In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 februari 2017 uitspraak gedaan over een loonsanctie opgelegd aan een werkgever op basis van de Wet WIA. Eiseres, een stichting, had de verplichting om het loon van een werknemer, die wegens gehoorproblemen gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, door te betalen. De werknemer had een aanvraag gedaan voor een uitkering op grond van de Wet WIA, waarna de werkgever werd geconfronteerd met een loonsanctie omdat verweerder oordeelde dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever onvoldoende waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkgever voldoende inspanningen had geleverd om de werknemer te re-integreren in een passende functie, maar dat er geen mogelijkheden waren om dit te realiseren binnen de organisatie. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had onderbouwd waarom de re-integratie-inspanningen van de werkgever niet adequaat waren en dat de loonsanctie ten onrechte was opgelegd. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen, waardoor de werkgever niet langer onder de loonsanctie viel. Tevens werd bepaald dat de verweerder de proceskosten van de eiseres diende te vergoeden.