Uitspraak
[verzoeker] , hierna: ‘verzoeker’,
De procedure
Het verzoek
- € 358,16 ter zake kosten rechtsbijstand;
- PM de forfaitaire vergoeding voor het indienen/behandelen van het
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoeker die om vergoeding van kosten van rechtsbijstand vroeg, na de gegrondverklaring van een klaagschrift tegen de inhouding van zijn rijbewijs. Het verzoekschrift was op 11 november 2020 ingediend, maar de verzoeker en zijn advocaat zijn niet verschenen op de zitting. De officier van justitie stelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was, omdat de strafzaak tegen hem nog niet was geëindigd. De rechtbank overwoog dat het Wetboek van Strafvordering een gesloten systeem van schadevergoedingen kent en dat er geen wettelijke grondslag was voor de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze specifieke klaagschriftprocedure. De rechtbank concludeerde dat de kosten van rechtsbijstand in de klaagschriftprocedure niet onder de schadevergoedingsmogelijkheden van het Wetboek van Strafvordering vallen, en dat de verzoeker daarom niet-ontvankelijk was in zijn verzoek. De beslissing werd genomen door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in aanwezigheid van R. van Dijk, griffier.