ECLI:NL:RBGEL:2022:6931

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
403421
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/403421 / HA ZA 22-198
Vonnis van 14 december 2022
in de zaak van
[eis.conv./verw.reconv.],
wonende te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: ‘
[eis.conv./verw.reconv.]’,
advocaat: mr. C.A.C. Nagel te Loenen Gld,
tegen
[ged.conv./eis.reconv.],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: ‘
[ged.conv./eis.reconv.]’,
advocaat: mr. W. Terhaerdt te Tiel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 juli 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 5 oktober 2022;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 november 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eis.conv./verw.reconv.] en [ged.conv./eis.reconv.] hebben een affectieve relatie gehad van begin 2015 tot en met januari 2020.
2.2.
Bij de start van de relatie met [eis.conv./verw.reconv.] was [ged.conv./eis.reconv.] nog gehuwd met [betrokkene 1] (hierna: ‘
[betrokkene 1]’). Op 27 januari 2017 is de echtscheiding uitgesproken tussen [ged.conv./eis.reconv.] en [betrokkene 1] .
2.3.
Als onderdeel van de afspraken die [ged.conv./eis.reconv.] en [betrokkene 1] met elkaar hebben gemaakt in het kader van de echtscheiding, is de gezamenlijke woning aan de [adres+plaats] (hierna: de ‘
Woning’) aan [ged.conv./eis.reconv.] toebedeeld. Van 18 oktober 2017 tot en met januari 2020 hebben [eis.conv./verw.reconv.] en [ged.conv./eis.reconv.] samengewoond in de Woning.
2.4.
Nadat [eis.conv./verw.reconv.] en [ged.conv./eis.reconv.] daarin zijn gaan samenwonen, is de Woning verbouwd. [eis.conv./verw.reconv.] heeft na aanvang van de verbouwing in vier overboekingen een totaalbedrag van € 4.708,79 overgemaakt naar de bankrekening van [ged.conv./eis.reconv.] met als omschrijving ‘Verbouwing’ of ‘Schilder’:
Datum
Bedrag
Kenmerk
1
21 februari 2018
€ 2.000,00
Verbouwing
2
7 maart 2018
€ 1.100,00
Verbouwing
3
21 mei 2018
€ 1.000,00
Verbouwing huis
4
2 december 2018
€ 608,79
Schilder
2.5.
Tijdens de relatie met [ged.conv./eis.reconv.] heeft [eis.conv./verw.reconv.] in negen overboekingen een totaalbedrag van € 8.581,51 overgemaakt naar de bankrekening van [ged.conv./eis.reconv.] , waarbij in het betalingskenmerk het woord ‘lening’ voorkwam:
Datum
Bedrag
Kenmerk
1
24 augustus 2016
€ 1.500,00
Lening voor betaling advocaat
2
30 augustus 2016
€ 250,00
Lening
3
12 september 2016
€ 1.000,00
Lening hypotheek augustus
4
19 september 2016
€ 1.731,51
Lening betaling advocaat
5
19 september 2016
€ 1.820,00
Lening 1e deel aflossing kinderalimentatie
6
2 november 2016
€ 880,00
Lening huur
7
1 februari 2017
€ 300,00
Lening leefgeld
8
11 september 2017
€ 100,00
Lening advocaat
9
31 maart 2019
€ 1.000,00
Lening
2.6.
In overgelegde WhatsApp-berichten is te lezen dat [ged.conv./eis.reconv.] aan [eis.conv./verw.reconv.] schrijft dat zij bij een overboeking ‘lening’ erbij moet zetten.
2.7.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft tijdens de relatie in vier overboekingen een totaalbedrag van € 2.200,00 overgemaakt naar de bankrekening van [eis.conv./verw.reconv.] , met als betalingskenmerk ‘Terugbetaling’.
2.8.
De ouders van [eis.conv./verw.reconv.] hebben [ged.conv./eis.reconv.] een totaalbedrag van € 8.000,00 geleend, zodat hij de advocaatkosten van zijn scheiding met [betrokkene 1] kon betalen. [ged.conv./eis.reconv.] heeft € 5.000,00 terugbetaald aan de ouders van [eis.conv./verw.reconv.] . De resterende vordering van € 3.000,00 is bij akte van cessie van 7 juli 2021 gecedeerd aan [eis.conv./verw.reconv.] . [ged.conv./eis.reconv.] heeft de gecedeerde vordering aan [eis.conv./verw.reconv.] voldaan.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eis.conv./verw.reconv.] vordert in conventie - samengevat - dat de rechtbank [ged.conv./eis.reconv.] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling aan [eis.conv./verw.reconv.] van:
1. de volgende geldsommen, te vermeerderen met wettelijke rente:
a. € 6.381,51 aan leningen aan [ged.conv./eis.reconv.] ;
b. € 4.780,79 aan bedragen overgemaakt aan [ged.conv./eis.reconv.] ten behoeve van de verbouwing van de Woning;
c. € 1.536,60 aan betalingen aan derden door [eis.conv./verw.reconv.] voor [ged.conv./eis.reconv.] ;
d. € 10.000,00 in verband met waardevermeerdering van de Woning;
e. € 5.000,00 in verband met aanleg van de tuin bij de Woning;
f. € 9.970,00 aan losse overboekingen aan [ged.conv./eis.reconv.] .
2. buitengerechtelijke kosten van € 1.391,91;
3. de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
3.2.
Aan haar vordering van € 6.381,51 legt [eis.conv./verw.reconv.] ten grondslag dat partijen overeenkomsten van geldlening zijn aangegaan (tot 1 januari 2017 artikelen 7A:1791-1801 BW (oud) en vanaf 1 januari 2017 artikelen 7:129-129f BW). De overige vorderingen baseert [eis.conv./verw.reconv.] op ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW), onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW) en/of de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 BW). In de beoordeling zal waar nodig per vordering worden uitgewerkt wat [eis.conv./verw.reconv.] aanvoert in het kader van die rechtsgronden.
In reconventie
3.3.
[ged.conv./eis.reconv.] vordert in reconventie dat de rechtbank [eis.conv./verw.reconv.] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling aan [ged.conv./eis.reconv.] van € 5.000,00 als zijnde de helft van het saldo van de spaarrekening van [eis.conv./verw.reconv.] waarop zij volgens [ged.conv./eis.reconv.] voor partijen gezamenlijk spaarde. Aan deze vordering legt [ged.conv./eis.reconv.] ten grondslag dat [eis.conv./verw.reconv.] ongerechtvaardigd is verrijkt (artikel 6:212 BW). Ook vordert [ged.conv./eis.reconv.] vergoeding van de proceskosten, te vermeerderen met nakosten.
In conventie en reconventie
3.4.
Beide partijen voeren verweer en concluderen over en weer tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten, te vermeerderen met nakosten.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie

4.1.
In conventie moet worden beoordeeld of [ged.conv./eis.reconv.] kan worden veroordeeld tot betaling aan [eis.conv./verw.reconv.] van de door haar gevorderde bedragen. De vorderingen, die zijn opgesomd in randnummer 3.1 van dit vonnis, zullen hierna per stuk worden beoordeeld.
Leningen
4.2.
[eis.conv./verw.reconv.] vordert een bedrag van € 6.381,51 van [ged.conv./eis.reconv.] , omdat zij geldleningen aan hem zou hebben verstrekt. [eis.conv./verw.reconv.] voert aan dat zij dit deed zodat hij zijn advocaat kon betalen voor de echtscheidingsprocedure met [betrokkene 1] en hij onder meer huur, hypotheek en kinderalimentatie kon voldoen. Volgens [eis.conv./verw.reconv.] heeft zij in totaal een bedrag van € 8.581,51 aan [ged.conv./eis.reconv.] geleend en heeft hij daarvan slechts € 2.200,00 terugbetaald.
4.3.
In de wet zijn bijzondere bepalingen opgenomen met betrekking tot de overeenkomst van geldlening. Tot 1 januari 2017 waren de artikelen 7A:1791 en 7A:1793 BW (oud) van toepassing en daarna de artikelen 6:129 e.v. BW. Naar oud recht kwam een geldleningsovereenkomst pas tot stand als het geld daadwerkelijk aan de lener was verstrekt. Naar nieuw recht geldt hetzelfde als degene die het geld uitleent een natuurlijk persoon is, zoals bij [eis.conv./verw.reconv.] het geval is. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eis.conv./verw.reconv.] aan [ged.conv./eis.reconv.] geld heeft verstrekt, zodat voor de vraag of in deze zaak sprake is geweest van overeenkomsten van geldlening alleen nog moet worden beoordeeld of (i) [eis.conv./verw.reconv.] zich heeft verplicht om een som geld aan [ged.conv./eis.reconv.] te verstrekken, terwijl (ii) [ged.conv./eis.reconv.] zich heeft verplicht om de geldsom terug te betalen. [ged.conv./eis.reconv.] heeft erkend dat [eis.conv./verw.reconv.] zich heeft verbonden om geld aan hem te verstrekken, maar heeft in deze procedure vooral aangevoerd dat [eis.conv./verw.reconv.] niet van hem verwachtte dat hij die bedragen zou terugbetalen, althans dat hij, [ged.conv./eis.reconv.] , daartoe niet verplicht was. Alleen dat laatste element van de vraag of sprake is van overeenkomsten tot geldlening moet dus nog door de rechtbank worden beoordeeld.
4.4.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eis.conv./verw.reconv.] in totaal een bedrag van € 8.581,51 heeft overgemaakt aan [ged.conv./eis.reconv.] en dat bij elk van de die overboekingen het woord ‘lening’ is vermeld. Uit een door [ged.conv./eis.reconv.] overgelegd WhatsApp-bericht blijkt verder dat [eis.conv./verw.reconv.] zich voor bijvoorbeeld de derde overboeking die in randnummer 2.5 van dit vonnis is opgenomen, heeft verbonden om een geldsom aan [ged.conv./eis.reconv.] te verstrekken, zodat hij daarmee zijn hypotheek kon betalen. Dat [ged.conv./eis.reconv.] in die tijd ook geld moest lenen om bijvoorbeeld zijn echtscheidingsadvocaat te betalen blijkt verder uit het vaststaande feit dat de ouders van [eis.conv./verw.reconv.] daarvoor aan [ged.conv./eis.reconv.] een geldlening hebben verstrekt.
4.5.
[ged.conv./eis.reconv.] onderbouwt zijn betwisting – van de stelling van [eis.conv./verw.reconv.] dat [ged.conv./eis.reconv.] de geldbedragen moest terugbetalen – door aan te voeren dat de geldbedragen giften waren van [eis.conv./verw.reconv.] en dat zij niet verwachtte dat hij de geldbedragen terugbetaalde. Die argumentatie van [ged.conv./eis.reconv.] strookt niet met het – nota bene op zijn eigen verzoek – vermelden van het woord ‘lening’ bij de overboekingen. [ged.conv./eis.reconv.] heeft in deze procedure betoogd dat hij deze vermelding door [eis.conv./verw.reconv.] erbij liet schrijven om te voorkomen dat over deze geldbedragen in de echtscheiding met [betrokkene 1] discussie zou ontstaan. De rechtbank volgt [ged.conv./eis.reconv.] niet in deze uitleg. De laatste drie bedragen waar ‘lening’ bij staat zijn immers overgemaakt nadat de echtscheiding was uitgesproken en de huwelijksgemeenschap tussen [ged.conv./eis.reconv.] en [betrokkene 1] was zelfs al ontbonden ruim voor het uitspreken van de echtscheiding. Op grond van artikel 1:99 lid 1 sub b BW wordt de huwelijksgemeenschap immers al van rechtswege ontbonden op het moment dat het verzoek tot echtscheiding is ingediend bij de rechtbank. Verder staat tussen partijen vast dat [eis.conv./verw.reconv.] in totaal een bedrag van € 10.500,00 aan [ged.conv./eis.reconv.] heeft overgemaakt waarbij zij wel uitdrukkelijk het woord ‘schenking’ heeft vermeld, zodat niet valt in te zien waarom zij bij andere overboekingen dan ‘lening’ zou vermelden als zij eigenlijk een schenking beoogde. Ook de WhatsApp-berichten die door [ged.conv./eis.reconv.] zijn overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt dat [eis.conv./verw.reconv.] de geldbedragen aan hem gaf zonder daarvoor terugbetaling te verwachten kunnen wat de rechtbank betreft het standpunt van [ged.conv./eis.reconv.] niet ondersteunen, omdat deze niet overeenkomen met de data waarop [eis.conv./verw.reconv.] de overboekingen heeft verricht met daarbij de mededeling ‘lening’. Het enige WhatsApp-bericht dat wel qua datum overeenkomt met een dergelijke overboeking is het bericht waarbij [eis.conv./verw.reconv.] zich op verzoek van [ged.conv./eis.reconv.] verbindt om aan [ged.conv./eis.reconv.] € 1.000,00 te verstrekken waarmee [ged.conv./eis.reconv.] zijn hypotheek kan betalen en waarbij [ged.conv./eis.reconv.] juist uitdrukkelijk aan [eis.conv./verw.reconv.] verzoekt om bij de overboeking te vermelden dat het gaat om een lening. Ten slotte staat vast dat [ged.conv./eis.reconv.] aan [eis.conv./verw.reconv.] een bedrag van € 2.200,00 heeft overgemaakt en dat hij bij de bijbehorende overboekingen het woord ‘terugbetaling’ heeft vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze ‘terugbetalingen’ niet te rijmen met het standpunt van [ged.conv./eis.reconv.] dat hij zich niet zou hebben verbonden om geld aan [eis.conv./verw.reconv.] terug te betalen.
4.6.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat [eis.conv./verw.reconv.] een totaalbedrag van € 8.581,51 aan [ged.conv./eis.reconv.] heeft geleend en dat [ged.conv./eis.reconv.] zich heeft verbonden om al de geleende bedragen terug te betalen. Omdat [ged.conv./eis.reconv.] een bedrag van € 2.200,00 heeft afgelost, resteert nog een vordering van € 6.381,51.
4.7.
Om op de vordering te kunnen beslissen, is van belang dat duidelijk wordt op welk moment [ged.conv./eis.reconv.] de lening moest terugbetalen. Partijen hebben hierover geen afspraken gemaakt, zodat voor wat betreft de leningen die dateren van voor 1 januari 2017 de nakoming van de betalingsverbintenis terstond kon worden gevorderd (artikel 6:38 BW). Voor de leningen die dateren van na 1 januari 2017 was [ged.conv./eis.reconv.] verplicht om de geldsommen terug te betalen binnen zes weken nadat [eis.conv./verw.reconv.] had medegedeeld tot opeising over te gaan (artikel 7:129e BW). Vaststaat dat [eis.conv./verw.reconv.] per brief van haar advocaat van 10 februari 2021 terugbetaling van de geldsommen had opgeëist, zodat [ged.conv./eis.reconv.] verplicht was om op 24 maart 2021 de geldsommen terug te betalen die na 1 januari 2017 aan hem waren geleend. Door toch niet te betalen is [ged.conv./eis.reconv.] in verzuim geraakt. De vordering van [eis.conv./verw.reconv.] van € 6.381,51 is dus geheel opeisbaar en de wettelijke rente zal zoals gevorderd worden toegekend vanaf 24 maart 2021.
Verbouwingen
4.8.
De tweede vordering van [eis.conv./verw.reconv.] betreft een bedrag van € 4.780,79 dat is samengesteld uit een viertal overboekingen aan [ged.conv./eis.reconv.] . [eis.conv./verw.reconv.] heeft aangevoerd dat [ged.conv./eis.reconv.] ongerechtvaardigd is verrijkt door deze investeringen van [eis.conv./verw.reconv.] (artikel 6:212 BW). Tussen partijen staat vast dat [ged.conv./eis.reconv.] volledig eigenaar is van de Woning en dat de betalingen zijn verricht voor kosten die [ged.conv./eis.reconv.] heeft gemaakt in het kader van de verbouwing van de Woning. [ged.conv./eis.reconv.] heeft zich daardoor kosten voor de verbouwing bespaard en de waarde van de woning is door de verbouwing toegenomen, terwijl [eis.conv./verw.reconv.] in haar vermogenspositie is verarmd, aldus [eis.conv./verw.reconv.] .
4.9.
[ged.conv./eis.reconv.] betwist niet dat hij is verrijkt en betwist ook niet dat geen rechtvaardiging bestond voor zijn vermogensverrijking. [ged.conv./eis.reconv.] voert bijvoorbeeld niet aan dat sprake is geweest van vrijgevigheid van [eis.conv./verw.reconv.] . [ged.conv./eis.reconv.] betwist wel dat [eis.conv./verw.reconv.] in haar vermogenspositie is verarmd, omdat zij de betalingen die zij heeft verricht voor de verbouwing al heeft teruggekregen. De overboekingen aan [eis.conv./verw.reconv.] waarnaar [ged.conv./eis.reconv.] in deze procedure heeft verwezen ter onderbouwing van zijn betwisting, dateren echter allemaal van voor de datum van de overboekingen van [eis.conv./verw.reconv.] aan [ged.conv./eis.reconv.] . De overboekingen die van latere datum zijn, zijn voor een betaling voor verf die [eis.conv./verw.reconv.] niet ten grondslag heeft gelegd aan deze vordering of – zoals ter zitting is gebleken – hebben betrekking op een bedrag van € 2.500,00 dat is overgemaakt aan [eis.conv./verw.reconv.] , zodat zij daarmee haar broer kon betalen die de tuin van de Woning heeft aangelegd. De betalingen van [ged.conv./eis.reconv.] aan [eis.conv./verw.reconv.] waarop [ged.conv./eis.reconv.] in het kader van zijn betwisting van de verarming van [eis.conv./verw.reconv.] een beroep doet, hangen naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet samen met zijn vermogensverrijking.
4.10.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [ged.conv./eis.reconv.] ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van [eis.conv./verw.reconv.] en zal de rechtbank hem veroordelen tot betaling van het gevorderde bedrag van € 4.780,79. Omdat sprake is van een vordering tot schadevergoeding uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking, is [ged.conv./eis.reconv.] pas in verzuim geraakt toen hij naliet te betalen binnen de termijn die de advocaat van [eis.conv./verw.reconv.] heeft gesteld in de brief van 4 maart 2021 waarmee [ged.conv./eis.reconv.] in gebreke is gesteld (artikel 6:82 lid 1 BW). Gelet daarop zal de rechtbank het gevorderde bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2021.
Stoffering en vuilcontainer
4.11.
De derde vordering van [eis.conv./verw.reconv.] betreft een bedrag van € 1.536,60 aan betalingen die [eis.conv./verw.reconv.] aan derden heeft verricht voor stoffering van de Woning (behang, vloer- en raambekleding) en de huur van een afvalcontainer.
4.12.
[eis.conv./verw.reconv.] voert aan dat [ged.conv./eis.reconv.] gehouden is om deze kosten aan haar te vergoeden, omdat hij ongerechtvaardigd is verrijkt (6:212 BW) of omdat op grond van maatstaven van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 BW) een vergoedingsverbintenis is ontstaan. [ged.conv./eis.reconv.] heeft gemotiveerd betwist dat hij is verrijkt door de uitgaven van [eis.conv./verw.reconv.] voor stoffering van de woning, omdat al behang, vloer- en raambekleding in de Woning aanwezig was. Enerzijds is dat door [eis.conv./verw.reconv.] onvoldoende weersproken en anderzijds dragen uitgaven voor stoffering ook niet bij aan waardevermeerdering van een woning, zodat de rechtbank van oordeel is dat [ged.conv./eis.reconv.] niet is verrijkt, althans in ieder geval niet onrechtvaardig is verrijkt ten koste van [eis.conv./verw.reconv.] . Voor de kosten van de afvalcontainer heeft [ged.conv./eis.reconv.] gemotiveerd betwist dat de afvalcontainer is gehuurd voor de verbouwing van de Woning, zodat niet vast is komen te staan dat [eis.conv./verw.reconv.] deze uitgave heeft gedaan ten behoeve van [ged.conv./eis.reconv.] of de Woning van [ged.conv./eis.reconv.] . Ook voor die uitgave is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van onrechtvaardige verrijking door [ged.conv./eis.reconv.] .
4.13.
De rechtbank neemt ook niet aan dat een vergoedingsrecht jegens [eis.conv./verw.reconv.] voortvloeit uit de in artikel 6:2 lid 1 BW bedoelde eisen van redelijkheid en billijkheid. Omdat [eis.conv./verw.reconv.] ook op die rechtsgrond vergoeding van haar uitgaven vordert, ligt het op haar weg om de bijzondere feiten en omstandigheden te stellen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat zij een vergoedingsrecht jegens [ged.conv./eis.reconv.] heeft. Zij heeft echter uitsluitend feiten aangevoerd in het kader van ongerechtvaardigde verrijking, welke grondslag ontoereikend is. Ook tijdens de mondelinge behandeling zijn desgevraagd geen bijzondere feiten en omstandigheden genoemd en dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat [eis.conv./verw.reconv.] geen bijzondere feiten en omstandigheden heeft gesteld die kunnen meebrengen dat zij een uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeiend vergoedingsrecht jegens [ged.conv./eis.reconv.] heeft. [1]
Waardevermeerdering van de Woning
4.14.
De vierde vordering van [eis.conv./verw.reconv.] betreft een bedrag van € 10.000,00 in verband met waardevermeerdering van de Woning. Volgens [eis.conv./verw.reconv.] is de Woning namelijk in waarde vermeerderd doordat [eis.conv./verw.reconv.] daarin – kort samengevat – tijd en geld heeft geïnvesteerd.
4.15.
In dit geval behoort de Woning uitsluitend toe aan [ged.conv./eis.reconv.] . Omdat [eis.conv./verw.reconv.] en [ged.conv./eis.reconv.] destijds samenwoonden op basis van een affectieve relatie, zijn de regels die in de titels 6 tot en met 8 van Boek 1 BW zijn opgenomen voor echtgenoten en geregistreerde partners, niet van toepassing. De rechtbank zal dus aan de hand van het algemene verbintenissenrecht moeten beoordelen of [eis.conv./verw.reconv.] ter zake van haar investering in de Woning in tijd en/of geld een vergoedingsrecht jegens [ged.conv./eis.reconv.] geldend kan maken. [2] De vordering van [eis.conv./verw.reconv.] kan niet worden gebaseerd op een waardestijging van de Woning door tijdsverloop of ontwikkelingen op de huizenmarkt, omdat die stijgingen toekomen aan de eigenaar van de Woning. Het kan dus alleen gaan om investeringen die [eis.conv./verw.reconv.] heeft gedaan en die zij vergoed wil krijgen van [ged.conv./eis.reconv.] .
4.16.
Voor wat betreft de investering in geld voor de verbouwing van de Woning, heeft de rechtbank hiervoor al geoordeeld dat [ged.conv./eis.reconv.] deze investering aan [eis.conv./verw.reconv.] moet vergoeden (zie randnummer 4.8 tot en met 4.10). De investering in tijd onderbouwt [eis.conv./verw.reconv.] met de stelling dat zij veel schilderwerk heeft verricht, waardoor [ged.conv./eis.reconv.] zich kosten heeft bespaard.
4.17.
De rechtbank oordeelt over deze vordering als volgt. In een affectieve relatie is het niet ongebruikelijk dat partners bepaalde (klus)werkzaamheden voor elkaar verrichten. Dat leidt na het verbreken van die relatie niet tot een vergoedingsrecht op grond van ongerechtvaardigde verrijking, behoudens bijzondere omstandigheden. Voor zover sprake van verrijking is, wordt deze immers gerechtvaardigd door hetgeen partijen in het kader van hun affectieve relatie over en weer voor elkaar plegen te doen. [3] [eis.conv./verw.reconv.] heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat sprake is van bijzondere omstandigheden, zodat geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking en ook niet van een vergoedingsrecht op grond van de in artikel 6:2 lid 1 BW bedoelde eisen van redelijkheid en billijkheid.
Tuin
4.18.
De vijfde vordering van [eis.conv./verw.reconv.] betreft een bedrag van € 5.000,00 in verband met de aanleg van de tuin bij de Woning. Volgens [eis.conv./verw.reconv.] komt dat bedrag haar toe, omdat zij tijd heeft besteed aan de tuin en omdat [ged.conv./eis.reconv.] zou hebben toegezegd dat hij [eis.conv./verw.reconv.] een bedrag van € 5.000,00 zou betalen voor de aanleg van de tuin.
4.19.
Uit de stukken en ook ter zitting is gebleken dat in de onderhandelingen die partijen hebben gevoerd om te kijken of deze zaak zou kunnen worden opgelost met een minnelijke regeling, is gesproken over een bedrag van € 5.000,00 dat [ged.conv./eis.reconv.] aan [eis.conv./verw.reconv.] zou betalen. De achtergrond daarvoor was enerzijds dat de broer van [eis.conv./verw.reconv.] de tuin voor een vriendenprijs had aangelegd en dat [eis.conv./verw.reconv.] niet veel van de tuin heeft kunnen genieten, omdat kort nadat de tuinaanleg was afgerond, partijen uit elkaar zijn gegaan. Omdat het aanbod van [ged.conv./eis.reconv.] naar het oordeel van de rechtbank is gedaan in het kader van een poging om door een alomvattende regeling een procedure tussen partijen te voorkomen, verbindt de rechtbank daaraan niet de conclusie dat dit een onvoorwaardelijke toezegging was van [ged.conv./eis.reconv.] . Voor wat betreft de tijd die [eis.conv./verw.reconv.] heeft besteed aan de tuin, is de rechtbank net zoals voor de tijdsinvestering in de woning (randnummer 4.17) van oordeel dat deze werkzaamheden moeten worden geschaard onder de gebruikelijke werkzaamheden die partners over en weer verrichten in het kader van een affectieve relatie en levert dat geen vergoedingsrecht op. De omstandigheid dat de broer van [eis.conv./verw.reconv.] kennelijk voor een vriendenprijs de tuin heeft aangelegd is verder ook geen bijzondere omstandigheid om aan te nemen dat voor werk in de tuin door [eis.conv./verw.reconv.] een vergoedingsrecht is ontstaan. Ook de vijfde vordering van [eis.conv./verw.reconv.] wordt dus afgewezen.
Overige betalingen
4.20.
De laatste inhoudelijke vordering van [eis.conv./verw.reconv.] van € 9.970,00 is samengesteld uit vijftien losse overboekingen aan [ged.conv./eis.reconv.] (hierna: de ‘
Overboekingen’).
4.21.
[eis.conv./verw.reconv.] onderbouwt haar vordering door aan te voeren dat de Overboekingen geen betalingen zijn die in het kader van de affectieve relatie zijn verricht. Dergelijke betalingen werden door haar altijd begeleid door een omschrijving met daarin amoureuze vermeldingen. Omdat bij de Overboekingen dergelijke omschrijvingen niet waren toegevoegd, ging het volgens [eis.conv./verw.reconv.] niet om betalingen in het kader van de affectieve relatie. Behalve in de hiervoor geschetste gevallen hielden partijen hun vermogens volgens [eis.conv./verw.reconv.] strikt gescheiden en nam ieder de eigen kosten voor eigen rekening. Ook was volgens [eis.conv./verw.reconv.] geen sprake van een lening of schenking, omdat in dergelijke gevallen dat ook bij de omschrijving werd vermeld (vergelijk randnummer 4.5). Volgens [eis.conv./verw.reconv.] was er geen rechtvaardiging voor de Overboekingen en dus is [ged.conv./eis.reconv.] volgens [eis.conv./verw.reconv.] daardoor ongerechtvaardigd verrijkt, althans zijn de Overboekingen onverschuldigd overgemaakt of is sprake van een vergoedingsverbintenis van [ged.conv./eis.reconv.] aan [eis.conv./verw.reconv.] op grond van de algemene maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
4.22.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft gemotiveerd betwist dat partijen de eigen vermogens strikt gescheiden hielden en dat ieder de eigen kosten voor eigen rekening nam. Door [eis.conv./verw.reconv.] is niet weersproken dat [ged.conv./eis.reconv.] de kosten voor gas, water en licht betaalde, premies voor verzekeringen van [eis.conv./verw.reconv.] betaalde en facturen van tandarts en ziekenhuis en verkeersboetes van [eis.conv./verw.reconv.] betaalde. Behalve dat met deze betwisting is komen vast te staan dat de vermogens van partijen niet strikt gescheiden zijn gebleven, volgt hieruit ook dat niet alleen [eis.conv./verw.reconv.] onverplicht of zonder rechtsgrond betalingen verrichtte, maar dat [ged.conv./eis.reconv.] dat op zijn beurt ook deed. Gelet daarop is niet komen vast te staan dat sprake zou zijn geweest van ongerechtvaardigde verrijking of onverschuldigde betaling en is ook geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan en vergoedingsverbintenis van [ged.conv./eis.reconv.] aan [eis.conv./verw.reconv.] is ontstaan op grond van de algemene maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Ook de laatste inhoudelijke vordering van [eis.conv./verw.reconv.] zal de rechtbank daarom afwijzen.
Conclusie
4.23.
In totaal zal worden toegewezen een bedrag van € 6.381,51 + € 4.780,79 = € 11.162,30, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals omschreven in randnummers 4.7 en 4.10.
Buitengerechtelijke kosten
4.24.
[eis.conv./verw.reconv.] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eis.conv./verw.reconv.] heeft aan [ged.conv./eis.reconv.] meerdere aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het ‘
Besluit’). De vordering van € 1.391,91 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 885,27 bij toegewezen geldbedragen van in totaal € 11.162,30. De rechtbank wijst daarom € 885,27 toe.
Proceskosten
4.25.
Omdat het geschil samenhangt met de voormalige relatie tussen partijen zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.5. De beoordeling in reconventie

5.1.
[ged.conv./eis.reconv.] vordert in reconventie betaling van € 5.000,00 als zijnde de helft van het saldo op de spaarrekening van [eis.conv./verw.reconv.] waarop zij volgens [ged.conv./eis.reconv.] voor partijen gezamenlijk spaarde.
5.2.
[ged.conv./eis.reconv.] voert aan dat de helft van het saldo op de spaarrekening van hem was. [eis.conv./verw.reconv.] betwist dit en uit de stukken blijkt dat de spaarrekening op naam van [eis.conv./verw.reconv.] staat en dat alleen vanaf haar eigen rekening bedragen zijn overgemaakt. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de helft van het saldo toebehoorde aan [ged.conv./eis.reconv.] . [ged.conv./eis.reconv.] legt verder aan zijn vordering ten grondslag dat [eis.conv./verw.reconv.] gehouden is een bedrag van € 5.000,00 te vergoeden, omdat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Zoals ook is overwogen in randnummer 4.22 hebben partijen over en weer vele betalingen voor elkaar verricht, zodat voor deze vordering niet kan worden vastgesteld dat de ene partij ten koste van de andere partij is verarmd en/of verrijkt. De rechtbank acht het gebruikelijk dat binnen een affectieve relatie tussen partners over en weer betalingen aan elkaar of voor elkaar aan derden worden gedaan. Dat [ged.conv./eis.reconv.] betalingen voor [eis.conv./verw.reconv.] heeft verricht levert geen bewijs op van de stelling dat zij daardoor kon sparen, omdat uit de stukken blijkt dat [eis.conv./verw.reconv.] ook grote bedragen aan [ged.conv./eis.reconv.] heeft geschonken en andere betalingen aan hem heeft verricht. Omdat [eis.conv./verw.reconv.] verder ook betwist dat zou zijn afgesproken dat zij voor partijen samen spaarde, zal de rechtbank de reconventionele vordering afwijzen.
Proceskosten
5.3.
Omdat het geschil samenhangt met de voormalige relatie tussen partijen zullen de
proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank:
In conventie
6.1.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] tot betaling aan [eis.conv./verw.reconv.] van € 6.381,51, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 24 maart 2021 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] tot betaling aan [eis.conv./verw.reconv.] van € 4.780,79, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 18 maart 2021 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] tot betaling aan [eis.conv./verw.reconv.] van € 885,27 voor buitengerechtelijke kosten,
In reconventie
6.4.
wijst de vordering van [ged.conv./eis.reconv.] af,
In conventie en reconventie
6.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022.

Voetnoten

1.HR 10 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:707, rov. 3.5.7.
2.HR 10 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:707, rov. 3.5.2-3.5.3.
3.Hof ’s-Gravenhage 28 februari 2001, ECLI:NL:GHSGR:2001:AB1265, rov. 10