In deze zaak heeft eiser, een particulier, een verzoek ingediend om teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) voor een in Nederland geregistreerde Citroen C5. Dit verzoek is door de inspecteur van de Belastingdienst afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is op 10 september 2019 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 14 december 2021 een zitting gehouden waarbij de gemachtigde van eiser aanwezig was, evenals vertegenwoordigers van de Belastingdienst. Tijdens deze zitting zijn ook andere vergelijkbare beroepen behandeld.
De rechtbank heeft zich in deze tussenuitspraak gebogen over de vraag of het verzoek om teruggaaf van BPM terecht is afgewezen. Eiser heeft betoogd dat de nationale regeling in strijd is met Europees recht en dat er buitenwettelijke overeenkomsten zijn gesloten door de Belastingdienst met derde partijen, waardoor deze partijen zonder belemmering BPM terugkrijgen bij export. De Belastingdienst heeft deze stellingen betwist en aangegeven dat er geen documenten zijn die deze claims ondersteunen.
De rechtbank heeft besloten om eiser in de gelegenheid te stellen bewijs te leveren van zijn stellingen, met name over de vermeende overeenkomsten met derde partijen. Eiser moet binnen twee weken na de verzending van deze tussenuitspraak de namen en adressen van getuigen opgeven. Beide partijen dienen ook hun verhinderdagen door te geven, zodat de rechtbank een nieuwe zittingsdatum kan plannen. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en verdere beslissingen aangehouden tot de volgende zitting.