ECLI:NL:RBGEL:2022:2057

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2965
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aflossingscapaciteit en het gebruik van vakantiegeld voor terugbetaling van WAO-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een uitkeringsgerechtigde op grond van de WAO, en het UWV. Eiseres ontving in het verleden te veel WAO-uitkering en moet een bedrag van € 78.742,68 terugbetalen. Het UWV heeft de aflossingscapaciteit van eiseres vastgesteld op € 35,- bruto per maand, waarbij ook het vakantiegeld wordt ingehouden voor de terugbetaling. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV dat haar bezwaar ongegrond verklaarde.

De rechtbank heeft de procedure behandeld op een Teams-zitting op 7 april 2022, waarbij eiseres aanwezig was en het UWV vertegenwoordigd werd door haar gemachtigde. Eiseres betwistte de aflossingscapaciteit en het feit dat haar vakantiegeld niet wordt uitbetaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aflossingscapaciteit van eiseres correct is berekend, rekening houdend met de nieuwe wetgeving omtrent de beslagvrije voet. De rechtbank concludeert dat het UWV het vakantiegeld terecht niet heeft uitbetaald, omdat dit vatbaar is voor beslag wanneer het inkomen boven de beslagvrije voet uitkomt.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt in deze zaak. Eiseres heeft geen recht op vergoeding van het griffierecht, aangezien zij in beroep niet in het gelijk is gesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/2965

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiser A] , uit [plaats B] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: P.J. Langius).

Procesverloop

Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de WAO [1] . Zij heeft in het verleden te veel WAO-uitkering ontvangen en moet dit aan het UWV terugbetalen.
Met het besluit van 24 februari 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat zij nog een bedrag van € 78.742,68 aan te veel ontvangen WAO-uitkering moet terugbetalen. De aflossingscapaciteit van eiseres is opnieuw berekend. Maandelijks wordt een bedrag van € 35,- bruto ingehouden op haar uitkering. Ook het bedrag aan vakantiegeld wordt gebruikt voor de terugbetaling.
Met het besluit van 7 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Teams-zitting van 7 april 2022. Eiseres was aanwezig. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Met het primaire besluit heeft het UWV de aflossingscapaciteit van eiseres opnieuw berekend. Eiseres moet een bedrag van € 35,- bruto per maand aan het UWV terugbetalen. Dit bedrag wordt maandelijks op de WAO-uitkering van eiseres ingehouden. Zolang dit bedrag wordt ingehouden, ontvangt eiseres geen vakantiegeld. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2. Met het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het UWV stelt zich op het standpunt dat het vakantiegeld van eiseres mag worden ingehouden ter voldoening van de openstaande schuld. Volgens het UWV heeft eiseres nu wel aflossingscapaciteit.

Het standpunt van eiseres

3. Eiseres voert aan dat zij geen draagkracht heeft. Zij vindt het onterecht dat het UWV haar vakantiegeld in het verleden wel uitbetaalde en nu niet meer.

Waarover het gaat in deze zaak

4. De rechtbank moet beoordelen of het UWV de aflossingscapaciteit van eiseres terecht op € 35,- bruto per maand heeft vastgesteld. Ook moet de rechtbank beoordelen of het vakantiegeld van eiseres terecht niet wordt uitbetaald.

Wat de rechtbank vindt

5. Eiseres heeft aangevoerd dat haar uitkering € 1.022,- per maand is, maar dat een bedrag van € 1.014,50 wordt uitbetaald. Op de zitting heeft eiseres verteld dat dit inmiddels is gecorrigeerd. De rechtbank zal deze grond daarom niet inhoudelijk bespreken.
6. Per 1 januari 2021 is de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet ingevoerd. Met deze wet wordt bij de berekening van de draagkracht, niet langer uitgegaan van een beslagvrije voet van 90% van de toepasselijke bijstandsnorm, maar van 95%. [2]
7. Het UWV heeft op de zitting toegelicht dat door de invoering van deze wet het UWV zijn werkwijze heeft aangepast. De inkomensgegevens worden niet langer opgevraagd bij de uitkeringsgerechtigde, maar rechtstreeks ontvangen van onder meer de Belastingdienst en Suwinet. Voor eiseres geldt volgens het UWV een beslagvrije voet van € 1.022,-. De rechtbank stelt vast dat dit bedrag is gebaseerd op het bedrag van de bijstandsnorm van een alleenstaande per 1 januari 2021. De aflossingscapaciteit is vastgesteld op € 1.050,- (het netto-inkomen van eiseres) – € 1.022,- (de beslagvrije voet die voor eiseres geldt) = € 28,- netto zijnde € 35,- bruto. De rechtbank ziet geen reden om deze berekening voor onjuist te houden.
8. Verder heeft eiseres op de zitting toegelicht dat zij het onterecht vindt dat haar vakantiegeld niet wordt uitbetaald. Eiseres betaalt al jaren haar schuld netjes af. Het vakantiegeld geeft haar net een beetje financiële ruimte.
9. De rechtbank begrijpt dat het vakantiegeld voor eiseres belangrijk is. Op basis van de wet en vaste rechtspraak is het vakantiegeld echter vatbaar voor beslag als het maandelijkse inkomen (inclusief de aanspraak op vakantiegeld) in de maanden waarin het vakantiegeld werd opgebouwd steeds boven de beslagvrijevoet uitkomt. [3] Dat is bij eiseres het geval. Dit betekent dat het UWV het vakantiegeld terecht niet heeft uitbetaald en mag gebruiken voor de terugbetaling van de openstaande schuld.

De conclusie van de rechtbank

10. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, wordt het door haar betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 april 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Berghout, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
2.De rechtbank wijst op deze plaats naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1525.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 14 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1022.