Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
23 juni 2021;
- het F9-formulier namens de vrouw van 26 oktober 2021;
2.De feiten
3.De beoordeling
- de duurzame ontwrichting van het geregistreerd partnerschap zodat tussen hen de ontbinding van het geregistreerd partnerschap kan worden uitgesproken;
- het voortgezette huurrecht van de gezamenlijke woning door de man;
- de door de man te betalen kinderalimentatie aan de vrouw van € 25 per maand.
- de regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling);
- de verdeling van de gemeenschap van goederen.
- op dinsdag en donderdag wordt [het kind] door oma (de moeder van de vrouw) naar de man gebracht en brengt de man haar terug naar de woning van de vrouw, waarbij oma of opa (de ouders van de vrouw) [het kind] zal overnemen.
- op zaterdag brengt oma (de moeder van de vrouw) [het kind] naar vader en dan zal vader [het kind] op zondag weer terugbrengen naar moeder, waarbij opa of oma (de ouders van de vrouw) [het kind] zal overnemen.
- wanneer de zorgregeling op vrijdag is, zal de vrouw [het kind] brengen bij oma (de moeder van de man) brengen en zal de man [het kind] daar ophalen. Dan zal de man [het kind] op zaterdag terugbrengen naar de vrouw, waarbij de opa of oma (de ouders van de vrouw) [het kind] zal overnemen.
- de gereedschapskoffer van haar vader;
- haar schoenen, kleren en tassen;
€ 150 mee te betalen. De vrouw heeft dus € 945 geïnvesteerd in de aankoop van de [merknaam auto] . Hoewel het verzoek van de vrouw is gebaseerd op de verdeling van de beperkte gemeenschap van goederen tussen partijen, ziet de rechtbank aanleiding om op grond van artikel 25 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de rechtsgronden ambtshalve aan te vullen. Het verzoek van de vrouw ziet immers op een te betalen vergoeding door de man aan haar voor de [merknaam auto] . Op het moment van aanschaf van de [merknaam auto] woonden partijen samen zonder dat zij gehuwd of elkaars geregistreerd partner waren. Voor zover al niet gezegd kan worden dat de man ongerechtvaardigd is verrijkt, omdat er in wezen geen rechtsgrond was voor de betaling door de vrouw, acht de rechtbank het in elk geval redelijk dat de man de vrouw haar investering vergoedt. Dat ook de verhouding tussen informeel samenwonenden wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 10 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:707. De rechtbank acht in dit geval van belang dat de vrouw er klaarblijkelijk op basis van de tenaamstelling van is uitgegaan dat zij aanspraak zou kunnen maken op (een deel van) (de waarde van) de auto en dat dit haar er mede toe heeft bewogen deze betaling te verrichten. Bovendien hebben partijen zich kennelijk niet gerealiseerd dat de auto niet in de gemeenschap viel als gevolg van het feit dat sinds 2018 alleen de verkrijgingen ten tijde van een huwelijk of geregistreerd partnerschap gemeenschappelijk zijn en hebben partijen zich in de praktijk gedragen alsof de auto gemeenschappelijk was. In dit alles ziet de rechtbank aanleiding te beslissen dat de man aan de vrouw in elk geval een deel van haar investering dient te vergoeden. Voor de hoogte van het bedrag zoekt de rechtbank aansluiting bij de bepalingen die gelden bij verrekenbedingen. De auto is immers minder waard geworden en het zou niet redelijk naar de man toe zijn als de investering van de vrouw nominaal vergoed zou moeten worden. De totale aanschafprijs van de auto was € 4.450. De investering van de vrouw bedraagt dus 945/4450 deel. De man heeft de auto in mei 2021 verkocht voor € 1.300. Aan de vrouw komt daarom 945/4450 x € 1.300 = € 276,07 toe.
debet.De man dient daarom een bedrag van € 584,37 te vergoeden aan de vrouw.
De vrouw heeft overigens op verzoek van de man haar bankafschriften van de weken voorafgaande aan de peildatum overgelegd. De man heeft zijn stelling dat sprake is van benadeling door de vrouw daarna niet nader geconcretiseerd, zodat de rechtbank aan deze stelling voorbijgaat voor zover deze stelling nog door de man blijft gehandhaafd.
€ 5.000 in contanten gegeven. Dit wordt door de vrouw betwist. Volgens de man heeft hij de vrouw voldoende gecompenseerd voor de kosten die de gemeenschap heeft gedragen. Het op de peildatum resterende bedrag op zijn bankrekening dient als smartengeld aangemerkt te worden en dus als verknocht.