In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil over directe planschade. Eiser, eigenaar van een pand waarin hij een bakkerij exploiteert, heeft een verzoek ingediend om tegemoetkoming in planschade als gevolg van een wijziging in het bestemmingsplan. Het primaire besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland kende eiser een tegemoetkoming van € 11.500 toe, maar na bezwaar werd dit bedrag verhoogd naar € 18.400. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de planologische mogelijkheden voor eiser zijn verslechterd door de wijziging van het bestemmingsplan, dat alleen een bakkerij toestaat en andere vormen van detailhandel uitsluit. De rechtbank heeft de taxatie van de waarde van het pand beoordeeld en geconcludeerd dat de waardevermindering als gevolg van de planologische wijziging substantieel is. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat het college ten onrechte een korting van 20% op de schade heeft toegepast, omdat de beperking van de detailhandelsfunctie niet in de lijn van de verwachtingen lag volgens het concentratiebeleid van de gemeente.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het planologisch nadeel opnieuw moet worden getaxeerd zonder de korting. Tevens zijn de proceskosten van eiser vergoed en is het griffierecht terugbetaald. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de motivering van besluiten die betrekking hebben op planschade en de toepassing van kortingen op schadevergoeding.