Uit de overlegde stukken, in het bijzonder de WhatsApp berichten uit december 2019 en januari 2020, volgt dat [verzoeker] gedurende langere tijd ontevreden was over zijn werkzaamheden en bij Thales weg wilde. Voorafgaand aan het gebeurde op 13 januari 2020 was hierover dus al herhaaldelijk gecommuniceerd, zo blijkt in het bijzonder uit de WhatsAppconversatie op 8 januari 2020 (r.o. 2.8.) alsmede de brief van [HR Operations Manager] van 10 januari 2020 (r.o. 2.11.).
Het op 13 januari 2020 door [HR Operations Manager] met [verzoeker] geplande gesprek op het kantoor van Thales in Huizen had als doel om nogmaals na te gaan of [verzoeker] achter zijn wens tot ontslagname stond, zo heeft [HR Operations Manager] tijdens de mondelinge behandeling toegelicht. In lijn met het protocol van de bedrijfsarts terzake conflicten heeft zij daarbij eerst willen nagaan of de ziekmelding van [verzoeker] verband hield met zijn gewenste opzegging en een eventueel conflict, of dat daadwerkelijk sprake was van ziekte, zoals door [verzoeker] gemeld in het systeem My Place op 7 januari 2020.
De medewerkers van de afdeling HR en [teamleider] in het bijzonder hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij voorafgaand aan de gebeurtenissen op 13 januari 2020 nooit van [verzoeker] hebben vernomen dat hij overspannen was en dit ook niet aan hem hebben gemerkt. [verzoeker] op zijn beurt heeft geen nadere stukken overgelegd van zijn bezoek aan de huisarts en de door hem gestelde diagnose van zware overspannenheid.
In het licht van de eerdere gesprekken over de wens van [verzoeker] om te vertrekken bij Thales en de discussie die daarover gaande was, is de kantonrechter van oordeel dat Thales heeft gehandeld conform de op haar rustende verplichting om als goed werkgever bij een (voorgenomen) opzegging door een werknemer na te gaan of de werknemer zich bewust is van de verstrekkende consequenties van een ontslagname. Thales heeft [verzoeker] op meerdere momenten gewezen op deze consequenties, terwijl [verzoeker] bleef berusten in zijn wens om ontslag te willen nemen. Dat [verzoeker] persisteerde in zijn wens volgt bovendien uit het feit dat hij op 13 januari 2020 alle bij hem in het bezit zijnde bedrijfseigendommen had meegenomen naar het kantoor van Thales. Eerder had Thales aan [verzoeker] gecommuniceerd dat indien hij achter zijn ontslagname stond, hij op die dag de bij hem in het bezit zijnde eigendommen van Thales kon inleveren.
[verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven steeds, en ook op 13 januari 2020, te willen komen tot een nette afwikkeling van het dienstverband.
Dat Thales geen directe opvolging heeft gegeven aan de ziekmelding van [verzoeker] op 7 januari 2020, en dit ook schriftelijk aan [verzoeker] heeft medegedeeld, door deze ziekmelding te duiden als onderdeel van een arbeidsconflict waarover nader gesproken moest worden, kan onder deze omstandigheden niet worden bestempeld als handelen in strijd met het goed werkgeverschap.