op zijn gezicht mist. Volgens Reddingius is elektrisch scheren op gevoel mogelijk;
-eiser kan zijn haar niet goed in model kammen. Volgens Reddingius is dat geen probleem, omdat eiser geen lang haar heeft en kalende is. Bovendien is het haar precies in model kammen niet dagelijks nodig en kan eisers vriendin hem helpen. Zonodig draagt eiser een pet. Ook is een optie dat eiser zijn haar korter laat knippen;
-eiser kan moeilijk de douchecabine betreden omdat de drempel ongeveer 30 cm hoog is. Volgens Reddingius is eiser, door te bukken en de drempel te voelen, veilig in staat om over de drempel te stappen. Bovendien zou hij ook met zijn voet de drempel moeten kunnen voelen of zich kunnen vasthouden aan de wand van de douchecabine;
-eiser kan zelfstandig eten. Drinken doet hij uit flesjes die zijn vriendin vult omdat hij anders morst.
Eiser heeft binnenkort een gesprek met het gespecialiseerde blindeninstituut Bartiméus voor hulpverlening op maat.
Reddingius komt tot de conclusie dat eiser geen hulp nodig heeft bij (nagenoeg) alle essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen, en evenmin bij sommige van deze verrichtingen. Voor continue oppassing is geen noodzaak. Wel is er sprake van geregelde handreikingen door derden (zijn vriendin). Volgens Reddingius komt eiser op grond van de Beleidsregel niet in aanmerking voor een verhoging van zijn uitkering vanwege hulpbehoevendheid.
8.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het huisbezoek door de va b&b alsnog een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht. De rechtbank onderschrijft evenwel niet de conclusie, zoals weergegeven in het rapport van va b&b Reddingius van 21 maart 2017.
Getuige het rapport van Reddingius is eiser niet in staat om sommige essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen op een normale wijze zelfstandig uit te voeren. De rechtbank is van oordeel dat de door Reddingius voorgestelde oplossingen voor het uitvoeren van deze handelingen wellicht praktisch van aard zijn, maar zozeer buiten het gedragspatroon dat volgens aanvaarde normen kan worden aangenomen voor een man als eiser vallen dat van eiser in alle redelijkheid niet verwacht kan worden dat hij structureel over zal gaan tot het toepassen van de in het rapport vermelde kunstgrepen.
Nu op grond van het rapport van Reddingius vast is komen te staan dat eiser is aangewezen op geregelde handreikingen door derden leidt dit er toe dat eiser voldoet aan de voorwaarde, zoals gesteld in artikel 3, eerste lid van verweerders Beleidsregel. Dit betekent dat eiser aan de voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor een verhoging van zijn uitkering tot 85% vanwege hulpbehoevendheid.
De rechtbank ziet op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting geen grond om aan te nemen dat eiser is aangewezen op hulp bij alle of nagenoeg alle van de essentiële en steeds terugkerende dagelijkse levensverrichtingen.
8.2
Het voorgaande betekent dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond dient te worden verklaard. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd op grond van artikel 7:12, eerste lid van de Awb. Gelet op het in artikel 8:41a van de Awb neergelegde uitgangspunt om het geschil zoveel mogelijk definitief te beslechten, zal de rechtbank op grond van artikel 8:72, derde lid onder b van de Awb zelf in de zaak voorzien. De rechtbank zal daarom het primaire besluit herroepen en bepalen dat eiser recht heeft op verhoging van zijn uitkering vanwege hulpbehoevendheid, waarbij de arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig het bepaalde in artikel 53 van de Wet WIA, wordt verhoogd door vermenigvuldiging met een factor 85/75.
Verweerder heeft eisers aanvraag ontvangen op 15 februari 2016. De rechtbank stelt de ingangsdatum van deze verhoging vast op 16 februari 2015 (52 weken voor de ontvangst van de aanvraag door verweerder). De rechtbank heeft hierbij in overweging genomen dat eiser een IVA-uitkering ontvangt vanaf 29 juli 2014 en dat de in het rapport van verweerders arts P.A. van Beek van 4 september 2014 vermelde door eiser ervaren belemmeringen in verband met zijn slechte visus overeenkomen met de door Reddingius waargenomen belemmeringen.
9. Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser voor de behandeling van het bezwaar en beroep heeft moeten maken. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 990,- voor het bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde van € 495,- per punt) en € 990,- voor het beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Tevens zal verweerder eiser het door hem betaalde griffierecht van € 46,- dienen te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiser met ingang van 16 februari 2015 in aanmerking komt voor een verhoging van zijn WIA-uitkering vanwege hulpbehoevendheid en stelt daarbij de verhoging vast op de factor 85/75;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • veroordeelt verweerder in de kosten van eiser in bezwaar tot een bedrag van € 990,-;
  • veroordeelt verweerder in de kosten van eiser in beroep tot een bedrag van € 990,-;
  • gelast dat verweerder eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 46,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van
J. de Graaf, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.