ECLI:NL:RBGEL:2023:1626

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
10135768
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over schadevergoeding en registratie van fraude

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en Achmea Schadeverzekeringen N.V. over een schadeclaim die [eiser] had ingediend na schade aan zijn inboedel tijdens een verhuizing. [eiser] had een woonverzekering afgesloten bij Centraal Beheer, maar zijn claim werd afgewezen op basis van vermeende opzettelijke misleiding en fraude. Centraal Beheer stelde dat [eiser] tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over de toedracht van de schade, wat leidde tot registratie in verschillende registers voor verzekeringsfraude. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van opzettelijke misleiding, maar van een misverstand over waar de schade was ontstaan. De rechtbank concludeerde dat de schade onder de polis gedekt was en dat Centraal Beheer de schadevergoeding moest uitkeren. Tevens werd bepaald dat de registraties van [eiser] in de registers ongedaan moesten worden gemaakt, omdat deze niet op juiste gronden waren aangebracht. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] grotendeels toegewezen, inclusief de betaling van meerpremies en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 10135768 \ CV EXPL 22-7113 \ 25115 \ 588
uitspraak van 15 maart 2023
vonnis
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. Y.Y. Au Yeung
tegen
de naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen N.V., h.o.d.n. Centraal Beheer
gevestigd te Apeldoorn
gedaagde partij
gemachtigde mr. S. Palper
Partijen worden hierna [eiser] en Centraal Beheer genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 juni 2022 en de daarin genoemde processtukken onder zaaknummer C/05/400560 / HA ZA 22-94
- het proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 6 oktober 2022 met verwijzing naar kanton
- het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling van 6 oktober 2022.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft bij Centraal Beheer onder [polisnummer] een woonverzekering afgesloten, bestaande uit een Opstal Allriskverzekering, een Inboedel Allriskverzekering en een Aansprakelijkheidsverzekering. Op de verzekering zijn van toepassing de Algemene voorwaarden (model DLP-AV-01-191), de Voorwaarden Inboedel (model INB-RV-01-191) en de Voorwaarden Inboedel Allrisk (model INB-RV-02-191).
In de Algemene voorwaarden staat onder meer:

5.Wanneer mogen wij een verzekering stoppen zonder opzegtermijn?

(…)
U of een verzekerde pleegt fraude
 Wij mogen alle verzekeringen stoppen, die op het polisblad staan.
 U moet uitkeringen en kosten terugbetalen
 (…)
 Wij mogen de fraude registreren.
- Alle verzekeraars in Nederland kunnen dit zien.
Bij begrippen ziet u wat wij onder fraude verstaan
(…)

7.Wanneer is schade niet verzekerd?

(…)
U of een verzekerde pleegt fraude
 Wij hoeven dan niets te betalen.
 Behalve als de wet zegt dat we wel moeten betalen
(…)
Begrippen
(…)
Fraude
U of een verzekerde vertelt niet de waarheid of vertelt niet alles met de opzet om:
 Of een (hogere) vergoeding van ons te krijgen.
 (…)
In de Voorwaarden Inboedel staat onder meer:

8.Waar is de inboedel verzekerd?

In de woning op het adres dat op het polisblad staat
 (…)
Buiten de woning, alleen op het adres dat op het polisblad staat.
 In de tuin, op het erf, balkon of dakterras.
 (…)

9.De inboedel is in de woning: wanneer is schade verzekerd?

(…)
Bij schade door botsen, inslaan en vallen
 (…)
10. De inboedel is in de woning en u heeft een Allrisk dekking (INB-RV-02-191): wanneer is schade nog meer verzekerd?
Bij schade door een andere plotselinge gebeurtenis.
 (…)

11.De inboedel is buiten de woning: wanneer is schade verzekerd?

(…)
In de tuin, op het erf, balkon of dakterras van de woning op het adres dat op het verzekeringsbewijs staat.
 (…)
 Bij schade door botsen, inslaan en vallen.
 Iemand rijdt of vaart tegen de woning.
 Een kraan of heistelling valt om.
 (…)
14. Wanneer is schade aan de inboedel verzekerd als de inboedel binnen Nederland wordt verhuisd?
Bij schade door een ongeluk
 Het voertuig dat een verzekerde gebruikt om te verhuizen krijgt een ongeluk.
 Als de inboedel tijdens het hijsen en/of laten zakken los raakt.
Bij schade doordat hulpmiddelen niet goed werken
 Bij laden en lossen
Bij schade door diefstal of kwijtraken van verhuisdozen
 Of iets anders waarin een verzekerde de inboedel verhuist.
(…)

30.Wanneer meldt een verzekerde de schade?

Zo snel mogelijk

31.Wat doet een verzekerde bij schade?

 (…)
 De verzekerde doet niets wat nadelig is voor ons.
 (…)
2.2.
[eiser] heeft op 21 december 2020 zijn inboedel verhuisd naar een nieuwe woning. Op 22 december 2020 heeft [eiser] telefonisch bij de afdeling Inboedel van Centraal Beheer melding gemaakt van schade aan zijn bed (het hoofdbord) en zijn eettafel. Tijdens dit gesprek is hij doorverbonden met de afdeling Bezittingen Buitenshuis. Vervolgens is hij terug doorverbonden met de afdeling Inboedel. Van deze gesprekken zijn geluidsopnames gemaakt. Bij de stukken bevinden zich deze geluidsopnames alsmede een schriftelijke uitwerking van deze geluidsopnames, opgemaakt door [eiser] . Daarin wordt Centraal Beheer aangeduid met ‘wp’ en [eiser] met ‘cl’. Uit deze schriftelijke uitwerking wordt als volgt geciteerd:
Het eerste gesprek met de afdeling Inboedel
“(…)
Wp: (…) En de schade is in de woning ontstaan?
Cl: uh… Ja, tijdens het vervoeren
(…)
Wp: Oké, en wat is er gebeurd?
Cl: Nou, er zit een scheur in mijn hoofdbord van het bed. Het is een leren bed.
Wp: hm hm, en dat is gebeurd tijdens het transport?
Cl: Yes
Wp: hm hm
Cl: eh … en mijn eettafel, die is helemaal beschadigd.
Wp: En is er ook nog iets gebeurd tijdens het transport? Of?
Cl: Nee, ik denk dat er… ik vermoed dat de eettafel is gevallen tijdens transport en ook op m’n bed in principe.
(…)
Wp: (…) Ik heb even voor u gekeken. En deze schade is helaas niet verzekerd. Ik zal u uitleggen waarom. U bent verzekerd voor de inboedel bij ons. Alleen is het zo dat tijdens het verhuizen is inboedel alleen verzekerd wanneer er bijvoorbeeld een ongeluk gebeurt met de verhuiswagen of wanneer bijvoorbeeld tijdens het laden en lossen de laadklep het niet doet of ineens naar beneden valt en daardoor de inboedel beschadigd raakt. Wat namelijk zo is, ik weet niet of u een bedrijf hebt ingeschakeld voor het verhuizen?
Cl: nee, ik heb het zelf gedaan en ik ben allrisk verzekerd bij jullie dat was mij verteld.
(…)
Wp: (…) Ik heb het nog even nagekeken en inderdaad u heeft een allrisk dekking maar dat is voor de spullen in de woning, maar u hebt ook een bezittingen-buitenshuisverzekering en daar ga ik u even mee doorverbinden. Dan kunnen zij even kijken of zij wel iets voor u zouden kunnen betekenen.
(…)”.
Het gesprek met de afdeling Bezittingen Buitenshuis
“(…)
Cl: U hebt ook het verhaal meegekregen neem ik aan
Wp: ja klopt, het ging over een tafel en een bed. Bij het verplaatsen van de spullen?
Cl: precies
(…)
Wp: (…) Het enige wat ik kan vinden is dat u wel een bezittingen buitenshuis heeft, maar dat is alleen op vakantie..(…)
Wp: (…) eh ja, dus ik ben bang dat het slecht nieuws is en dat u hiervoor niet verzekerd bent.
Cl: Da’s… da’s toch gek…ik ben allrisk verzekerd. Voor alles blijkbaar, maar dan bel ik een keer en dan ben ik nergens voor verzekerd. Vind ik nogal een beetje vreemd…
Wp: Ja, nou in dit geval…het gaat wel om buiten de deur..tis buiten de woning is deze schade dan ook ontstaan. (…)
(…)
Cl: kun je mij dan weer terug verbinden met inboedel?
(…)”.
Het tweede gesprek met de afdeling Inboedel
“(…)
Wp: (…) De schade is gemeld bij de inboedelverzekering en toen werd op de buitenshuis en toen zou u even doorverbonden worden met de inboedelverzekering.
Cl: ja ik word er een beetje…ik word er een beetje knettergek van. Want ik heb tijdens het verplaatsen van de inboedel heb ik schade opgelopen.
(…)
Wp: (…) want waar is de schade precies ontstaan, weet u dat nog?
Cl: uh ja, dat is ontstaan tijdens het inladen
Wp: even kijken, tis tijdens het inladen gebeurd…ik pak het even erbij.. nou oké.. En dit is bij uw woning gebeurd? Of waar hebt u de boel ingeladen?
Cl: ja, bij mijn woning
Wp: en waar precies?
Cl: in de, ja, op de oprit
Wp: op de oprit is de schade ontstaan..(…)
(…)
Wp: (…) De tafel is dus omgevallen op het bed begrijp ik
Cl: precies precies
(…)
Wp: (…) u had net ook al een collega gesproken en die had de schade niet kunnen oppakken op de inboedelverzekering?
Cl: ja, ik snap ook niet waarom. Of ze begreep mij niet goed.
Wp: ik zal heel even voor u kijken hoe dat precies zit. (…) In eerste instantie viel het onder schade tijdens verhuizing. Dat is alleen bepaalde gevallen verzekerd. Als ik dan puur kijk m.b.t. de allrisk module die u heeft, ja dan zijn dit soort schade verder wel gewoon verzekerd, echter zijn die schades alleen verzekerd mits die zijn ontstaan in uw woning zelf of in de daarbij behorende bijgebouwen. Schade die buiten uw woning is ontstaan, dus op het moment dat u de boel buiten aan het verplaatsen bent en het inladen of etc. dus niet in de woning of de daarbij behorende bijgebouwen, dan is er officieel op de polis wel een uitsluiting.
Cl: oké
Wp: dus op basis daarvan is het eigenlijk afgewezen. (…) Maar omdat de schade echt buiten uw woning is ontstaan, is op de polis officieel dan ook geen dekking voor.
Cl: oké…maar ben ik daar nu wel of niet verzekerd voor?
Wp: nee, voor deze schade bent u dus niet verzekerd omdat de schade buiten de woning is ontstaan
Cl: Ik zit al zo lang bij jullie. Ik meld zelden schade, ik ben blijkbaar voor alles verzekerd werd mij verteld (…)…en dan meld ik een keer en dan ben ik blijkbaar niet verzekerd. Ik snap er eigenlijk geen bal van.
Wp: Ja…tis puur..qua oorzaken bent u natuurlijk wel goed verzekerd, alleen die oorzaken m.b.t. allrisk zeg maar. Dus m.b.t. val-en stootschades, wat dus geen normale schadeoorzaken zijn, die zijn alleen verzekerd in uw woning of in een gebouw wat bij uw woning hoort zeg maar. (…) Maar buiten de woning is die module dus helaas niet aanwezig.
Cl: kunt u mij dan doorverbinden met de klachtenafdeling?
Wp: ik kan wel de klacht voor u registreren, maar ik kan niet doorverbinden met een klachtenafdeling. (…)
(…)”.
2.3.
Nog diezelfde dag heeft [eiser] opnieuw contact opgenomen met Centraal Beheer. Daarvan is geen geluidsopname beschikbaar, alleen een telefoonnotitie. Hierin staat:
“Ev belt en is het niet eens met de afwijzing. Geeft aan dat de schade is ontstaan in de woning en niet op de oprit. Ev geeft aan dat hij met zijn vrouw de hoofdbord uit elkaar gingen halen. Het hoofdbord is gevallen, waardoor er schade is ontstaan. Aangegeven dat afdeling klachten contact gaat opnemen. Hij heeft aan dat er niet geluisterd is naar hem tijdens het gesprek.”
2.4.
Centraal Beheer heeft vervolgens haar afdeling Speciale Zaken ingeschakeld omdat zij stelt onregelmatigheden in het dossier te hebben aangetroffen. De afdeling speciale zaken heeft [eiser] op 11 januari 2021 telefonisch gesproken. In de schriftelijke uitwerking van dit gesprek staat het volgende, voor zover hier van belang:
“Wp: (…) Ik was even benieuwd wat er nu precies is gebeurd. Want je hebt schade aan volgens mij een bed en een tafel
(…)
Cl: klopt klopt, nou ik uhm het is namelijk zo. Kijk ik had dus gebeld, ik ben inmiddels verhuisd. Uiteraard als je verhuist, dan moet je spullen vervoeren. En je dient ook spullen uit elkaar te halen. Nou, het bed is tijdens het uit elkaar halen, uhm in ieder geval het is een boxspring en die bestaat uit meerdere delen. Een hoofdbord en een voetenbord. Het gaat namelijk om het hoofdbord. Die hebben ik en mijn vrouw toendertijd uit elkaar willen halen. Alleen dat ding is nogal zwaar, want er zit zo’n metalen pin in die je in elkaar kunt schuiven. Zodat het hoofdbord bevestigd kan worden aan de matrassen.
(…)
Cl: nou tijdens het optillen heeft mijn vrouw hem laten vallen. Waardoor het hoofdbord zeg maar tegen die metalen pin is gekomen en het is gescheurd.
(..)
Cl: nou, dat heb ik gemeld. Toen vroeg die meneer die ik aan de telefoon had de eerste keer; oke dus u bent verhuisd. Nou ik ben inderdaad verhuisd dus okee. Waar stond de auto, of waar stond de bus? Ik zeg ja de bus stond gewoon voor. Okee nou dan valt het niet binnen uw verzekering. Ik zeg nou het is niet buiten ge, of ik wilde mijn verhaal vertellen, ja hij liet me niet echt helemaal uitpraten. Het gesprek liep niet echt helemaal soepel. Ik had ook toen aangegeven aan een andere collega van u, ik heb daarna gewoon teruggebeld, van ja ik ben gewoon allrisk verzekerd en het is ook binnen gebeurd, alleen ja er werd niet naar mij geluisterd door de eerdere collega. Want die dacht blijkbaar dat het allemaal buiten is gebeurd omdat ik had gezegd ja ik ben bezig met het verhuizen en ik wilde het natuurlijk gaan vervoeren. Dus ik moet het dan eerst uit elkaar halen. Alleen daar werd helemaal niet naar geluisterd. Dus meneer denkt of dacht nog steeds dat het buiten is gebeurd tijdens het vervoeren, maar dat is helemaal niet aan de orde.
(…)
Cl: (…) En dat geldt dan ook eigenlijk voor die tafel. Daar is het bovendek is beschadigd geraakt.
Wp: en dat was ook tijdens het in en uit elkaar halen of iets dergelijks?
Cl: ja ja ja ja ja
Wp: en dat is ook in de woning gebeurd dan?
Cl: dat is ook gewoon in mijn oudere woning is dat gebeurd ja. (…)
Wp: oke en constateerde u dat meteen toen dat gebeurde?
Cl: ja ja ja ja ja
(…)
Wp: maar in het eerste gesprek wordt er ook gevraagd, is het in de woning gebeurd? En toen geeft u aan nee dat is niet in de woning gebeurd want het is tijdens het vervoeren gebeurd. Dan wordt er gevraagd, is het tijdens het transport gebeurd? Dan bevestigt u: ja dat klopt. En dan uhm ja wordt er ook aangegeven van wat is er dan tijdens transport gebeurd? En dan zegt u ik vermoed dat de eettafel is gevallen tijdens het transport op het bed. (…)
(…)
Cl: (…) En wat ik al zei ik heb al meerdere dingen aan het hoofd. En misschien heb ik me helaas verspreekt of ja niet verspreekt in het kader van dat ik iets onder de dekking wil laten vallen, maar dat ik me erin heb vergist. In mijn antwoord. Omdat ik zo erg en nog steeds in die verhuizing en er spelen nog andere dingen, privé. Dusja. Maar dat is ook de reden dat ik daarna heb teruggebeld. Niet om onder die dekking, in ieder geval dat ik het vergoed krijg. Dat ik het ff recht wilde praten. Want daarna begon ik me pas te realiseren dat ik eigenlijk dingen heb gezegd die niet zijn gebeurd. Oftewel het is niet tijdens transport gebeurd. Ik zei het maar dat was het niet omdat ik zo met mijn hoofd uh warrig was omdat ik met andere dingen nog zit. (…)
Wp: ja want u geeft aan dat de behandelaar u niet liet uitspreken. Dat zij u niet goed hebben begrepen. En nu geeft u toch een ander verhaal aan van dat u zichzelf heeft verspreekt en dat u een ander verhaal heeft verteld en dat doet u pas nadat ik u confronteer met het feit dat die gesprekken heb teruggeluisterd. Dat dat toch een hele andere weergave is. Dus u verandert zelf uw lezingen. Dat wordt niet gedaan door een schadebehandelaar of door interpretatie.
Cl: maar zo heb ik het wel geïnterpreteerd dus vandaar ook dat ik daarna heb teruggebeld erover.
(…)”
2.5.
In de brief van 13 januari 2021 neemt Centraal Beheer het standpunt in dat sprake is van verzekeringsfraude. Centraal Beheer schrijft, voor zover hier van belang:
“(…)
Uw schade betalen wij niet.
U vertelde ons niet de waarheid over hoe de schade aan uw inboedel is ontstaan. U verklaarde meerdere malen tegenstrijdig. Op grond hiervan is eveneens uw schadeclaim niet aannemelijk gemaakt.
U bent duidelijk geweest in uw verklaringen. U verklaarde eerst dat de schade tijdens vervoer dan wel tijdens transport is ontstaan. In het tweede gesprek verklaarde u dat het tijdens het inladen op de oprit is ontstaan. Ook verklaart u tegenstrijdig over hoe de schade is ontstaan. Eerst vermoedt u dat tijdens het transport de eettafel is gevallen tegen uw bed. Later verklaarde u dat dit is ontstaan tijdens het uit elkaar halen. Er is meerdere malen uitgelegd dat deze schade alleen in de woning verzekerd is. Kort hierna belde u terug en vertelt u dat de schade in de woning is ontstaan. In eerste instantie geeft u aan dat er niet goed naar u is geluisterd. Later gaf u nadat ik heb aangegeven dat ik de gesprekken heb teruggeluisterd, en u met informatie heb geconfronteerd, dat u zich heeft vergist en dat u dingen heeft gezegd die niet zijn gebeurd. Op grond hiervan kunnen wij niet anders dan concluderen dan dat u ons opzettelijk heeft misleid.
(…)”.
In deze brief schrijft Centraal Beheer verder dat zij de woonverzekering per 27 januari 2021 stopt, dat zij de overige verzekeringen per 13 maart 2021 stopt, dat [eiser] de kosten van de fraude coördinator van € 420,67 moet betalen, dat zij de gegevens van [eiser] voor een periode van 3 jaar op laat nemen in het Extern Verwijzingsregister, dat zij de gegevens van [eiser] voor een periode van 8 jaar registreert in het (interne) Incidentenregister en dat zij het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit van het Verbond van Verzekeraars op de hoogte brengt van de registraties.
2.6.
Bij e-mailbericht van 24 december 2021 heeft de advocaat van [eiser] Centraal Beheer gesommeerd over te gaan tot afwikkeling van de schade uitkering en het ongedaan maken van de interne en externe registraties.
3. De vordering en het verweer
3.1.
[eiser] vordert, samengevat weergegeven, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Centraal Beheer veroordeelt tot:
a. a) het binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis afwikkelen van de schade op basis van artikel 32 van de bijzondere polisvoorwaarden INB-RV-01-191 en het uit te keren schadebedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2020 te betalen aan [eiser] , op straffe van een dwangsom,
b)
primair:het binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis ongedaan (laten) maken van de externe registraties bij de Stichting CIS en het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit, op straffe van een dwangsom,
subsidiair:het binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis verminderen van de looptijd van de externe registraties bij de Stichting CIS en bij het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit, zodat de registraties eindigen op de dag van het te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom,
c)
primair:het binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis ongedaan (laten) maken van de registraties in het Incidentenregister van Centraal Beheer en in andere vergelijkbare registratiesystemen zoals de Gebeurtenissenadministratie en het IVR (Intern Verwijzingsregister), op straffe van een dwangsom,
subsidiair: het binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis verminderen van de looptijd van de registraties in het Incidentenregister van Centraal Beheer en in andere vergelijkbare registratiesystemen zoals de Gebeurtenissenadministratie en het IVR (Intern Verwijzingsregister), zodat de registraties eindigen op de dag van het te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom,
d) het binnen twee dagen na betekening van dit vonnis ongedaan maken van de beëindiging van de tussen Centraal Beheer en [eiser] afgesloten verzekeringen zoals benoemd in de brief van 13 januari 2021 en deze verzekeringen te beëindigen door middel van opzegging door [eiser] met ingang van de oorspronkelijke opzeggingsdatum, op straffe van een dwangsom,
e) tot betaling van de meerpremies van € 1.180,36 berekend tot en met januari 2022,
f) tot betaling van een maandelijks bedrag van € 112,69 aan meerpremies vanaf januari 2022, vermeerderd met een bedrag van € 80,00 aan poliskosten, tot aan de dag dat [eiser] rechtsgeldig de verzekeringen bij De Vereende kan opzeggen,
g) tot betaling van een bedrag van € 500,00 aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding,
h) tot betaling van € 264,05 aan buitengerechtelijke kosten,
i. i) tot betaling van de proceskosten alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien betaling binnen de gestelde termijn uitblijft.
3.2.
[eiser] grondt zijn vordering op nakoming van de verzekeringsovereenkomst en stelt dat sprake is geweest van een verzekerd voorval, namelijk schade aan de inboedel. Volgens [eiser] weigert Centraal Beheer ten onrechte om tot uitkering over te gaan. Tijdens zijn verhuizing zijn het hoofdbord van het bed en het blad van de eettafel beschadigd geraakt. [eiser] heeft deze schades telefonisch gemeld bij Centraal Beheer. Tijdens dat gesprek heeft Centraal Beheer ten onrechte aangenomen dat de schade buiten is ontstaan. Later heeft [eiser] teruggebeld om duidelijk te maken dat de schade in de woning is ontstaan. Verder stelt [eiser] dat Centraal Beheer ten onrechte zijn persoonsgegevens heeft geregistreerd en vordert daarom ongedaanmaking van de verschillende registraties. Met deze registraties heeft Centraal Beheer ook in strijd met de AVG gehandeld. Dit alles levert volgens [eiser] een inbreuk op in zijn persoonlijke levenssfeer, waardoor hij aanspraak maakt op een immateriële schadevergoeding. Tot slot stelt [eiser] dat Centraal Beheer zijn verzekeringen ten onrechte heeft beëindigd, waarna hij vanwege de registraties genoodzaakt was om duurdere verzekeringen af te sluiten. De meerpremie die hij daarvoor heeft moeten betalen, vordert hij nu als schade.
3.3.
Centraal Beheer voert primair aan dat zij niet is gehouden tot uitkering over te gaan, nu [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke misleiding met het doel om een uitkering te krijgen waarop geen recht bestond. Subsidiair voert Centraal Beheer aan dat [eiser] niet heeft aangetoond dat sprake is geweest van een verzekerd evenement. Meer subsidiair voert Centraal Beheer aan dat dekking ontbreekt omdat [eiser] niet aan zijn informatieverplichting heeft voldaan. Verder voert Centraal Beheer aan dat zij [eiser] terecht en overeenkomstig de daarvoor geldende regels heeft geregistreerd in de toepasselijke registers. Tot slot betwist zij dat zij de verzekeringen niet had mogen beëindigen, dat zij eventuele meerpremies verschuldigd is en dat grond bestaat voor het toekennen van een immateriële schadevergoeding.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Om aanspraak te kunnen maken op een uitkering, moet sprake zijn van een door de inboedelverzekering gedekt voorval. In de op de verzekering van toepassing zijnde voorwaarden, opgenomen onder 2.1, is de dekking omschreven. Uit de artikelen 8, 9 en 10 van deze voorwaarden volgt dat vanwege de allriskverzekering van [eiser] schade die in de woning aan de inboedel is ontstaan niet alleen is verzekerd in geval van ‘botsen, inslaan en vallen’ (artikel 9) maar ook indien de schade is veroorzaakt door een andere plotselinge gebeurtenis (artikel 10). Artikel 11 bepaalt in welke gevallen schade is verzekerd indien de inboedel zich buiten de woning bevindt. Daarbij wordt bedoeld inboedel die zich in een trappenhuis, een andere gemeenschappelijke ruimte, in de tuin, op het erf, balkon of dakterras bevindt. Volgens Centraal Beheer zou de door [eiser] gemelde schade dan in de categorie ‘schade door botsen, inslaan en vallen’ thuishoren, maar is de dekking in dat geval beperkt door de in artikel 11 limitatief opgenomen situaties, waardoor dekking in het geval van [eiser] ontbreekt. Hoewel [eiser] betwist dat deze opsomming gezien moet worden als een limitatieve opsomming, is dat in deze procedure niet relevant, nu [eiser] zich immers op het standpunt stelt dat de schade in de woning is ontstaan. Artikel 14 is evenmin relevant, aangezien [eiser] niet heeft gesteld dat de schade is ontstaan tijdens het vervoer in de verhuiswagen. Hij stelt immers dat hij de schade heeft geconstateerd voordat hij de spullen in de verhuiswagen heeft gezet.
Is er sprake van fraude?
4.2.
De vraag die eerst voorligt, is of Centraal Beheer de schade uitkering terecht heeft geweigerd. Centraal Beheer heeft aangevoerd dat zij niet is gehouden om tot schade uitkering over te gaan, omdat [eiser] meerdere keren een onwaarachtige en tegenstrijdige verklaring heeft afgelegd over waar en hoe de schade is ontstaan met het doel een uitkering te krijgen. Centraal Beheer beroept zich hierbij op artikel 7 van de Algemene voorwaarden en artikel 7:941 lid 5 BW.
4.3.
De verzekeringsovereenkomst heeft een bijzonder vertrouwenskarakter, nu de verzekeraar niet alleen bij het sluiten maar ook bij de uitvoering van een verzekeringsovereenkomst in sterke mate afhankelijk is van de betrouwbaarheid van de verzekerde en ter beoordeling van een schadeclaim erop moet kunnen vertrouwen dat de verzekerde juiste en zo volledig mogelijke informatie ter zake verstrekt. Dit is een zwaarwegende verplichting van de verzekerde tegenover de verzekeraar, waarop, bij niet nakoming daarvan, een rigoureuze sanctie in de zin van verval van het recht op uitkering is gezet. Uit vaste rechtspraak volgt dat het in artikel 7:941 lid 5 BW voor verval van recht benodigde opzet moet worden gezien als opzet in de zin van artikel 3:44 lid 3 BW: bedrog, een handelen of nalaten met het oogmerk een ander te misleiden. De verzekerde moet onjuist hebben voorgelicht met het oogmerk een hogere uitkering te verkrijgen, respectievelijk een uitkering te verkrijgen waarop hij bij kennis van de ware stand van zaken geen recht zou hebben gehad. De vergaande gevolgen voor de dekking die op grond van artikel 7:941 lid 5 BW aan handelen met opzet tot misleiding worden verbonden, rechtvaardigen dat strenge eisen mogen worden gesteld aan de vaststelling of het handelen van de verzekerde was ingegeven door het opzet tot misleiden van de verzekeraar. Uitgangspunt bij een beroep op het verval van uitkering bij bedrog, is dat de verzekeraar dat bedrog stelt en bewijst (zie onder meer ECLI:NL:GHARL:2013:BZ6761 en ECLI:NL:GHARL:2019:802). Het is Centraal Beheer die zich beroept op bevrijding van haar verplichting tot uitkering onder de polis en het is daarom op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv aan haar om aan te voeren, en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen, dat [eiser] als verzekerde haar onjuist heeft voorgelicht omtrent een voorgevallen schade met het oogmerk een uitkering te verkrijgen waarop hij bij kennis van de ware stand van zaken geen recht zou hebben gehad.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet vast komen te staan dat [eiser] heeft getracht om Centraal Beheer opzettelijk te misleiden met als doel een uitkering te krijgen waar hij bij werkelijke kennis van feiten geen recht op zou hebben. Daarbij acht de kantonrechter het volgende van belang.
4.5.
De opzettelijke misleiding zit volgens Centraal Beheer in, kort gezegd, het veranderen van zijn verklaring over waar de schade is ontstaan, nadat voor [eiser] duidelijk werd dat hij niet verzekerd is indien de gestelde schade is ontstaan buiten de woning.
4.6.
Uit de schriftelijke uitwerking van de telefoongesprekken blijkt dat [eiser] op een aantal momenten heeft verklaard over, dan wel is gevraagd naar (het ontstaan van) de schade. Bij het melden van de schade bij de afdeling Inboedel is [eiser] tweemaal doorverbonden: eerst met de afdeling Bezittingen Buitenshuis en vervolgens weer terug naar de afdeling Inboedel. Deze gesprekken worden hierna aangemerkt als gesprek 1, gesprek 2 en gesprek 3. Vervolgens heeft [eiser] diezelfde dag nog teruggebeld met de afdeling Inboedel. Dat is gesprek 4. Op 11 januari 2021 is [eiser] door de afdeling Speciale Zaken van Centraal Beheer gebeld, dat is gesprek 5.
4.7.
In gesprek 1 is het volgende van belang. [eiser] wordt gevraagd of de schade in de woning is ontstaan en hij antwoordt daarop: ‘Ja, tijdens het vervoeren’. Vervolgens maakt de medewerker van Centraal Beheer in zijn daarop volgende vragen van het woord ‘vervoeren’ het woord ‘transport’ en vraagt of de schade aan het hoofdbord van het bed is ontstaan tijdens het transport. [eiser] antwoordt daarop: ‘yes’. Op de vraag van de medewerker van Centraal Beheer of er tijdens het transport ook nog iets met de eettafel is gebeurd, antwoordt [eiser] dat hij vermoedt dat de eettafel is gevallen tijdens transport en zo zijn bed heeft geraakt. Uit dit gesprek blijkt naar het oordeel van de kantonrechter in ieder geval dat [eiser] op de vraag of de schade in de woning is ontstaan ‘ja’ heeft geantwoord. Deze ‘ja’ is opgevolgd door de woorden ‘tijdens het vervoeren’. Niet valt uit te sluiten dat [eiser] daarmee, zoals hij betoogt, heeft bedoeld het uit elkaar halen van de inboedel om deze naar de voordeur te brengen om uiteindelijk in de verhuiswagen te zetten. In ieder geval is het niet zo, zoals Centraal Beheer ten onrechte stelt, dat [eiser] hiermee heeft aangegeven dat het niet in de woning is gebeurd omdat het tijdens het vervoeren is gebeurd. Hiermee miskent Centraal Beheer dat met vervoeren ook verplaatsen kan worden bedoeld. Vervolgens maakt Centraal Beheer zelf van het woord ‘vervoeren’ het woord ‘transport’. Het is de medewerker die in het gesprek tot de conclusie komt dat het gaat om schade tijdens het verhuizen dan wel schade die buiten de woning is ontstaan en die aangeeft [eiser] door te kunnen verbinden met een andere afdeling om te kijken of de schade wellicht op een andere polis is gedekt. Tijdens dit eerste gesprek is vanuit Centraal Beheer niet concreet doorgevraagd waar de schade precies is ontstaan. Van een verzekeraar mag verwacht worden dat deze nauwgezet navraag doet waar de schade precies is ontstaan. De verwarring ontstaat doordat de medewerker van Centraal Beheer bij het gebruik van het woord vervoeren zelf uitgaat van vervoer buiten de woning maar die veronderstelling niet checkt bij [eiser] , terwijl de eerste vraag of de schade in de woning is ontstaan wel bevestigend door hem is beantwoord.
4.8.
Tijdens gesprek 2 gebruikt de medewerker van Centraal Beheer de bewoordingen ‘verplaatsen van de spullen’. Dit ‘verplaatsen’ kan ook in de woning plaatsvinden. Het enige wat [eiser] wellicht verweten kan worden in dit gesprek is dat hij de medewerker van Centraal Beheer niet corrigeert als deze zegt dat de schade buiten de woning is ontstaan. Hij heeft het daarentegen ook niet bevestigd, maar daarop enkel gevraagd om weer terug doorverbonden te worden.
4.9.
In gesprek 3 wordt vervolgens eerst door [eiser] weer gesproken over ‘verplaatsen van de inboedel’, wat in principe ook binnen kan plaatsvinden. Vanuit Centraal Beheer wordt daarop gevraagd waar de schade precies is ontstaan. [eiser] antwoordt daarop: ‘tijdens het inladen’. Hiervan heeft [eiser] in deze procedure gesteld dat hij daarmee doelde op het hele proces van het uit elkaar halen van de meubels, het klaarzetten in de hal van de meubels voor het vervoer en het ten slotte inladen van de meubels in de verhuiswagen. In het gesprek stelt de medewerker van Centraal Beheer vervolgens twee vragen achter elkaar, namelijk 1) of het bij de woning is gebeurd en 2) waar de boel is ingeladen. [eiser] antwoordt met ‘bij mijn woning’ en ‘op de oprit’. Met het antwoord ‘op de oprit’ kan ook worden gedoeld op waar de inboedel in de verhuiswagen is gezet en wil niet direct zeggen dat bedoeld is dat de schade daarmee op de oprit is ontstaan. De medewerker van Centraal Beheer concludeert dit echter wel (‘op de oprit is de schade ontstaan’). Ook dan corrigeert [eiser] de medewerker niet, maar bevestigt diens conclusie evenmin. Uit het verdere verloop van het gesprek blijkt dat [eiser] het niet goed begrijpt, nu hij na de uitleg dat schade aan de inboedel die buiten de woning is ontstaan niet is verzekerd, vraagt of hij daar nu wel of niet voor is verzekerd. Kort daarop belt [eiser] terug en geeft dan aan dat er niet naar hem is geluisterd en dat de schade in de woning is ontstaan en niet op de oprit (gesprek 4).
4.10.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat sprake is van een misverstand dat kon ontstaan omdat [eiser] zich minder duidelijk of exact over de toedracht van de schade heeft uitgelaten en Centraal Beheer daar niet concreet op heeft doorgevraagd maar daaraan wel conclusies heeft verbonden. Het direct terugbellen van [eiser] (gesprek 4) ziet de kantonrechter dan ook niet als een poging om te misleiden om alsnog een uitkering te krijgen, maar juist als een poging van [eiser] om het misverstand uit de weg te ruimen en duidelijkheid te verschaffen over het ontstaan van de schade. Het is niet onaannemelijk dat het besef van een misverstand pas bij [eiser] doordrong na afronding van de aaneengesloten gesprekken 1 tot en met 3. Daarbij betrekt de kantonrechter de gemotiveerde stelling van [eiser] dat hij dacht tussen het werk door ‘snel’ de schademelding telefonisch door te kunnen geven en hij er in die zin niet met zijn volle aandacht bij was. Zijn antwoorden in gesprek 5 doen daar niet aan af, reeds omdat hem daarin ten onrechte is voorgehouden dat hij in het eerste gesprek zou hebben verklaard dat het niet in de woning is gebeurd. Duidelijk komt verder naar voren dat [eiser] in de veronderstelling verkeerde dat hij overal voor verzekerd is met zijn allrisk polis, zodat ook daarom niet gezegd kan worden dat hij heeft getracht Centraal Beheer te bewegen om hem een uitkering te verstrekken waarvan hij weet dat hij die in het geval dat de schade buiten is ontstaan, niet zou hebben gekregen. De vaststelling dat sprake is van een misverstand brengt met zich dat de onder 4.3 opgenomen strenge eisen die worden gesteld aan de vaststelling of het handelen van de verzekerde was ingegeven door het opzet tot misleiden van de verzekeraar in ieder geval niet worden gehaald.
Is er sprake van een verzekerd evenement?
4.11.
Het subsidiaire verweer betreft de betwisting van Centraal Beheer dat sprake is van een verzekerd evenement, omdat de toedracht van de schade volgens Centraal Beheer niet vast staat doordat [eiser] wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard over waar de schade is ontstaan, binnen of buiten de woning.
4.12.
Ten aanzien van dit verweer heeft te gelden dat ook hierbij geldt dat sprake is van een misverstand, doordat zoals onder 4.10 is overwogen [eiser] niet heeft verklaard of heeft willen verklaren dat de schade buiten de woning (op de oprit) is ontstaan. Voor zover gesproken kan worden over wisselende verklaringen, heeft te gelden dat [eiser] met ‘vervoeren’ het verplaatsen van de meubels heeft bedoeld en daarmee niet heeft verklaard dat de schade buiten de woning is ontstaan. Evenmin is, zoals onder 4.9 overwogen vast komen te staan dat [eiser] tijdens het derde gesprek heeft verklaard dat de schade op de oprit is ontstaan, nu daarmee ook antwoord kan zijn gegeven op de vraag waar de meubels uiteindelijk in de verhuiswagen zijn geladen. Dit betekent dat ook het subsidiaire verweer niet slaagt.
Is er dekking?
4.13.
Als meest subsidiaire verweer voert Centraal Beheer aan dat er geen dekking is voor de schade doordat i) [eiser] zijn verplichtingen niet is nagekomen en ii) de schade niet verzekerd is.
i) Nakomen verplichtingen
4.14.
Centraal Beheer verwijst hiervoor naar de artikelen 30 en 31 van de Voorwaarden Inboedel en artikel 7:941 lid 4 BW en voert aan dat de tegenstrijdige verklaringen voor haar nadelig zijn geweest en zij daardoor onderzoek heeft moeten doen en kosten heeft moeten maken.
4.15.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de door Centraal Beheer als tegenstrijdig bestempelde verklaringen van [eiser] niet zodanig dat daarmee gezegd kan worden dat dit nadelig is geweest voor Centraal Beheer. Zoals reeds overwogen berust de geconstateerde discrepantie in de verklaringen op een misverstand, welke [eiser] op diezelfde dag nog heeft willen ophelderen. Het is vervolgens Centraal Beheer geweest die de verklaring van [eiser] niet heeft geloofd en heeft besloten een onderzoek in te stellen. Dat dit onderzoek kosten met zich heeft gebracht, kosten die overigens bestaan uit het inschakelen van haar eigen afdeling speciale zaken, moet dan ook voor rekening en risico van Centraal Beheer komen. Dit betekent dat dit verweer niet opgaat.
ii) Is de schade verzekerd?
4.16.
Naar het oordeel van de kantonrechter baseert Centraal Beheer haar stellingen op dit punt met name op de situatie dat de schade buiten de woning is ontstaan, een situatie die zoals al is overwogen niet heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft Centraal Beheer in haar conclusie van antwoord onder randnummer 6.10. zelf opgenomen dat vanwege de allriskverzekering het op zekere hoogte niet uitmaakt op welke wijze de schade in de woning is ontstaan. Hoewel [eiser] ook ten aanzien van de oorzaak van de schade aan de eettafel niet geheel consistent heeft verklaard, heeft te gelden dat [eiser] niet kan worden verweten dat hij niet precies kan verklaren hoe de schade is ontstaan als hij de schade niet direct, maar wel nog voor het vervoeren naar buiten, heeft waargenomen. Ten aanzien van het bed is hij wel consistent en hij volhardt ook in zijn stelling dat de tafel (binnen) tegen het bed is gevallen toen de spullen in de gang klaar stonden voor vervoer. Dat [eiser] aangeeft dat de eettafel mogelijk (ook) beschadigd is geraakt bij het uit elkaar halen daarvan, maakt dit niet anders.
Conclusie ten aanzien van de vordering onder a)
4.17.
Een en ander leidt tot de conclusie dat Centraal Beheer de schade onder de polis aan [eiser] moet uitkeren. Dit betekent dat de rechtbank de vordering onder a) zal toewijzen, behalve de gevorderde dwangsom. Een dwangsom kan niet worden opgelegd ten aanzien van een vordering tot betaling van een geldsom. Voor zover de hier gevorderde dwangsom ziet op de afwikkeling van de schade, heeft te gelden dat niet valt in te zien dat Centraal Beheer niet aan de vordering zal voldoen. De wettelijke rente zal de kantonrechter toewijzen na het verstrijken van de termijn die in het e-mailbericht van 24 december 2021 voor de nakoming is gegeven, namelijk 14 dagen na 24 december 2021, uitkomend op 8 januari 2022.
Zijn de registraties terecht?
4.18.
Voor de registratie in het Incidentenregister van Centraal Beheer als in het Extern Verwijzingsregister (EVR) gelden de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2021 (hierna: PIFI). De maatstaf om te bepalen of de registratie op juiste gronden heeft plaatsgevonden (artikel 5.2.1 PIFI) is dat het moet gaan om door de verzekeraar vastgestelde gedragingen die een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld opleveren, in die zin dat de door de verzekeraar geregistreerde fraude in voldoende mate vaststaat (Hoge Raad 29 mei 2019, ECI:NL:HR:2009:BH4720 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 oktober 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9867). De gestelde feiten die de registratie dragen, moeten een gegronde verdenking vormen van fraude (opzet te misleiden). Daar is hier geen sprake van, zodat de registraties in het EVR, het Incidentenregister en de melding bij het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit ongedaan moeten worden gemaakt.
4.19.
Centraal Beheer voert aan dat dit ten aanzien van de interne registratie in de Gebeurtenissenadministratie en het IVR anders ligt, omdat volgens haar die registraties alleen al mogelijk zijn omdat er zich onregelmatigheden hebben voorgedaan.
4.20.
De kantonrechter oordeelt hieromtrent als volgt. Voor het antwoord op de vraag of Centraal Beheer de gegevens van [eiser] terecht heeft opgenomen in deze registers is onder andere van belang de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Verzekeraars (de Gedragscode). Op grond van artikel 4.5.3 van de Gedragscode kunnen verzekeraars gebeurtenissen in een Gebeurtenissenadministratie vastleggen die van belang zijn voor de veiligheid en integriteit van de verzekeraar, de groep waartoe de verzekeraar behoort en de verzekeringsbranche. Het kan daarbij gaan om uiteenlopende gebeurtenissen, zoals de uitkomsten van screeningsverzoeken, klachten van klanten, (mogelijke) verzekeringsfraude of het niet naleven van afspraken waaronder structureel wanbetalingsgedrag of faillissementen. De Gebeurtenissenadministratie is een verzameling van gegevens en vormt het geheugen van de Verzekeraar. Verzekeraars hebben geen inzage in elkaars Gebeurtenissenadministraties, tenzij ze deel uitmaken van dezelfde groep.
4.21.
Centraal Beheer heeft toegelicht dat zij de persoonsgegevens van [eiser] in de Gebeurtenissenadministratie en het daaraan gekoppelde IVR heeft opgenomen omdat [eiser] haar tegenstrijdig en wisselend had geïnformeerd over de plaats waar de schade is ontstaan. Voor opname in de Gebeurtenissenadministratie is nodig dat het een gebeurtenis betreft die zorg en aandacht behoeft. De kantonrechter is van oordeel dat hiervan in het geval van [eiser] geen sprake is geweest, nu het een misverstand betreft dat [eiser] heeft getracht op te helderen, maar hij werd door Centraal Beheer niet geloofd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Centraal Beheer dan ook niet mogen besluiten dat dit een gebeurtenis is die zorg en aandacht behoeft. De vordering tot verwijdering van de persoonsgegevens van [eiser] uit de Gebeurtenissenadministratie en het IVR zal daarom worden toegewezen.
Conclusie ten aanzien van de registraties
4.22.
De kantonrechter zal het onder b) en c) primair gevorderde toewijzen. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, omdat de kantonrechter ervan uitgaat dat Centraal Beheer als professionele verzekeringsmaatschappij gehoor zal geven aan dit vonnis. Bovendien heeft [eiser] geen omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden geoordeeld dat Centraal Beheer de prikkel van een dwangsom nodig heeft om te voldoen aan een veroordelend vonnis.
Bestond er grond voor de beëindiging van de verzekeringen?
4.23.
[eiser] stelt als onderbouwing van zijn vordering op dit punt dat hij een belang heeft bij omzetting van de beëindiging van de zijde van Centraal Beheer naar een eigen opzegging per dezelfde datum, omdat andere verzekeraars bij de aanvraag voor een nieuwe verzekering de vraag stellen of ooit sprake is geweest van een opzegging door een verzekeraar. Een bevestigend antwoord op die vraag kan voor [eiser] negatief uitpakken, omdat de kans bestaat dat de verzekeraar in dat geval geen verzekering wil afsluiten. Centraal Beheer heeft aangevoerd dat de grond voor de opzegging is gelegen in de gestelde fraude. Nu deze fraude niet is komen vast te staan en Centraal Beheer voor het overige het door [eiser] gestelde belang bij omzetting niet heeft weersproken, zal de kantonrechter het gevorderde onder d) toewijzen. Hieraan zal om dezelfde reden als onder 4.22 opgenomen geen dwangsom worden gekoppeld.
Bestaat er recht op een vergoeding van de meerpremies?
4.24.
Op zichzelf heeft Centraal Beheer niet betwist dat [eiser] vanwege de beëindiging van zijn verzekering en de registraties genoodzaakt is geweest een verzekering af te sluiten bij De Vereende. Evenmin is betwist dat daaraan hogere kosten zijn verbonden dan bij de meer gangbare schadeverzekeringen. [eiser] stelt zijn schade op een maandelijks bedrag van € 112,69 aan meerpremie en komt in zijn berekening op een schadebedrag van
€ 1.260,36 (€1.180,36 plus € 80,00 aan afsluitkosten), gerekend over een periode vanaf
25 februari 2021 (ingangsdatum inboedel- en opstalverzekering) dan wel 13 maart 2021 (ingangsdatum auto-aansprakelijkheids- en rechtsbijstandsverzekering) tot en met januari 2022.
4.25.
Uit de stellingen van [eiser] volgt dat zijn vordering ziet op schade vanwege onrechtmatig handelen van Centraal Beheer, namelijk het ten onrechte registreren. Ter zitting heeft Centraal Beheer aangevoerd dat voor de bepaling van de meerpremie moet worden gekeken of een vergelijkbaar product is afgenomen en dat [eiser] dit niet inzichtelijk heeft gemaakt. Centraal Beheer miskent echter dat [eiser] onder randnummer 215 van zijn dagvaarding een overzicht van de meerpremie heeft opgenomen en in de producties kopieën van de polissen heeft overgelegd. Het had op de weg van Centraal Beheer gelegen om daartegen concrete verweren aan te voeren. Centraal Beheer heeft de gestelde meerpremie van € 112,69 per maand alsmede de ingangsdata van de diverse verzekeringen bij De Vereende dan ook niet of althans onvoldoende weersproken, zodat de kantonrechter het gevorderde onder e) en f) zal toewijzen.
Bestaat er recht op een immateriële schadevergoeding?
4.26.
[eiser] onderbouwt zijn vordering met de stelling dat Centraal Beheer in strijd met de AVG heeft gehandeld door hem ten onrechte te registreren en dat hij ingevolge artikel 82 AVG recht heeft op immateriële schadevergoeding. Hij stelt dat hij in zijn eer en goede naam is aangetast en vordert daarom een schadevergoeding naar billijkheid van € 500,00.
4.27.
Centraal Beheer betwist het gestelde recht op een immateriële schadevergoeding en voert aan dat de door [eiser] aangehaalde jurisprudentie ziet op een schending van de AVG in het kader van medische gegevens en dat dit niet te vergelijken is met de onderhavige zaak.
4.28.
Artikel 6:106 eerste lid, aanhef en onder b BW bepaalt dat een immateriële schadevergoeding kan worden toegekend in het geval van aantasting in de persoon.
In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Dit laatste is niet, of althans onvoldoende, gesteld. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht (Zie de arresten van de Hoge Raad van 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376, r.o.4.2.2, van 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.4.5. en van 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1278, r.o. 2.13.2.). Het ligt dus op de weg van [eiser] om concreet te onderbouwen dat hij in zijn eer en goede naam is aangetast. Het enkele feit dat [eiser] ten onrechte is geregistreerd, waarvan Centraal Beheer in dit vonnis wordt opgedragen dit te corrigeren en de daaruit volgende materiële schade, zijnde de meerpremies, te vergoeden, is daarvoor onvoldoende. Om te komen tot een toewijzing van een op artikel 82 AVG gegrond recht op schadevergoeding bij een inbreuk op de verordening, moet wel vast komen te staan dat immateriële schade is geleden. Dat is hier onvoldoende onderbouwd, zodat de vordering tot vergoeding van immateriële schade zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.29.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De kantonrechter zal het bedrag aan toe te wijzen buitengerechtelijke kosten berekenen over de toe te wijzen hoofdsom van € 1.180,36 plus € 80,00, uitkomend op een bedrag van € 189,05.
Proces- en nakosten
4.30.
Centraal Beheer zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De gevorderde nakosten worden toegewezen tot een half salarispunt van het toegewezen salaris, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
veroordeelt Centraal Beheer om binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis de schade af te wikkelen op basis van artikel 32 van de bijzondere polisvoorwaarden INB-RV-01-191 en het uit te keren schadebedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
8 januari 2022 aan [eiser] te betalen,
5.2.
veroordeelt Centraal Beheer om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot verwijdering van de persoonsgegevens van [eiser] uit het EVR, het Incidentenregister, het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit, de Gebeurtenissenadministratie en het IVR,
5.3.
veroordeelt Centraal Beheer om binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis de beëindiging van de tussen Centraal Beheer en [eiser] afgesloten verzekeringen zoals benoemd in de brief van 13 januari 2021 ongedaan te maken en deze verzekeringen te beëindigen door middel van opzegging door [eiser] met ingang van de oorspronkelijke opzeggingsdatum,
5.4.
veroordeelt Centraal Beheer tot betaling van de meerpremies van € 1.180,36 berekend tot en met januari 2022, vermeerderd met een bedrag van € 80,00 aan poliskosten,
5.5.
veroordeelt Centraal Beheer tot betaling van een maandelijks bedrag van € 112,69 aan meerpremies vanaf januari 2022 tot aan de dag dat [eiser] rechtsgeldig de verzekeringen bij De Vereende kan opzeggen,
5.6.
veroordeelt Centraal Beheer tot betaling van € 189,05 aan buitengerechtelijke kosten,
5.7.
veroordeelt Achmea in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eiser] begroot op € 131,18 aan dagvaardingskosten, € 86,00 aan griffierecht, € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 187 per punt) en € 93,50 aan nasalaris, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis en vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan;
5.8.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023.