In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een zorgverlener, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres verleende in 2015 zorg in het kader van de Wet langdurige zorg en had een zorgovereenkomst met een cliënt. De Belastingdienst had eiseres een aanslag inkomstenbelasting opgelegd, waarbij de inkomsten uit zorgactiviteiten niet als winst uit onderneming werden aangemerkt, maar als resultaat uit overige werkzaamheden. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat zij zelfstandig haar beroep uitoefende en dat de inkomsten als winst uit onderneming moesten worden beschouwd.
De rechtbank heeft onderzocht of eiseres voldoet aan de criteria voor het zelfstandig uitoefenen van een beroep. Hierbij is gekeken naar de zelfstandigheid ten opzichte van opdrachtgevers, de continuïteit van de activiteiten en het ondernemersrisico. De rechtbank oordeelde dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij zelfstandig handelt, haar zorgklanten zelf werft en factureert, en dat zij ondernemersrisico loopt. De rechtbank concludeerde dat de inkomsten uit de zorgactiviteiten als winst uit onderneming moeten worden aangemerkt.
Echter, de rechtbank oordeelde ook dat eiseres niet voldeed aan het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek, omdat zij in 2015 minder dan 1.225 uur aan haar onderneming had besteed. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en verlaagde de belastingaanslag. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres.