Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser 1],
[eiser 2],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 september 2020.
2.De feiten
“
16.Derhalve (…) is de Nationale ombudsman op grond van artikel 12 WNo bevoegd en verplicht een onderzoek in te stellen naar de gedragingen van de politie te [woonplaats] jegens verzoekers. Verzoekers hebben belang bij een dergelijk onderzoek omdat zij als gevolg van het politieoptreden materiële en immateriële schade hebben geleden. Deze schade wensen verzoekers eventueel op de politie - lees: de Staat der Nederlanden - te verhalen. Het belang van een onafhankelijk en gedegen onderzoek naar de gegrondheid van de klachten van verzoekers door de Nationale ombudsman staat hiermee naar de mening van verzoekers vast.(…)
2.5. Bij brief van 10 mei 2004 heeft de Nationale ombudsman [eiser 1] c.s. bericht dat, vooraleer tot een onderzoek wordt overgegaan, de klacht eerst intern afgehandeld dient te worden door de korpsbeheerder van het regionale politiekorps.
3.Het geschil
Van verhorende verbalisanten mag in het kader van de zorgvuldigheid worden verwacht dat zij bij het vermoeden van een bedreigde getuige een proactieve houding aannemen door de betreffende getuige te informeren over diens rechten en verplichtingen (waaronder de in artikel 226a van het Wetboek van Strafvordering neergelegde bevoegdheid van de rechter-commissaris te bevelen dat de identiteit van een getuige verborgen wordt gehouden) en door contact op te nemen met de officier van justitie. Dit is in het onderhavige geval ten onrechte niet gebeurd. [eiser 1] c.s. is onjuist, althans niet volledig geïnformeerd over haar rechten en plichten. Artikel 6 EVRM brengt de positieve verplichting met zich over de grondrechten van getuigen te waken. In deze zaak is geen contact gelegd met de officier van justitie of de rechter-commissaris, zodat [eiser 1] c.s. de mogelijkheid is onthouden haar situatie uit te leggen in een daartoe met strikte waarborgen omklede procedure.
Er rust een zorgplicht op de politie ten opzichte van een (anonieme bedreigde) getuige, te meer als de politie beschikt over concrete en specifieke aanwijzingen dat de getuige moet vrezen voor onder meer zijn leven vanwege dreiging vanuit enig crimineel circuit. Uit de verklaringen die zijn afgelegd in het onderzoek van de Nationale ombudsman blijkt dat de politie wist van de kwetsbare positie van [eiser 1] c.s.
c.s. heeft door het onrechtmatig handelen van de politie schade geleden. Haar naam is bekend geworden bij de daders van de moord, hetgeen voor die daders en hun (familie)kring reden is geweest voor stelselmatige (doods)bedreigingen en het lastigvallen van [eiser 1] c.s. Bovendien is de winkel van [eiser 1] c.s. failliet gegaan doordat klanten wegbleven. Vanwege de bedreigingen en intimidatie is [eiser 1] c.s. verhuisd naar het Verenigd Koninkrijk.
4.De beoordeling
c.s. heeft hierbij een beroep gedaan op twee arresten van de Hoge Raad (HR 4 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC3569, Klapvoet-arrest, en HR 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ4850, Stadskanaal/Deloitte). Uit deze arresten blijkt volgens [eiser 1] c.s. dat bij de beoordeling van de aanvang van de verjaringstermijn de opstelling van de professionele partij van doorslaggevend belang kan zijn. Wanneer deze partij steeds aangeeft dat niet foutief is gehandeld, is volgens [eiser 1] c.s. te rechtvaardigen dat eerst wordt vastgesteld dat foutief is gehandeld alvorens de verjaringstermijn aanvangt.
c.s. heeft verder aangevoerd dat de verjaringstermijn in elk geval tijdig is gestuit door de brief waarbij de klachtbrief aan de Nationale ombudsman aan de politie is doorgezonden (2.6) en de brief van 17 december 2014 (2.9).
Deze juridische beoordeling ziet echter niet op de kennis en het inzicht die nodig zijn om de deugdelijkheid van een geleverde prestatie te beoordelen. Het ontbreken van die kennis of dit inzicht kan immers betekenen dat de benadeelde nog onvoldoende zekerheid heeft verkregen dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon. Evenals de juiste kennis of het juiste inzicht kan ontbreken ten aanzien van de ondeugdelijkheid van bijvoorbeeld medisch handelen, kan dat het geval zijn ten aanzien van het handelen van bijvoorbeeld fiscaal of juridische dienstverleners. Bij de beantwoording van de vraag op welk moment de benadeelde voldoende zekerheid heeft verkregen dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon, kan van belang zijn dat de benadeelde in zijn verhouding tot de aangesprokene mocht vertrouwen op diens deskundigheid en dat hij in verband daarmee (nog) geen reden had om te twijfelen aan de deugdelijkheid van diens handelen. Daarbij kan verder van belang zijn dat de aangesproken partij andere, niet in haar risicosfeer liggende, oorzaken voor het opgetreden nadeel heeft genoemd of anderszins aan de benadeelde geruststellende mededelingen heeft gedaan over de door haar verrichte prestatie of het daardoor te verwachten nadeel. Onder omstandigheden kan een benadeelde dan ook pas geacht worden voldoende zekerheid te hebben dat hij schade heeft geleden als gevolg van tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon, wanneer hij kennis heeft gekregen van een juridisch advies of een rechterlijk oordeel (HR 9 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1603).
Voor zover [eiser 1] c.s. heeft betoogd dat het onderzoek van de Nationale ombudsman nodig was omdat zij zelf niet beschikte over de documenten uit het politiedossier en dus het optreden van de politie niet zelf kon onderzoeken, geldt dat [eiser 1] c.s. niet duidelijk heeft gemaakt - ook niet desgevraagd ter zitting - welke (feitelijke) informatie ontbrak en welke (feitelijke) informatie het onderzoek van de Nationale ombudsman heeft opgeleverd, die maakt dat pas met dat rapport voor [eiser 1] c.s. voldoende zeker was dat de schade was veroorzaakt door het foutief optreden van de politie. Het ging immers om het optreden van de politie tijdens en rondom de getuigenverhoren van [eiser 1] en [eiser 2] zelf, zodat zij bij uitstek op de hoogte waren van de feiten en omstandigheden die zich daarbij hebben voorgedaan.
1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)