ECLI:NL:RBGEL:2018:2168

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 mei 2018
Publicatiedatum
15 mei 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4256
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kostenverhaal bestuursdwang bij wegslepen woonboot

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 mei 2018 uitspraak gedaan over het kostenverhaal in verband met het wegslepen van een woonboot. Eiseres, de eigenaar van de woonboot, had bezwaar gemaakt tegen de kosten die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel in rekening waren gebracht na de toepassing van bestuursdwang. Het primaire besluit, waarin de kosten op € 86.883,51 waren vastgesteld, werd later verlaagd naar € 74.500,82 na een gegrond verklaard bezwaar van eiseres. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. Tijdens de zitting op 9 februari 2018 en de heropening op 13 april 2018 zijn beide partijen vertegenwoordigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de bestuursdwang noodzakelijk waren en dat de keuze van de aannemer niet onredelijk was. De rechtbank heeft de kosten voor de uitvoering van de bestuursdwang uiteindelijk vastgesteld op € 70.473,74, waarbij de rechtbank ook de proceskosten van eiseres heeft toegewezen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen, waarbij de kosten voor eiseres zijn vastgesteld op € 9.192,23 voor bepaalde posten. De rechtbank heeft verder bepaald dat verweerder het griffierecht van eiseres vergoedt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/4256

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. T.P.M. Kouwenaar),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten de kosten van de toegepaste bestuursdwang vast te stellen op € 86.883,51 en dit bedrag in te vorderen bij eiseres.
Bij besluit van 5 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, en de kosten verlaagd naar € 74.500,82.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2018. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. J.J.A.M. Leenders.
Na heropening van het onderzoek is de zaak doorverwezen naar een meervoudige kamer. Op 13 april 2018 is de zaak door de meervoudige kamer op zitting behandeld. Eiseres is verschenen met haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J.A.M. Leenders, drs. M.M. Lips en ing. H. Saidi.

Overwegingen

1. Eiseres is eigenaar van woonboot ‘ [woonboot] ’ (hierna: de woonboot). Verweerder heeft eiseres bij besluit van 1 juli 2015 onder aanzegging van bestuursdwang gelast de afmeervoorziening en de woonboot van de ingenomen plek in recreatiegebied “ [locatie] ” te verwijderen en verwijderd te houden.
Eiseres heeft de afmeervoorziening en de woonboot niet verwijderd binnen de gestelde termijn van twee weken. Verweerder heeft daarom bestuursdwang toegepast en de woonboot op 20 juni 2016 versleept naar een ligplaats in Kerkdriel.
De kosten die verweerder voor de uitvoering van de bestuursdwang heeft gemaakt zijn bij eiseres in rekening gebracht. In het primaire besluit zijn deze kosten gesteld op € 86.883,51, en deze zijn als volgt gespecificeerd:
Werkzaamheden
Bedrag
Bijlage
Voorbereiding en vastleggen proces bestuursdwang
(68,25 uur à € 80,65 en 4 uur à € 69,79)
Onderzoeks- en voorbereidingskosten (specificatie bijlage)
€ 5.789,52
1a
Toezicht op voorbereiding en uitvoering bestuursdwang (144 uur a € 69,79)
Uurtarief omvat inzet toezichthouders gedurende proces
€ 10.049,76
1b
(uitvoering T)
Juridische ondersteuning bestuursdwang
(113 uur a € 80,65)
Uurtarief omvat één projectleider en één jurist handhaving
€ 9.113,45
1c
(uitvoering J)
Reiskosten
(1771 km a € 0,39)
Betreft reiskosten van en naar ligplaats woonboot
€ 655,27
1d
Werkzaamheden aannemer [aannemer]
Betreft transport gereed maken en sleepwerk woonboot(factuurnummer 1554 d.d. 6 juli 2015)
€ 36.658,16
2
Huur ponton aannemer [aannemer] (€484,00 per week)
Betreft huur ponton week 27 t/m 40
(factuurnummer 1584 d.d. 1 oktober 2015
€ 6.776,00
3
Werkzaamheden aannemer [aannemer]
Betreft verhuizen huisraad/inboedel woonboot m.b.v. dekschuit, t.b.v. transport woonboot
(factuurnummer 1557 d.d. 6 juli 2015)
€ 4.138,20
4
Werkzaamheden [aannemer]
Betreft inpakken roerende goederen rondom woonboot
(factuurnummer 1015329 d.d. 19 juni 2015
€ 684,62
5
Werkzaamheden [aannemer]
Betreft vervangen van sloten woonboot
(factuurnummer 20150244 d.d. 29-05-2015)
€ 314,60
6
Werkzaamheden [aannemer]
Betreft inpakken, verwijderen en afvoeren van inboedel woonboot naar tijdelijke opslaglocatie en huurkosten opslagcontainers
(factuurnummer 15-0793 d.d. 22 juni 2015)
€ 10.054,50
7
Werkzaamheden [aannemer]
Betreft afvoeren afval d.m.v. inzet knijperwagen
(factuurnummer 2015109 d.d. 19-06-2015)
€ 90,75
8
Werkzaamheden [aannemer]
Betreft afkoppelen elektra en maken tijdelijke voorziening
(factuurnummer 15223 d.d. 20 juni 2015
€ 304,40
9
Werkzaamheden [aannemer]
Betreft contra-expertise ivm veilig transport woonboot
(factuurnummer 20151325 d.d. 05-07-2015)
€ 929,28
10
Huurkosten opslaglocatie [aannemer]
Betreft huur ponton en opslag woonark tot en met 29-08-2015
(factuurnummer d.d. 1 september 2015)
€ 1.331,00
11
TOTAAL
€ 86.883,51
2. In de beslissing op bezwaar heeft verweerder over de kosten onder 1a een matiging van 40 % toegepast, waardoor het bedrag uitkomt op € 3.470,11.
Het aantal uren onder 1b heeft verweerder met 12 uur gematigd, waardoor het bedrag uitkomt op € 9.200,28.
Het aantal uren onder 1c heeft verweerder met 80,5 uur gematigd, waardoor het bedrag uitkomt op € 2.621,12.
Het aantal kilometers onder 1d heeft verweerder met 254 gematigd, waardoor het bedrag uitkomt op € 561,29.
De matigingen leiden tot een verlaging naar € 74.500,82. Voor wat betreft de overige kosten heeft verweerder het primaire besluit in stand gelaten.
3. De rechtbank stelt voorop dat de voorliggende zaak uitsluitend betrekking heeft op de kostenverhaalsbeschikking. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd met betrekking tot de last onder bestuursdwang kan in deze procedure niet aan de orde komen, omdat deze last rechtens onaantastbaar is geworden door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 29 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:859).
4. In artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is neergelegd dat bestuursdwang en kostenverhaal als regel samengaan. Voor het maken van een uitzondering kan onder meer aanleiding bestaan indien de aangeschrevene van de ontstane situatie geen verwijt kan worden gemaakt en bij het ongedaan maken van de met het recht strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken, dat de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene behoren te komen. Ook andere bijzondere omstandigheden kunnen het bestuursorgaan nopen tot het geheel of gedeeltelijk afzien van het kostenverhaal. Daarnaast dient te worden afgewogen of de hoogte van de kosten van de bestuursdwang aanleiding geeft om daar geheel of gedeeltelijk van af te zien. Zie de uitspraak van de Afdeling van 8 oktober 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3643).
De rechtbank zal hierna per post het kostenverhaal toetsen.
Kosten onder 2 tot en met 11
5. Verweerder heeft de last onder bestuursdwang blijkens het door vijf van verweerders ambtenaren daarvan opgemaakte verslag als volgt ten uitvoer gelegd. Nadat eiseres door toezichthouders van verweerder in de gelegenheid is gesteld om persoonlijke bezittingen van de woonboot te verwijderen, is de door verweerder ingeschakelde aannemer [aannemer] gestart met het leeghalen van overstekende terrassen en het verwijderen van die terrassen. Deze spullen zijn op een door [aannemer] gehuurd ponton geplaatst. Vervolgens heeft verweerder Dolmans opdracht gegeven om waardevolle en breekbare spullen in te pakken om beschadiging tijdens transport te voorkomen.
Toen [aannemer] na verwijdering van de overstekende terrassen en de spullen die daarop stonden, constateerde dat de woonboot nog te diep lag voor transport, heeft verweerder besloten de inboedel uit de boot te laten halen. [aannemer] heeft een ponton met verhuiscontainers tegen de woonboot aangelegd, die door verhuisbedrijf [aannemer] met inboedel zijn gevuld. Zo zijn vijf containers volgeladen en afgevoerd naar een opslaglocatie. [aannemer] heeft hierna de woonboot ingepakt met vijverfolie tegen het inwateren van de betonnen bak van de woonboot tijdens transport. Ook heeft [aannemer] voor het verslepen een balk geplaatst tegen de woonboot. Eiseres was het hier niet mee eens en schakelde deskundige M. Hoppzak van Dekra in. Hierop heeft overleg plaatsgevonden met [aannemer] waarna de woonboot door Selles en Van Dijk is geïnspecteerd. De bevindingen van deze inspectie zijn neergelegd in het “Rapport van inspectie” van 16 juni 2015 Ten slotte zijn de nutsvoorzieningen afgekoppeld en is de woonboot door [aannemer] naar Kerkdriel gesleept.
6. De rechtbank constateert dat niet in geschil is dat de kosten, die zijn gespecificeerd in bijlagen 2 tot en met 11, daadwerkelijk zijn gemaakt. Verweerder heeft deze de facturen ook betaald. Tussen partijen bestaat verschil van mening over de vragen of de kosten noodzakelijk waren voor de uitvoering van de last en of er geen minder kostbare alternatieven waren. Eiseres voert - samengevat - aan dat de kosten van de aannemer veel te hoog zijn en dat de woonboot naar een locatie dichterbij gesleept had kunnen worden. Ook stelt ze dat de last niet zag op het verwijderen van de inboedel uit de woonboot en dat ten onrechte de kosten van de contra-expertise door Selles en Van Dijk op haar worden verhaald.
7. De rechtbank is van oordeel dat uit de beschrijving van de gang van zaken in het verslag blijkt dat de kosten zoals gespecificeerd in bijlage 2 tot en met 11 noodzakelijk waren voor de uitvoering van de last. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het aan verweerder was om in redelijkheid te bepalen welke partij zij de opdracht gaf om werkzaamheden uit te voeren in het kader van de tenuitvoerlegging van de bestuursdwang. Anders dan eiseres heeft betoogd, is verweerder niet verplicht om de goedkoopste aannemer het transport te laten verzorgen. Ook deskundigheid kan in de afweging een rol spelen, vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 12 maart 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:839).
De enkele stelling van eiseres dat [aannemer] te duur en niet deskundig was voor deze werkzaamheden, of dat een andere partij meer voor de hand had gelegen, doet hier niet aan af. De rechtbank acht de keuze van verweerder voor deze aannemer niet onredelijk. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de door eiseres in het geding gebrachte e-mail van R. da Silva (de sleper die de woonboot in 2004 vanaf de werf naar de ligplaats in [woonplaats] heeft gesleept) van 15 oktober 2015 naar het oordeel van de rechtbank niet als gemotiveerde betwisting kan gelden. Da Silva geeft enkel een prijsindicatie van ongeveer
€ 3.000,- voor verplaatsing van de woonboot op basis van summiere informatie van eiseres. Gesteld noch gebleken is dat Da Silva ter plaatse is geweest voor een opname. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat deze prijsindicatie is gebaseerd op de situatie van de woonboot op dat moment.
8. Met verweerder is de rechtbank verder van oordeel dat de verwijdering van de volledige inboedel uit de woonboot en het inpakken van de woonboot met vijverfolie redelijkerwijs noodzakelijk was voor de zorgvuldige verplaatsing van de woonboot naar de nieuwe ligplaats. Verweerder heeft zich daarin terecht laten adviseren door [aannemer] die deze wijze van verplaatsing heeft aangeraden. Bovendien heeft eiseres zelf meermalen expliciet gesteld zeer bezorgd te zijn dat er schade zou ontstaan door transport en een eigen deskundige ingeschakeld om de door verweerder voorgenomen wijze van versleping te beoordelen. Naar aanleiding van de bevindingen van deze deskundige heeft de toenmalige gemachtigde van eiseres verweerder bij brief van 10 juni 2015 geschreven dat ‘het volstrekt onverantwoord ware om [woonboot] op de thans voorziene wijze van [woonplaats] naar Kerkdriel te duwen’, omdat ‘in de eerste plaats het vrijboord dermate gering is dat de zeewaardigheid bij de minst of geringste beroering (bijvoorbeeld golfslag) onmiddellijk in het gedrang is’. Volgens eiseres is de voorgenomen wijze van bestuursdwang ‘vragen om ongelukken’.
Dit heeft ertoe geleid dat verweerder zich genoodzaakt heeft gezien om contra-experts Selles en Van Dijk in te schakelen. De uiteindelijk door [aannemer] in opdracht van verweerder gekozen wijze van versleping van de woonboot is in lijn met de bevindingen en het advies van Selles en Van Dijk. Verweerder kan de kosten van deze contra-expertise op eiseres verhalen.
De stelling van eiseres dat andere partijen de woonboot hadden willen verslepen zonder verwijdering van de aanwezige inboedel, doet daar niet aan af, omdat eiseres deze stelling niet heeft onderbouwd.
De stelling van eiseres dat verweerder de inboedel op een nodeloos kostbare wijze (met behulp van containers en een ponton) heeft laten verhuizen door [aannemer] slaagt evenmin. Verweerder heeft, zo blijkt uit de stukken, ook andere verhuisbedrijven gevraagd om een offerte uit te brengen. Hun offertes zijn vergelijkbaar met die van [aannemer]. Eiseres heeft zelf geen offertes overgelegd ter onderbouwing van haar stelling. Dit had wel van haar verwacht mogen worden.
De overige kostenposten dienen eveneens voor rekening van eiseres te komen, omdat eiseres de verschuldigdheid van deze kosten niet gemotiveerd heeft betwist. Voor een uitzondering op de hiervoor onder 4 genoemde hoofdregel dat bestuursdwang en kostenverhaal samengaan bestaat geen aanleiding.
9. De rechtbank acht ook verweerders keuze voor de afmeerlocatie in Kerkdriel niet onredelijk. Eiseres heeft aangevoerd dat het aanleggen op de door haar genoemde locaties op kortere afstand van de oude ligplaats mogelijk was gelet op de aanwezigheid van afmeerpalen en de breedte en diepgang van de woonboot. Dit neemt echter niet weg dat de eigenaar van de locatie ook toestemming moet verlenen voor het aanleggen. Daarvan is niet gebleken Verweerder heeft kortom aannemelijk gemaakt dat de andere door verweerder onderzochte aanmeerlocaties niet beschikbaar waren en dat hij daarom geen andere keuze had dan de woonboot naar de door verweerder gekozen afmeerlocatie te laten verslepen.
Conclusie van het voorgaande is dat voor wat betreft de kosten onder 2 tot en met 11 geen aanleiding bestaat om af te wijken van de hoofdregel dat bestuursdwang en kostenverhaal samengaan. Eiseres dient deze kosten, opgeteld € 61.281,51, aan verweerder te vergoeden.
Kosten onder 1
10. Eiseres heeft aangevoerd dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld of de kosten die onder 1 worden gespecificeerd, daadwerkelijk zijn gemaakt. De onderbouwing voor de uren juridische ondersteuning is niet gegeven en de kosten voor voorbereiding en vastlegging proces bestuursdwang , toezicht en reiskosten zijn onredelijk hoog.
11. De rechtbank overweegt dat in de jurisprudentie is geaccepteerd, dat beheerskosten van 15% van het totaalbedrag aan andere kosten in rekening gebracht kunnen worden bij toepassing van bestuursdwang. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2969. Deze beheerskosten bestaan uit de kosten van salarissen van ambtenaren, die waren belast met de voorbereiding, feitelijke uitvoering en begeleiding van de toegepaste bestuursdwang. Ter zitting is deze jurisprudentie besproken en partijen hebben zich niet verzet tegen toepassing van een dergelijk percentage voor de beheerskosten in deze zaak. De rechtbank acht het, mede gelet op de door verweerder gegeven onderbouwing van deze kosten en de betwisting ervan door eiseres, redelijk dat de beheerskosten tot 15% van het totaalbedrag aan andere door eiseres te vergoeden kosten van bestuursdwang voor rekening van eiseres komen en stelt daarom de beheerskosten vast op 15% van de totale andere kosten, zijnde € 9.192,23 (15 % van € 61.281.51).
12. Het beroep is in zoverre gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd voor zover het betreft de kosten onder 1. Uit een oogpunt van finale geschilbeslechting ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien, door met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb het bezwaar van eiseres wat betreft de kosten 1a tot en met 1d gegrond te verklaren, het primaire besluit wat dat betreft te herroepen, de te betalen kosten voor deze posten vast te stellen op € 9.192,23 en te bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het in zoverre vernietigde besluit. Dit betekent dat verweerder in totaal een bedrag van € 70.473,74 op eiseres mag verhalen voor de uitvoering van de bestuursdwang.
13. Omdat het beroep van eiseres gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.004 (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1).
14. Voorts bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, hetgeen inhoudt dat verweerder een bedrag van € 70.473,74 op eiseres kan verhalen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van in totaal € 2.004;
  • bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 168 aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzitter, mr. drs. J.H. van Breda en mr. R. Raat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.