3.3.Op 21 november 2021 heeft verzoekster een Wmo-aanvraag ingediend bij het college voor het verstrekken van een maatwerkvoorziening op grond van artikel 2.3.5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wmo. Vervolgens is het college overgegaan tot de bestreden besluitvorming.
Wat zijn de standpunten van partijen?
4. Het college heeft de afwijzing van de aanvraag van verzoekster gebaseerd op de vaststelling dat volgens artikel 4, tweede lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Berg en Dal 2020 (Verordening), het sociaalteam tot taak heeft te onderzoeken wat de mogelijkheden en beperkingen van een inwoner van Berg en Dal zijn. Als de aanvrager niet in de gemeente Berg en Dal woont, wordt er geen maatwerkvoorziening op grond van de Wmo verstrekt. Uit onderzoek is gebleken dat verzoekster inwoner is van de gemeente Nijmegen en geen inwoner van de gemeente Berg en Dal . Verzoekster dient zich daarom bij het sociaalteam van de gemeente Nijmegen te melden. De gemeente Nijmegen dient naar aanleiding van haar melding een onderzoek te starten. Zodra verzoekster inwoner is van de gemeente Berg en Dal kan zij een melding maken bij het sociaalteam met betrekking tot de overname van de uitstaande hulpmiddelen, ondersteuning bij het huishouden, begeleiding en de vraag om een automatische deuropener. Er zal dan een nieuw onderzoek worden gestart.
5. Verzoekster voert samengevat aan dat het college haar aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Ondanks het tijdsverloop tussen haar melding op 9 juli 2021 en de indiening van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is het voor haar nog altijd onduidelijk of het college gehouden is haar melding en aanvraag in behandeling te nemen, terwijl zij op basis van de voortgang van het onderzoek dat het college heeft gedaan, financiële verplichtingen is aangegaan met [locatie] . Vanwege de onduidelijkheid over de mogelijkheden om te kunnen verhuizen naar [locatie] heeft zij het huurcontract van haar woning in Nijmegen niet op kunnen zeggen. Verzoekster huurt de woning in [locatie] per 1 september 2021. Vanaf 1 juli 2022 moet zij huur gaan betalen aan [locatie] en zal zij geconfronteerd worden met dubbele huurlasten. Verzoekster loopt het risico de woning bij [locatie] kwijt te raken als er niet binnen afzienbare tijd duidelijkheid komt over haar mogelijkheden om te verhuizen. Met de overweging dat verzoekster geen ingezetene is en daarom geen maatwerkvoorziening kan krijgen van de gemeente Berg en Dal heeft het college strikt naar de letter van artikel 1.2.1 aanhef en onder a, van de Wmo 2015 gehandeld. Deze wetsuitleg is onverenigbaar met de vrije verblijfplaatskeuze c.q. het vestigingsrecht. Verzoekster verwijst daarbij naar artikel 2, eerste lid, van het Vierde Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 19, eerste lid, van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.Verzoekster kan vanwege haar klachten en beperkingen alleen verhuizen nadat de noodzakelijke woningaanpassingen gerealiseerd zijn. Door de wetsuitleg van het college zal zij nooit in staat zijn te verhuizen, aangezien het college van de gemeente Nijmegen meent dat zij evenmin gehouden is om de melding en aanvraag in behandeling te nemen.
Verzoekster heeft verder aangevoerd dat zij op 15 juli 2021, 9 augustus 2021 en 12 augustus 2021 telefonisch contact heeft gehad met het sociaalteam. Daarbij is ook gesproken over het feit dat verzoekster nog geen ingezetene was van de gemeente Berg en Dal . Desondanks is de melding wel aangenomen en in behandeling genomen. Op 23 augustus 2021 heeft er een keukentafelgesprek plaatsgevonden en op 30 augustus 2021 hebben consulenten van de gemeente Berg en Dal een bezoek gebracht aan [locatie] . Op basis van de voortgang in behandeling van de Wmo-melding heeft verzoekster op 1 september 2021 het huurcontract met [locatie] ondertekend en is zij daarmee financiële verplichtingen aangegaan. Vanaf 1 juli 2022 moet zij huur betalen. Op 21 september 2021 heeft het college Argonaut ingeschakeld voor medisch advies. Pas op 26 oktober 2021 heeft het college verzoekster telefonisch meegedeeld dat, na overleg met een jurist van Schulinck, geconcludeerd is dat het woonplaatsbeginsel eraan in de weg staat dat het college de Wmo-melding en -aanvraag in behandeling neemt. Gelet op het voorgaande heeft het college bij verzoekster het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat haar Wmo-melding door het college in behandeling zou worden genomen. Door dit opgewekte vertrouwen is het college gehouden tot het in behandeling nemen van de melding en de aanvraag. De afwijsgrond had het college bovendien kort na de melding op 9 juli 2021 duidelijk kunnen zijn, zodat zijn beroep daarop bij het besluit van 16 december 2021 tardief is daarmee niet gerechtvaardigd.
Moet verzoekster worden aangemerkt als ingezetene van de gemeente Berg en Dal ?