Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[gefailleerde 1]en
[gefaillieerde 2],
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het vonnis in het incident van 31 mei 2017
- de incidentele conclusie tot schorsing tevens (voorwaardelijk) conclusie van antwoord
- de conclusie van antwoord in het incident tot schorsing.
2.De beoordeling in het incident
5in plaats van op 26 juni 201
7zoals genoemd in het Publicatieblad. Zo wijzen de kinderen erop dat met de terminologie ‘van toepassing’ wordt bedoeld de datum van inwerkingtreding alsmede dat het niet mogelijk is dat een artikel, in dit geval artikel 86 van de EU Insolventieverordening, op een eerdere datum in werking treedt, te weten op 26 juni 2016, dan de datum waarop de verordening van toepassing is, te weten 26 juni 2017. Er is, volgens de kinderen, in het Publicatieblad dan ook sprake van een omissie met betrekking tot de datum waarop de verordening van toepassing is. Die datum had gelijk moeten zijn aan de datum van inwerkingtreding, te weten 26 juni 2015.
STANDPUNT (EU) Nr. 7/2015 VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europese Parlement en de Raad betreffende insolventieprocedures (herschikking) Door de Raad vastgesteld op 12 maart 2015 (2015/C 141/01), blijkt dat de EU Insolventieverordening van toepassing wordt 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening en dat artikel 86 eerder van toepassing is. Laatstgenoemd artikel gaat enkel over het verstrekken van informatie aan het publiek en er vloeien geen rechtsgevolgen uit voort. Gelet hierop ziet de rechtbank niet dat sprake zou zijn van een omissie in de EU Insolventieverordening zoals de kinderen betogen.
3.De beoordeling in de hoofdzaak
4.De beslissing
20 september 2017voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden oktober 2017 tot en met januari 2018, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,