ECLI:NL:RBGEL:2017:4026

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juli 2017
Publicatiedatum
31 juli 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 163
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van dwangsom bij niet tijdig beslissen op bezwaren tegen belastingaanslagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, over de toekenning van een dwangsom. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) over het jaar 2012. Eiser diende op 15 juli 2016 twee formulieren in voor een dwangsom, omdat er niet tijdig op zijn bezwaren was beslist. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht één dwangsom van € 1.260 had toegekend, omdat de zaken inhoudelijk samenhangen. De rechtbank overwoog dat er sprake is van twee verschillende aanslagen, maar dat de samenhang tussen de bezwaren relevant is voor de dwangsomregeling. De hoogte van de aanslag ZVW is immers afhankelijk van het belastbaar inkomen dat onderwerp is van de bezwaarprocedure tegen de aanslag IB/PVV. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht heeft volstaan met de toekenning van één dwangsom, omdat er inhoudelijke samenhang is tussen de bezwaren. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RechtbanK gelderland
Team belastingrecht
zaaknummer: AWB 17/163
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2017
in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 9 december 2016. Daarbij is het bezwaar van eiser tegen het afwijzen van een dwangsom ongegrond verklaard.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2017. Eiser is verschenen. Namens verweerder is [gemachtigde] verschenen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Op 9 december 2015 heeft verweerder de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) over het jaar 2012 aan eiser opgelegd. Bij brief van 10 december 2015 heeft eiser daartegen bezwaar gemaakt. Op 15 juli 2016 heeft eiser twee formulieren “Dwangsom bij niet tijdig beslissen” ingevuld. Deze heeft verweerder op 19 juli 2016 ontvangen.
2. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder niet tijdig op de bezwaren heeft beslist. Er is nog steeds niet beslist. Verweerder heeft eiser een dwangsom van € 1.260 (de maximale dwangsom op grond van artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht) toegekend met betrekking tot het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2012. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of verweerder een aanvullende dwangsom verschuldigd is voor het te laat beslissen op het bezwaar tegen de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage ZVW.
3. Voorop staat dat sprake is van twee verschillende aanslagen en twee afzonderlijke dwangsomaanzeggingen. Dat tegen beide aanslagen in dezelfde brief bezwaar is gemaakt acht de rechtbank niet van belang. Niettemin kan er sprake zijn van een zodanige samenhang tussen bezwaren dat geen recht bestaat op een dwangsom voor elke zaak afzonderlijk.
4. Voorbeelden van samenhangende zaken voor de dwangsomregeling zijn onder meer 742 inhoudelijk vergelijkbare WOB-verzoeken (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 28 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1870), bezwaren tegen de WOZ-waarden van twee identieke panden (de twee helften van een twee-onder-een-kapwoning, zie Hoge Raad 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1352), op één biljet vermelde beslissingen op bezwaren tegen een belastingaanslag, een vergrijpboete en heffingsrente (Hoge Raad 25 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:485) en verschillende correcties gebaseerd op de uitkomsten van één boekenonderzoek (Rechtbank Gelderland 14 april 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:2067). Hieruit kan worden afgeleid dat wanneer sprake is van inhoudelijke samenhang (met name hetzelfde feitencomplex), dit gevolgen kan hebben voor het aantal keren dat een dwangsom verschuldigd is. De vraag of sprake is van één aanslag of meer aanslagen op één of meer biljetten kan relevant zijn, maar is dus niet doorslaggevend.
5. In dit geval is zeker sprake van inhoudelijke samenhang. De hoogte van de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage ZVW is immers afhankelijk van de hoogte van het belastbaar inkomen, dat onderwerp is van de bezwaarprocedure tegen de aanslag IB/PVV. Inhoudelijk heeft eiser geen andere argumenten aangevoerd. Dit brengt ook mee dat niet eerder op het bezwaar tegen de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage ZVW kan worden beslist dan nadat is beslist op het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV. In deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanige samenhang dat verweerder terecht heeft volstaan met toekenning van één dwangsom van € 1.260.
6. Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in aanwezigheid van M.I.M. Geraerts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.