In deze zaak heeft de kantonrechter op 2 juli 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de werknemer tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werkgever. De werknemer, die sinds 1 juni 2010 in dienst was, verzocht om ontbinding op de kortst mogelijke termijn wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De werkgever, een besloten vennootschap, voerde verweer en betwistte dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen. De werknemer had zich op 24 april 2020 ziekgemeld en stelde dat de werkgever hem na zijn ziekmelding had verwijderd uit groepsapps en hem had verboden de werklocatie te bezoeken. De werkgever betwistte deze claims en stelde dat er geen ernstig verwijtbaar handelen was. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet ernstig verwijtbaar had gehandeld en dat er geen grondslag was voor de toekenning van een transitievergoeding of billijke vergoeding. De werknemer werd in de gelegenheid gesteld om zijn verzoek tot ontbinding in te trekken. Indien hij dit niet deed, werd de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 augustus 2021. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij partijen ieder hun eigen kosten dienden te dragen.