ECLI:NL:RBGEL:2022:3060

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
C/05/402609 / JE RK 22-485
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige met betrekking tot opvoedsituatie en gezag

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming. De zaak is gelijktijdig behandeld met een andere procedure betreffende een eigen rechtsingang. De kinderrechter overweegt dat er geen zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de moeder, en dat er op dit moment geen ruimte is voor verbetering van de communicatie of contactherstel tussen de minderjarige en de vader. De kinderrechter wijst het verzoek tot ondertoezichtstelling af, omdat er geen grond is voor toewijzing van het verzoek. De ouders hebben gezamenlijk gezag over de minderjarige, die bij de moeder woont. De moeder ervaart het verzoek als een twijfel aan haar ouderschap, terwijl de vader zich machteloos voelt en zich zorgen maakt over de situatie. De minderjarige zelf ziet geen meerwaarde in een ondertoezichtstelling en wil geen contactherstel met zijn vader. De kinderrechter concludeert dat er geen ontwikkelingsbedreiging is en dat de opvoedsituatie bij de moeder geen concrete zorgen oproept. De beslissing is openbaar uitgesproken door de kinderrechter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/402609 / JE RK 22-485
Datum uitspraak: 23 mei 2022
beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Gelderland, locatie Arnhem,
hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. Y.L.L. van Zutphen, te Nijmegen ,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan: Stichting Jeugdbescherming Gelderland.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek van de Raad van 15 april 2022, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
1.2.
Op 19 mei 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
1.3.
De procedure is gelijktijdig behandeld met de procedure met zaaknummer
C/05/394045 / FA RK 21-3266 betreffende de procedure eigen rechtsingang.
Verschenen zijn:
- [de minderjarige] , die apart is gehoord;
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. Y.L.L. van Zutphen;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [de minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
De moeder ervoer het verzoek in eerste instantie als twijfel aan haar ouderschap. Na een gesprek hierover is dat wel wat minder geworden. Voor [de minderjarige] is rust belangrijk. Als een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, zal zij daaraan meewerken.
4.2.
De vader maakt zich zorgen over de situatie. Hij voelt zich machteloos. Hij vindt het moeilijk te zeggen wat zou kunnen bijdragen aan een oplossing.
4.3.
[de minderjarige] ziet geen meerwaarde in een ondertoezichtstelling. Het lijkt toch weer gericht op contactherstel tussen hem en zijn vader, en dat wil hij niet. Als het gaat om verbetering van de communicatie tussen de ouders, heeft hij er ook geen belang bij.

5.De beoordeling

5.1.
De grond voor het verzoek tot ondertoezichtstelling is dat volgens de Raad sprake is van een ontwikkelingsbedreiging. Dit blijkt uit het feit dat [de minderjarige] de rechtbank heeft gevraagd zijn moeder met het eenhoofdige gezag over hem te belasten.
5.2.
Bij afzonderlijke beschikking heeft de rechtbank vandaag naar aanleiding van een brief van [de minderjarige] beslist dat het eenhoofdige gezag over [de minderjarige] toekomt aan de moeder. Voor de feiten en overwegingen verwijst de rechtbank naar die beschikking.
5.3.
Over de opvoedsituatie bij de moeder zijn geen concrete zorgen geuit. Op dit moment ziet de kinderrechter ook geen ruimte tussen de ouders om te werken aan structurele verbetering van hun onderlinge communicatie en nog minder om te werken aan contactherstel tussen [de minderjarige] en de vader. Om die reden is de kinderrechter van oordeel dat er geen grond is voor toewijzing van het verzoek.

6.De beslissing

De kinderrechter wijst het verzoek af.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2022 door mr. R.A. Eskes, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. van de Vendel, als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.