In deze zaak heeft eiseres, voorheen bekend als [E] B.V., op 9 maart 2018 beroep ingesteld tegen een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting van € 2.365.200 die door verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst, was opgelegd. De naheffingsaanslag was gebaseerd op de verkrijging van 170 zendmasten van [F] B.V. door eiseres, die deze masten deels op eigen grond, deels op gehuurde grond en deels op grond met een opstalrecht heeft verkregen. Eiseres heeft geen overdrachtsbelasting op aangifte voldaan en verweerder heeft een naheffingsaanslag opgelegd, die na bezwaar deels is verminderd. De centrale vraag in deze procedure is of eiseres recht heeft op de vrijstelling van overdrachtsbelasting zoals opgenomen in artikel 15, eerste lid, onderdeel y, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970, ook wel de netwerkvrijstelling genoemd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de zendmasten als onroerende zaken zijn aan te merken, maar dat zij niet deel uitmaken van het elektronische communicatienetwerk. De rechtbank oordeelt dat de zendmasten geen bestanddeel zijn van het net, omdat zij niet voldoen aan de wettelijke definities en omdat zij aan meerdere telecomoperators ter beschikking worden gesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft. Eiseres heeft geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de heffingsrente aangevoerd, waardoor ook dit beroep ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gedaan op 9 maart 2018.