Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de akte incidentele conclusie van [gedaagde] ;
- de conclusie van antwoord;
- de akte overlegging producties met producties 16 t/m 18 van Concreet;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 december 2021.
2.Feiten
Opdrachtgever te kennen heeft gegeven haar schoonmaakwerkzaamheden door Concreet Hygiëne te willen laten verrichten;
2.Werk-Frequentie programma en Schoonmaakplan
3.Kosten en betalingen
De kosten van de door Concreet Hygiëne te verrichten schoonmaakwerkzaamheden bedragen € 9.572,26 per 4 weken. Kosten voor extra werk wordt separaat opgevoerd volgens overeengekomen uurtarief met de daarbij behorende opslagen volgens de cao voor de Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf. In de prijs is niet inbegrepen de kosten voor materiaal, reinigings- en ontsmettingsmiddelen.
4.Medewerkers
3.Het geschil
4.De Beoordeling
Basisinstructie van Concreet”. Daarbij hecht de rechtbank waarde aan het feit dat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de door Concreet opgeworpen stelling dat [gedaagde] voorafgaand aan de samenwerking niet beschikte over bestaande schoonmaakprotocollen waardoor de inbreng van [gedaagde] beperkt is gebleven tot het opgeven van wensen en voorkeuren.
- Het schoonmaken begon op werkdagen steeds tussen 15:30u en 21:00u ’s avonds. Het werk werd vervolgens de volgende ochtend door de kwaliteitsafdeling en de locatiemanager beoordeeld. Indien onvoldoende, dan werd dat met Concreet besproken.
- Die feedback werd dan door mij of [naam kwaliteitsmedewerker] gegeven, veelal rechtstreeks aan [naam werknemer] , die het dan weer doorgaf aan zijn broer. We bespraken wat er anders of beter moest met de broers op het werk, maar ook veel in een Whatsapp-groep met [naam werknemer] , [naam werknemer] en [naam directeur] . [naam werknemer] was degene die vooral reageerde op berichten. Een enkele keer zei [naam werknemer] ook wat.”
hoede arbeid moest worden uitgevoerd. Er is dan ook geen sprake van werkinstructies op basis waarvan moet worden geconcludeerd dat de leiding en toezicht in de praktijk bij [gedaagde] lag.
- Op 13 november 2020 heb ik tijdens de pauze op het werk bij [gedaagde] met [naam werknemer] gepraat. Hij zei tegen mij: “ [gedaagde] gaat stoppen met ons”. Toen zei ik tegen hem: “Ik wil ook stoppen bij Concreet.” Ik heb zeker niet tegen [naam werknemer] gezegd dat ik al een aanbod van [naam kwaliteitsmedewerker] (Van [gedaagde] ) had. Ik heb wel gezegd dat ik bij [gedaagde] zou willen gaan werken. Dat was wat ik wilde als ik bij Concreet weg zou zijn.
- Een tijd na het gesprek met [naam werknemer] van 13 november kwam ik [naam kwaliteitsmedewerker] tegen op de parkeerplaats van [gedaagde] . Ik heb hem toen gevraagd of ik bij [gedaagde] kon werken, omdat ik wilde gaan stoppen bij Concreet. [naam kwaliteitsmedewerker] zei dat hij mij en mijn broer goede krachten vond, maar dat ik voor een sollicitatie met personeelszaken contact moest opnemen.
Toen mijn broer had aangegeven weg te willen bij Concreet zei [naam directeur] tegen mij: “Laat je broer maar gaan, als jij maar bij mij blijft werken”. Toen ik ook ontslag nam bij Concreet, wilde hij ineens geld zien van [gedaagde] .