ECLI:NL:RBGEL:2024:4291

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
AWB - 24_4236
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning wegens ernstige verstoring van de openbare orde en bedreigingen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld met betrekking tot een besluit van de burgemeester van de gemeente Tiel. De burgemeester heeft op 16 juni 2024 een last onder bestuursdwang opgelegd tot sluiting van de woning van verzoeker voor de duur van zes maanden, vanwege ernstige verstoring van de openbare orde en bedreigingen aan het adres van verzoeker en zijn gezin. Verzoeker is het niet eens met dit besluit en heeft bezwaar gemaakt, waarna hij een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 juli 2024 behandeld en beoordeeld of de burgemeester terecht de last onder bestuursdwang heeft opgelegd.

De voorzieningenrechter concludeert dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien verzoeker en zijn gezin tijdelijk bij een familielid verblijven en geen gebruik kunnen maken van hun woning. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, gezien de aanhoudende bedreigingen en het geweldsincident op 16 juni 2024. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat de duur van de sluiting van zes maanden onvoldoende is onderbouwd en dat er mogelijk minder ingrijpende maatregelen beschikbaar zijn. Daarom wordt de termijn van sluiting verkort naar één maand, tot 15 juli 2024. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/4236

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. P.L.O. van de Waarsenburg),
en

de burgemeester van de gemeente Tiel

(gemachtigde: mr. E.R.A. Franklin).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over het besluit van de burgemeester waarin een last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning is opgelegd. Verzoeker is het niet eens met dit besluit. Hij voert daartoe een aantal gronden aan.
2. De voorzieningenrechter beoordeelt het verzoek aan de hand van deze gronden. Hij beoordeelt in deze uitspraak of de burgemeester terecht een last onder bestuursdwang heeft opgelegd en of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter wijst het verzoek deels toe. Hierna legt de voorzieningenrechter eerst uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

3. De burgemeester heeft met zijn besluit van 16 juni 2024 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de woning van verzoeker aan de [locatie] in [plaats] met ingang van 16 juni 2024 is gesloten voor de duur van zes maanden.
3.1.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
3.2.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
3.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van de burgemeester en [persoon A], namens de burgemeester.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Totstandkoming besluit
4. Verzoeker is eigenaar van de woning aan de [locatie] in [plaats]. In de BRP staan op dit adres ingeschreven: verzoeker, zijn echtgenote en zijn twee zoons.
4.1.
Op 16 juni 2024 heeft de politie een bestuurlijke spoedrapportage aan de burgemeester gestuurd in verband met een geweldsincident bij de woning op 16 juni 2024 omstreeks 01:15 uur. Naar aanleiding van dit geweldsincident heeft een politiemedewerker belast met Forensische Opsporing onderzoek verricht bij de woning. De conclusie van de politiemedewerker is dat er vermoedelijk met een airsoftwapen met metalen balletjes op de houten voordeur is geschoten.
4.2.
Daarnaast komt in de bestuurlijke rapportage het navolgende naar voren. De oudste zoon van verzoeker, [persoon B] (verder te noemen: de zoon), heeft op 29 mei 2024 bij de politie verklaard:
- te worden bedreigd, omdat hij volgens zijn bedreigers € 700.000 aan cryptovaluta gestolen zou hebben;
- dat er personen aan de deur zijn geweest die dat geldbedrag opeisten;
- dat hij meerdere doodsbedreigingen ontvangt;
- en dat hij omstreeks 9 mei 2024 een zakje met daarin kogels aan de voordeur heeft
aangetroffen.
Uit overige politie-informatie blijkt:
- dat niet alleen de zoon, maar ook familieleden worden bedreigd en dat onbekende personen een familielid hebben geprobeerd te ontvoeren;
- dat de politie een filmpje op de telefoon van de zoon heeft gezien, waarop te zien is dat er € 600.000 betaald moet worden;
- dat de politie berichten heeft gezien als “doe je dit niet is je hele familie in gevaar”, en “geloof me ik ga je leven kapot maken”;
- dat de zoon bij het doen van de aangifte aan de politie zes 9mm-kogelpatronen met een brief in een plastic zak heeft overhandigd. Op het briefje stond “betalen”;
- dat verzoeker op 29 mei 2024 bij de politie aangifte heeft gedaan van bedreiging. Verzoeker heeft aangegeven gebeld te zijn door een familielid en dat dit familielid met een houten staaf was geslagen. Hij was aangevallen en ze hebben geprobeerd hem te ontvoeren;
- dat verzoeker verklaarde dat een paar weken geleden jongens aan de deur stonden, en dat deze jongens zeiden dat de zoon cryptovaluta had gestolen. Ze noemden een bedrag van € 700.000. De jongens praatten op dreigende toon. Hierna ontvingen de zoon en andere familieleden bedreigende berichten;
- dat verzoeker tegenover de politie heeft verklaard dat hij zeer angstig is voor een daadwerkelijke aanval, zeker gezien de poging tot ontvoering van een familielid;
- dat de zoon op 12 juni 2024 door de politie is aangehouden als verdachte van witwassen, oplichting en computervredebreuk. De politie heeft de woning doorzocht en heeft in de auto van de zoon een geladen vuurwapen aangetroffen. De zoon is op 15 juni 2024 in vrijheid gesteld.
4.3.
Bij bestreden besluit heeft de burgemeester verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd tot sluiting van de woning per 16 juni 2024 voor de duur van zes maanden, te weten tot 17 december 2024 om 9.00 uur. De burgemeester is op 16 juni 2024 overgegaan tot verzegeling van de woning.
Is er een spoedeisend belang?
5. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [1]
5.1.
Wil een voorlopige voorziening kunnen worden getroffen dan is onverwijlde spoed
vereist. Er moet dus niet gewacht kunnen worden op de afhandeling van het geschil in de hoofdzaak. Hierbij valt onder andere te denken aan de onmogelijkheid om de eventuele gevolgen van de uitvoering van het besluit nog te herstellen, oftewel er dient sprake te zijn van de mogelijkheid dat een onomkeerbare situatie ontstaat.
5.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat verzoeker geen gebruik kan maken van zijn eigendom (zijn woning) en nu tijdelijk met zijn echtgenote en minderjarige zoon bij zijn vader in een kleine seniorenwoning verblijft.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
6. Op grond van artikel 174a, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet juncto artikel 5:21 van de Awb is een burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, in de vorm van een sluiting, indien door ernstig geweld, of bedreiging daarmee, in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning of op het erf of in de onmiddellijke nabijheid van het erf, de openbare orde rond de woning, ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring.
6.1.
Uit artikel 5:31 van de Awb volgt dat de burgemeester bevoegd is om in spoedeisende situaties bestuursdwang toe te passen zonder voorafgaande last en zonder een voorafgaande termijn voor de belanghebbenden om nog zelf maatregelen te nemen. In het geval van directe gevaarzetting voor een ernstige verstoring van de openbare orde of fysieke veiligheid waarbij zich een spoedeisende situatie voordoet, kan direct een bevel tot sluiting worden gegeven.
6.2.
Gelet op aanhoudende bedreigingen en het geweldsincident op 16 juni 2024 heeft de burgemeester zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht op het standpunt mogen stellen dat er sprake is van een ernstig veiligheidsrisico en van ernstige verstoring van de openbare orde in de onmiddellijke nabijheid van de woning en het erf van verzoeker. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de burgemeester op grond van artikel 174a, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet, daarom bevoegd tot sluiting van de woning. Deze bevoegdheid wordt door verzoeker ook niet betwist.
Mocht de burgemeester van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik maken?
7. Een sluiting van een woning betreft een ingrijpende maatregel. Als de burgemeester gebruik wil maken van zijn sluitingsbevoegdheid, moet hij het concrete geval toetsen aan het evenredigheidsbeginsel uit artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. Die toets houdt in dat de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de sluiting van de woning worden beoordeeld.
Noodzakelijkheid
8. Verzoeker betoogt dat een sluiting van de woning voor de duur van zes maanden niet noodzakelijk is. Verzoeker vraagt zich af hoe groot het veiligheidsrisico voor het gezin en voor buurtbewoners is als het gezin, zonder de zoon, terug zou keren naar de woning. Verzoeker voert daartoe aan dat hij, zijn echtgenote en de minderjarige zoon bij zijn vader in [plaats] verblijven en dat de zoon op een andere locatie in [plaats] verblijft. De gezinsleden begeven zich dagelijks in het openbare leven van [plaats] en verplaatsen zich vanaf en naar de nieuwe woonlocaties. De burgemeester heeft de bewoners van die woonlocaties en omwonenden niet verwittigd van het vermeende veiligheidsrisico dat zij lopen en gaat niet over tot sluiting van deze woonlocaties. Daarbij komt dat de poging tot ontvoering van een familielid elders in [plaats] plaatsgevonden. Het geweld richt zich met name op een persoon en staat in wezen los van de woning.
9. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Zoals onder rechtsoverweging 6.2. reeds is overwogen heeft de burgemeester zich terecht op het standpunt mogen stellen dat er sprake is van een veiligheidsrisico en van ernstige verstoring van de openbare orde nabij de woning en het erf door de aanhoudende bedreigingen en het geweldsincident. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat er meerdere incidenten zijn geweest bij de woning van verzoeker, waarbij de vermoedelijke beschieting op 16 juni 2024 heeft geleid tot sluiting van de woning. Hoewel nog onduidelijk is wat er precies is gebeurd, lijkt er aan de incidenten een crimineel conflict ten grondslag te liggen. De impact op het veiligheidsgevoel van buurtbewoners is groot. Omdat de politie de zaak nog in onderzoek heeft en er zijn nog geen verdachten zijn aangehouden, is de vrees van de burgemeester voor nieuwe ernstige verstoringen van de openbare orde nabij de woning terecht. Dat het gezin nu elders in [plaats] verblijft en zich in het openbare leven van [plaats] begeeft, maakt dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders. De incidenten hebben zich bij de woning voorgedaan en een sluiting van de woning is ook een signaal naar derden. Deze derden kunnen uit de fysieke sluiting afleiden dat de burgemeester optreedt wanneer er sprake is van ernstig geweld. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de burgemeester de noodzaak van een sluiting van de woning voldoende heeft onderbouwd. De duur van de sluiting beoordeelt de voorzieningenrechter onder de evenwichtigheid.
Evenwichtigheid
10. Verzoeker betoogt dat de burgemeester had kunnen volstaan met een minder ingrijpende maatregel, zoals een huisverbod, of met een kortere periode van sluiting van de woning, temeer nu de zoon niet meer op dezelfde locatie als het gezin verblijft. Daarnaast voert verzoeker aan dat de sluiting van de woning een traumatische ervaring is geweest voor het gezin, met als gevolg dat de long- en cardiale klachten alsmede psychische klachten van de echtgenote van verzoeker verder zijn toegenomen. Ook is het verblijf in de kleine seniorenwoning van de vader van verzoeker verre van ideaal. Met deze omstandigheden is in het besluit onvoldoende rekening gehouden.
11. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Hoewel de sluiting ingrijpend is en consequenties heeft voor verzoeker en zijn gezin, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester in de gegeven omstandigheden het algemeen belang en het belang van buurtbewoners zwaarder heeft mogen laten wegen dan de door verzoeker naar voren gebrachte belangen en tot spoedsluiting heeft mogen overgaan.
Wel is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester de duur van de sluiting van de woning voor zes maanden in het besluit onvoldoende heeft onderbouwd. Op zitting heeft de burgemeester toegelicht dat deze periode is afgestemd met de politie en is gebaseerd op beleid. Ook heeft de burgemeester gesteld dat als het dreigingsniveau is afgenomen verzoeker eerder kan terugkeren naar de woning. Voor de voorzieningenrechter is het niet duidelijk naar welk beleid de burgemeester verwijst. Bovendien komt uit jurisprudentie naar voren dat in soortgelijke spoedsituaties woningen voor een kortere duur werden gesloten, bijvoorbeeld voor de duur een maand of zes weken. [2] In een dergelijke periode heeft de burgemeester de mogelijkheid om de dreiging te monitoren en om te onderzoeken welke andere maatregelen getroffen zouden kunnen worden (zoals een huisverbod voor de zoon). Op de zitting is naar voren gebracht dat, hoewel verzoeker en de zoon nog op verschillende locaties in [plaats] verblijven en zich ook in de openbaarheid begeven, er zich tot nu toe geen nieuwe bedreigingen of incidenten hebben voorgedaan. Verzoeker heeft op zitting verder te kennen gegeven zich niet tegen een huisverbod voor de zoon te zullen verzetten en naar verwachting de zoon ook niet. Daarnaast kan deze tijd worden gebruikt om de belangen van verzoeker en zijn gezin goed in kaart te brengen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de echtgenote van verzoeker medische problemen heeft, zowel van psychische als fysieke aard, en dat er een minderjarig kind is.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar op dit punt een redelijke kans van slagen. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen door de termijn van sluiting van de woning te verkorten naar 1 maand, te weten tot 15 juli 2024.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek deels toe en treft de voorlopige voorziening dat de termijn van sluiting van de woning wordt verkort en bepaald op 15 juli 2024.
13. De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat de burgemeester het griffierecht moet vergoeden en dat verzoeker ook een vergoeding krijgt van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend.
Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek deels toe;
- schorst het bestreden besluit uitsluitend voor zover het de termijn van sluiting van de woning betreft;
- treft de voorlopige voorziening dat de termijn van sluiting van de woning wordt verkort en gesteld op 15 juli 2024;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A. de Wijse-Hageman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 juni 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:3966, de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 2 april 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:2688 en uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 17 mei 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:3085.