ECLI:NL:RBGEL:2023:4342

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
23_3624
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting bedrijfspand wegens productie synthetische drugs

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers afgewezen. De burgemeester van de gemeente Doetinchem had op 11 mei 2023 besloten om het bedrijfspand van verzoekers te sluiten vanwege de aangetroffen goederen en grondstoffen die bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. Verzoekers, die het pand verhuren, hebben bezwaar gemaakt tegen deze sluiting, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat zij onvoldoende toezicht hebben gehouden op het gebruik van het pand. De burgemeester heeft terecht gesteld dat verzoekers een verwijt kan worden gemaakt, omdat zij niet hebben aangetoond dat zij adequaat toezicht hebben gehouden. De voorzieningenrechter benadrukt dat de sluiting van het pand noodzakelijk is ter bescherming van de openbare orde en dat de financiële gevolgen voor verzoekers niet zodanig zijn dat deze de sluiting onredelijk maken. De voorzieningenrechter wijst erop dat de burgemeester beleidsruimte heeft bij het toepassen van zijn bevoegdheden op grond van de Opiumwet en dat de sluiting van het pand in dit geval gerechtvaardigd is. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, en dat het besluit van de burgemeester om het pand te sluiten niet wordt geschorst.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/3624

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoeker] , [verzoeker] en [verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. J. Zeegers),
en

de burgemeester van de gemeente Doetinchem

(gemachtigde: mr. F.A. Pommer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het bestreden besluit van 11 mei 2023 van de burgemeester om het bedrijfspand aan de [locatie] in [woonplaats] met ingang van 22 mei 2023 voor de duur van een jaar te sluiten. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [verzoeker] en [verzoeker] en de gemachtigde van verzoekers. Namens de burgemeester zijn verschenen de gemachtigde van de burgemeester en mr. R.A.M. Elbers.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Dit beoordeelt de voorzieningenrechter aan de hand van de gronden van verzoekster.
Hoe is dit besluit tot stand gekomen?
3. Het bedrijfspand aan de [locatie] is in eigendom van [verzoeker] en [verzoeker] . Rond de jaarwisseling wordt in het bedrijfspand vuurwerk opgeslagen en verkocht. Verder verhuren ze het bedrijfspand aan [bedrijf] .
3.1.
De politie heeft op 3 februari 2023 het bedrijfspand doorzocht in het kader van de landelijke klapdag, naar aanleiding van de berichten die zijn verstuurd via de versleutelde app “[naam]”. Deze app heeft een crimineel samenwerkingsverband (CSV) blootgelegd van personen die voornamelijk in en in de omgeving van [woonplaats] wonen. Het CSV houdt zich bezig met de productie, de handel en de verkoop van synthetische drugs.
3.2.
Tijdens de doorzoeking in het pand heeft de politie het volgende aangetroffen:
  • in de bedrijfshal een drietal sekspoppen en enkele seksartikelen. Naast één pop in een doos is verder geen voorraad aangetroffen die duidt op de in- en verkoop en verhuren van siliconen poppen vanuit het pand;
  • in de bedrijfshal, een schuurtje en een bedrijfsaanhangwagen een grote hoeveelheid goederen en grondstoffen voor het produceren van synthetische drugs;
  • in een bedrijfsaanhangwagen twee zakken met wiettoppen;
  • in de inloopkast van het kantoor een vuurwapen van het merk Glock;
  • in de bedrijfshal een veertigtal nieuwe in dozen verpakte bitcoin-mining computers.
3.3.
Naar aanleiding van de doorzoeking heeft de burgemeester een bestuurlijke rapportage ontvangen op 1 maart 2023. De burgemeester heeft vervolgens op 11 mei 2023 een last onder bestuursdwang opgelegd op grond van de Opiumwet. In het pand zijn namelijk voorwerpen of stoffen voorhanden die op zichzelf bezien legaal zijn maar waarvan gelet op de aard, hoeveelheid en combinatie, al dan niet in samenhang met andere feitelijkheden, kan worden geweten of ernstig moet worden vermoed dat zij bestemd zijn om harddrugs te vervaardigen, te bereiden of te bewerken in strijd met artikel 2 van de Opiumwet.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van het pand over te gaan?
4. Verzoekers bestrijden niet dat gelet op wat is aangetroffen in het pand de burgemeester bevoegd is op grond van artikel 13b van de Opiumwet tot sluiting van het pand over te gaan.
Heeft de burgemeester gehandeld in overeenstemming met zijn beleidsregel?
5. Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet biedt de burgemeester bij de toepassing van deze bevoegdheid beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om van de bevoegdheid tot sluiting van het pand gebruik te maken. Het is aan de bestuursrechter om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten.
5.1.
De burgemeester hanteert beleid bij het toepassen van zijn bevoegdheden op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Op grond van zijn eigen handhavingsmatrix sluit de burgemeester bij een eerste constatering, zoals bij verzoekers het geval is, een pand voor de duur van twaalf maanden.
Had de burgemeester reden moeten zien om van het beleid af te wijken?
6. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overzichtsuitspraak van 28 augustus 2019 het toetsingskader voor (woning)sluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet weergegeven. [1] Dit heeft de Afdeling verder uitgewerkt in haar uitspraak van 2 februari 2022 [2] en in haar uitspraak van 6 juli 2022. [3]
Is de sluiting van het pand noodzakelijk?
7. In de eerste plaats wordt aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding beoordeeld in hoeverre sluiting van het pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De burgemeester heeft gesteld dat handel, productie, teelt en andere illegale activiteiten rondom zowel harddrugs of softdrugs (of daarop gelijkende waar) een ondermijnend en potentieel ontwrichtend effect hebben op de samenleving, vanwege de verwevenheid van boven en onderwereld, corruptie en de innesteling in lokale gemeenschappen en maatschappelijke sectoren. Het is een gegeven van algemene bekendheid dat drugshandel veelal gepaard gaat met overlast, criminaliteit en verstoring van de openbare orde. Er is sprake van een combinatie van en grote hoeveelheid verschillende chemische stoffen die zijn aangetroffen in het pand, waarvan ambtshalve bekend is dat deze worden gebruikt bij de productie van synthetische drugs. Bovendien zijn in het bedrijfspand (en in het schuurtje en de bedrijfsaanhangwagen) — naast een wapen — heel veel goederen aangetroffen die gebruikt (kunnen) worden voor de bedrijfsmatige productie van synthetische drugs. Ook blijkt uit informatie van de politie dat het aannemelijk is dat het pand aan de [locatie] in [woonplaats] en de gebruikers van het pand onderdeel zijn van het CSV dat zich bezighoudt met de productie, handel en verkoop van synthetische drugs. De voorzieningenrechter is van oordeel dat vanwege het voorgaande de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat een sluiting van het pand noodzakelijk is.
Dat er volgens verzoeker geen ‘aanloop’ was in of rondom het verhuurde bedrijfspand met betrekking tot criminelen en/of verkoop van verdovende middelen en dat daardoor de openbare orde en de veiligheid in de omgeving van het pand niet direct in het gedrang is, volgt de voorzieningenrechter niet. Doorslaggevend is dat gelet op de grote hoeveelheden aangetroffen stoffen aannemelijk is dat het bedrijfspand een schakel vormde in de bevoorrading, productie of distributie van (hard)drugs. De sluiting van het pand is niet alleen bedoeld om aan de illegale en gevaarlijke situatie in het pand een einde te maken, maar tevens om de aantrekking van het pand op criminelen weg te nemen en om herhaling te voorkomen. [4]
Is de sluiting van het pand evenredig?
8. Uit vaste rechtspraak volgt dat bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, de bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. De burgemeester dient zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel.
9. Verzoekers voeren aan dat hen geen verwijt kan worden gemaakt van de overtreding en dat zij onevenredig zwaar worden benadeeld. Zij hebben nooit een vermoeden gehad dat er illegale goederen aanwezig waren in het pand en/of er illegale activiteiten werden ontplooid in het pand. Verzoekers hebben het pand elke maand gecontroleerd. In verband met de opslag van vuurwerk moet elke maand de sprinklerinstallatie worden gecontroleerd. Ook de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA) heeft nog een controle uitgevoerd in het kader van de opslag en verkoop van vuurwerk.
9.1.
Ten aanzien van de mate van verwijtbaarheid heeft de Afdeling eerder overwogen [5] dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden met zich kan brengen dat de burgemeester redelijkerwijs niet van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan de betrokkene bijvoorbeeld geen verwijt van de overtreding worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning. Van degene die een woning verhuurt wordt verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. [6] Dit betekent dat verhuurders concreet toezicht moeten houden op het gebruik van een pand dat zij verhuren. Het is niet genoeg als zij het pand alleen maar bezoeken. Zij moeten ook controles uitvoeren die zijn gericht op het gebruik van het pand. [7]
9.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester terecht stelt dat verzoekers een verwijt kan worden gemaakt. Verzoekers hadden concreet toezicht moeten houden op het gebruik van het pand. Anders dan verzoekers stellen dienen zij te onderbouwen dat de wijze van controleren van het verhuurde pand voldoende is geweest. Niet is gebleken dat dit het geval is. De maandelijkse controles die volgens verzoekers hebben plaatsgevonden, waar overigens geen rapportages of dergelijke van zijn overgelegd, zijn gedaan in het kader van de sprinkler- en brandinstallatie. Dit zijn geen controles die gericht zijn op het gebruik van het pand door de huurder.
10. Verder voeren verzoekers aan dat zij door de sluiting van het pand voor de duur van twaalf maanden financieel zwaar geraakt worden. Zij kunnen het pand niet verhuren en ook niet verkopen. Ook kunnen verzoekers in december, een cruciale maand voor de verkoop van vuurwerk het pand niet gebruiken en daardoor geen vuurwerk opslaan en verkopen.
10.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester niet ten onrechte gesteld dat het financiële belang niet dusdanig zwaar weegt dat daarom niet tot sluiting van het pand kon worden overgegaan. Het mislopen van huurinkomsten leidt op zichzelf niet tot onevenredigheid. [8] Of de duur van de sluiting voor twaalf maanden onevenredig is waardoor verzoekers in december geen vuurwerk kunnen opslaan en verkopen is iets wat volgens de voorzieningenrechter in de bezwaarprocedure verder moet worden besproken. Dat heeft nu geen spoedeisend belang. Tijdens de zitting is verder aangegeven dat gebruik van het pand voor de verkoop van vuurwerk wellicht voor de burgemeester verder bespreekbaar is wanneer daar meer informatie over wordt gegeven. De burgemeester voorziet dat in september een hoorzitting in het kader van bezwaar zal plaatsvinden. Dat biedt voldoende ruimte om meer informatie te geven en dit verder te bespreken.
Kunnen verzoekers een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel?
11. Verzoekers voeren aan dat de burgemeester in een soortgelijke situatie in [woonplaats] een bedrijfspand niet heeft gesloten maar slechts een last onder dwangsom heeft opgelegd. Niet valt in te zien dat in het geval van verzoekers niet kon worden volstaan met een voorwaardelijke sluiting of ook een last onder dwangsom.
11.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen sprake van een gelijk geval. De burgemeester heeft tijdens de zitting toegelicht dat ten aanzien van het andere bedrijfspand slechts een last onder dwangsom is opgelegd omdat de verhuurder in een zienswijze onderbouwd heeft aangegeven dat hij regelmatig controleerde. Deze controles zijn ook nadrukkelijk vastgelegd en beschreven. Ook was er in het andere geval nauw contact met een beveiligingsbedrijf en ging de verhuurder elk weekend langs het bedrijfspand. Tussen de instap op de landelijke klapdag op 3 februari 2023 en het voornemen van de burgemeester om tot sluiting van het pand over te gaan is de huurovereenkomst ontbonden en is er het pand verhuurd aan een nieuwe huurder. Het ging volgens de burgemeester te ver om de nieuwe huurder te confronteren met het besluit tot sluiting.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het besluit van de burgemeester niet wordt geschorst. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. Visscher, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
2.ABRvS 2 februari 2022.
3.ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910.
4.ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1881.
5.ABRvS 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1139.
6.ABRvS 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2443.
7.ABRvS 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2462.
8.ABRvS 24 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:390.