ECLI:NL:RBGEL:2024:5527

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
10991432 \ HA VERZ 24-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens duurzaam verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen 2Grip B.V. en een werkneemster, hierna aangeduid als [verweerster]. De werkneemster was sinds 1 februari 2017 in dienst bij 2Grip als Register Casemanager. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, waarbij werd gesteld dat de werkneemster gemaakte afspraken niet was nagekomen en dat er een vertrouwensbreuk was ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een langdurige problematiek in de samenwerking tussen de werkneemster en haar collega's, die zich had geuit in een escalatie van de situatie na een niet nagekomen taak. De werkneemster had zich ziekgemeld en later haar ziekmelding ingetrokken, maar de communicatie en samenwerking met collega's waren ernstig verstoord. De rechtbank oordeelde dat de werkgever niet ernstig verwijtbaar had gehandeld en dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 juli 2024, en de werkneemster kreeg een transitievergoeding van € 8.366,00 toegekend. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 10991432 \ HA VERZ 24-20 \ 61525 \ 40140
uitspraak van 23 mei 2024
beschikking
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
2Grip B.V.
gevestigd te Nijmegen
verzoekende partij
gemachtigde mr. A.J. Hendriks
en
[verweerster]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
gemachtigde mr. J.L.G.M. Verwiel
Partijen worden hierna 2Grip en [verweerster] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 8 maart 2024 inclusief producties;
- het verweerschrift inclusief producties;
- de mondelinge behandeling op 30 april 2024, ter gelegenheid waarvan de gemachtigde van 2Grip aanvullende producties (25 t/m 28) heeft ingediend en een pleitnotitie heeft voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen.
1.2.
Vervolgens is beschikking bepaald op 21 mei 2024.

2.De feiten

2.1. 2
Grip is een gecertificeerd arbodienstverlener, die arbodienstverlening, casemanagement arbeidsdeskundige diensten biedt.
2.2.
[verweerster] is sinds 1 februari 2017 bij 2Grip in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst van (laatstelijk) onbepaalde tijd in de functie van Register Casemanager voor 24 uur per week voor een bruto maandsalaris van (laatstelijk) € 3.133,42.
2.3.
Naast [verweerster] zijn er meerdere casemanagers werkzaam bij 2Grip. In het najaar van 2018 heeft er een teamcoaching plaatsgevonden onder begeleiding van een externe coach, in verband met (onder meer) de teamdynamiek. Vervolgens hebben in 2019 opnieuw teamsessies plaatsgevonden (te weten op 30 oktober en 13 november) in verband met problemen binnen het team.
2.4.
Op 25 september 2023 heeft er een casemanagers overleg plaatsgevonden, waarbij [verweerster] niet aanwezig was vanwege vakantie. Tijdens dit overleg is afgesproken dat alle casemanagers in de herfstvakantie één dag de backoffice taken zouden oppakken, in verband met onderbezetting op de backoffice. Daartoe is een rooster gemaakt, waarbij [verweerster] werd ingepland op maandag 16 oktober 2023. De gemaakte afspraken zijn diezelfde dag per e-mail rondgestuurd onder meer aan [verweerster] .
2.5.
Op 26 september 2023 heeft [verweerster] op die e-mail gereageerd, met onder meer:
“(..)
Alle begrip dat voor [naam 1] het werk over de schoenen loopt zonder [naam 2] maar ik zie geen ruimte in mijn agenda om backofficetaken (inplannen spreekuren) op te pakken omdat ik per 1 oktober 24 uur per week beschikbaar ben waarvan 20 uur structureel zijn gevuld.
(..)
Donderdag kom ik naar kantoor, dan bespreek ik bovenstaande graag.
(..)”
2.6.
Op 28 september 2023 heeft [verweerster] met directielid [naam 3] (hierna te noemen [naam 3] ) gesproken. In dat gesprek heeft [naam 3] [verweerster] verzocht de backoffice taken op te pakken en hij heeft daarbij aangegeven dat het geen probleem is als de declarabele werkzaamheden daardoor minder zouden zijn.
2.7.
Op 9 oktober 2023 heeft een zogenoemd bila-gesprek tussen [naam 3] en [verweerster] plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek zijn de backoffice werkzaamheden opnieuw besproken. [naam 3] heeft [verweerster] aangegeven dat de backoffice taken erg belangrijk zijn en daarom voorgaan op de declarabele werkzaamheden van [verweerster] . Als [verweerster] hierdoor een klacht van een klant zou ontvangen, kon ze deze bij [naam 3] neerleggen.
2.8.
Bij e-mail van 10 oktober 2023 heeft [verweerster] zich ziekgemeld met de mededeling dat ze (jarenlang) overbelast was. 2Grip heeft bij e-mail van 11 oktober 2023 aangegeven dat zij overvallen is door de e-mail en dat zij hierover in gesprek wil gaan met [verweerster] .
2.9.
Op 12 oktober 2023 heeft directielid [naam 4] (hierna te noemen [naam 4] ) telefonisch contact met [verweerster] gehad tijdens welk gesprek [verweerster] haar ziekmelding heeft ingetrokken.
2.10.
Op 16 oktober 2023 heeft de directie met [verweerster] gesproken over de reden van ziekmelding en de intrekking ervan. Ook is gesproken over (de noodzaak van) de backoffice taken. [verweerster] heeft tijdens dat gesprek aangegeven dat zij de betreffende taken zou uitvoeren.
2.11.
Op 23 oktober 2023 hebben de collega casemanagers hun ongenoegen richting [verweerster] geuit omdat zij geconstateerd hadden dat [verweerster] op 16 oktober 2023 geen backoffice taken had opgepakt. Na dat gesprek zijn de casemanagers verhaal gaan halen bij de directie, omdat zij van [verweerster] begrepen hadden dat zij met de directie andere afspraken zou hebben gemaakt en dat zij de backoffice taken niet hoefde te doen.
2.12.
Op 24 oktober 2023 is de directie hierover in gesprek gegaan met [verweerster] . Tijdens dat gesprek heeft [verweerster] aangegeven dat ze dat (zie r.o. 2.11) niet heeft gezegd en dat zij de backoffice taken zou hebben uitgevoerd.
2.13.
De directie heeft vervolgens een onderzoek ingesteld waarbij de directie de andere casemanagers individueel heeft gesproken. Uitkomst was onder andere dat een deel van de casemanagers niet meer met [verweerster] wilde samenwerken.
2.14.
Op 13 november 2023 is de directie weer met [verweerster] in gesprek gegaan. In het gespreksverslag, dat op 15 november 2023 aan [verweerster] is gestuurd, staat voor zover hier van belang:
“(..)
Hierbij bevestigen wij ons gesprek van maandag 13 november jl. waarbij we het met name hebben gehad over aanhoudende kritiek over je houding en gedrag en de consequenties daarvan.
We hebben je uitgelegd dat en waarom zowel collega’s als wij moeite hebben met je houding, gedrag en communicatie, met een gebrek aan draagvlak en vertrouwen tot gevolg.
Ondanks eerdere gesprekken, bemiddeling en zelfs teamcoaching is dat niet veranderd. Sterker nog, een recent incident is opnieuw aanleiding voor enkele gesprekken geweest. Het betreft een opbouw over een langere periode en nu de directe aanleiding, waarin je gemaakte afspraken niet bent nagekomen (tijdelijk inzet voor de back-office) en de communicatie hierover richting je collega’s.
(..)
Tijdens het gesprek op maandag 16 oktober heb je duidelijk gemaakt, dat de paniek voortkwam vanuit het gevoel van werkdruk bij een te volle agenda om deze taken erbij te nemen. Je hebt aangegeven, dat je hier anders over had kunnen communiceren en de ziekmelding met bijbehorende mail niet het juiste middel was. Dat vonden wij ook. We hebben toen de afspraak gemaakt dat je de taken alsnog zou oppakken en ruimte zou creëren in de agenda door klantafspraken te laten vervallen om zo de balans te behouden.
Zoals besproken hebben we geconstateerd dat je deze afspraken niet bent nagekomen; je hebt mails uit de regie-mail opgepakt en niets uit de office-mail. Andere collega’s hebben dit vervolgens moeten oppakken. Vervolgens heb je in het overleg op maandag 23 oktober gecommuniceerd naar andere collega’s, dat jij met ons andere afspraken zou hebben gemaakt en dat je deze werkzaamheden niet zou hoeven te verrichten. Dit is de reden geweest om op 24 oktober opnieuw met je in gesprek te gaan. De collega’s kwamen boos en verontwaardigd naar ons naar aanleiding van hetgeen je stelde in het overleg. In ons gesprek op 24 oktober ontkende je aanvankelijk dat je dit gezegd had. (..)
Vervolgens is duidelijk geworden, dat hetgeen je ons vertelde niet strookte met het hetgeen je de collega’s verteld hebt. Dat nemen wij je niet alleen zeer kwalijk, maar je collega’s vanzelfsprekend ook. Zo gaan we niet met elkaar om.
(..)
Wij zijn van mening dat sprake is van een patroon. (..) Tevens is dit onderwerp van draagvlak in het team in meerdere gesprekken in het verleden aan de orde geweest, het blijft helaas een terugkerend thema. (..)
De huidige situatie kan daarom niet meer blijven bestaan en wij weten op dit moment niet wat we nog kunnen doen om dit tij te keren.
(..)
In ons gesprek gaf je aan in mediation te willen gaan met je collega’s om te bezien of dit weer draagvlak voor samenwerking kan creëren. Wij gaven aan dat we hier eerst goed over na willen denken en ook willen bespreken.
(..)”
2.15.
Op 20 november 2023 zijn partijen opnieuw met elkaar in gesprek gegaan. Tijdens dat gesprek is [verweerster] op non-actief gesteld.
In het gespreksverslag staat, voor zover hier van belang, vermeld:
  • (..) Anders dan aangeven dat je je niet herkent in hetgeen wij stellen, heb je niet gereageerd. Je hebt alleen aangegeven dat je je alsnog gaat beraden en dat wij een schriftelijke reactie zullen ontvangen.
  • Vervolgens hebben we aangegeven dat er na ons gesprek op 13 november aanvullende informatie boven water is gekomen (we hebben een aantal voorbeelden genoemd zoals (..) het feit dat de logbestanden van 16 oktober aangeven dat er geen enkele mail van de office box is opgepakt door jou en een klacht van een klant). We hebben je verteld dat we hier nog nader onderzoek naar moeten doen (..). Niettemin gaf je aan dat je je niet herkende in de voorbeelden en je liet duidelijk merken dat je van mening bent dat jou niets te verwijten valt.
  • We hebben daarop aangegeven dat dit zo niet opschiet en dat we een andere houding/reactie van je hadden verwacht alsook enige zelfreflectie en dat de wijze hoe je je opstelt bij ons nog grotere twijfels heeft gegeven over voortzetting van de samenwerking. Het probleem is breder en groter dan mogelijk op te lossen met team mediation. Om die reden hebben we aangegeven dat we denken dat het inmiddels beter is om op een nette manier afscheid van elkaar te nemen.
(..)
  • Zoals besproken zullen we je een beëindigingsvoorstel doen. (..)
  • Vrijstelling van werk gaat zoals besproken ook per direct in en we hebben je verteld dat we niet willen hebben dat je vanaf nu nog communiceert met relaties. Als zij contact opnemen met jou dan verwijs je ze naar de backoffice.
(..)”
2.16.
Op 21 november 2023 heeft 2Grip een concept vaststellingsovereenkomst aan [verweerster] gestuurd.
2.17.
Bij e-mail van 22 november 2023 heeft [verweerster] op het gespreksverslag (zie r.o. 2.15) en het voorstel gereageerd met onder meer:
“(..)
Terecht haal je aan dat ik uitgesproken heb me niet te herkennen in de door jou geuite aantijgingen. Ik ben dermate verrast geweest over de zaken die jij uitsprak dat ik me inderdaad wilde beraden. Ik word nu geconfronteerd met een kennelijk in jouw optiek voldongen feit. (..) De gebruikelijke stappen om de door jou genoemde problemen in de samenwerking met mijn collega’s, het kennelijk ontbreken van draagvlak en het nu door jou uitgesproken ontbreken van vertrouwen op te lossen, zijn niet genomen. Ik zie dat je als werkgever na een eigen afweging hebt besloten om niet op mijn voorstel om mediation als oplossingsrichting te kiezen in te gaan.
(..)
Ik heb een volstrekt andere beleving van de wijze waarop ik mijn taken als professional heb ingevuld, de wijze waarop ik de afgelopen 7 jaar mijn bijdrage heb geleverd aan onze onderneming en vind dat ik nu geconfronteerd word met zeer onterechte aantijgingen.
(..)
Ondertussen geef ik je in overweging alsnog met een voorstel te komen om zodoende tot een oplossing van het in jouw ogen bestaande conflict te komen.
(..)”
2.18.
[verweerster] heeft zich vervolgens tot haar gemachtigde gewend. Laatstgenoemde heeft bij e-mail van 6 december 2023 aangevoerd dat geen sprake is van disfunctioneren of een verstoring van de arbeidsrelatie, zodat de non-actiefstelling ongegrond is geweest. 2Grip is vervolgens gesommeerd om [verweerster] binnen twee dagen weer toe te laten tot het overeengekomen werk, dan wel een nieuw voorstel te doen.
2.19.
Bij e-mail van 12 december 2023 heeft de gemachtigde van 2Grip daarop gereageerd en daarbij een mediation-traject voorgesteld tussen de directie van 2Grip en [verweerster] . Daarover staat in de e-mail vermeld:
“(..)
Als de verhouding tussen directie en werknemer daarin en daarmee hersteld kan worden, is team-mediation een volgende noodzakelijke stap voor terugkeer. Op dit moment heeft uw cliënte namelijk geen enkel draagvlak bij haar collega’s en hebben diverse collega’s aangegeven liever niet meer met uw cliënte te willen werken. Ook daarvoor kan mijn cliënte de ogen niet sluiten. Het is immers een klein team en een verstoorde relatie ontwricht het hele team.
(..)”
2.20.
Op 21 december 2023 is een mediator ingeschakeld. Het mediation-traject is na twee gesprekken op 27 februari 2024 geëindigd, zonder dat partijen nader tot elkaar zijn gekomen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1. 2
Grip verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden met ingang van een zo spoedig mogelijke datum, wegens een redelijke grond (verstoorde arbeidsverhouding dan wel de combinatiegrond), onder toekenning van een transitievergoeding van € 8.366,00 bruto en met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten.
3.2. 2
Grip legt primair aan haar ontbindingsverzoek ten grondslag dat de arbeidsrelatie met [verweerster] duurzaam is verstoord doordat [verweerster] , naast dat sprake is van al langer sluimerende samenwerkingsproblemen, tegen collega’s en de directie heeft gelogen en heeft geweigerd gemaakte afspraken (specifiek de backoffice werkzaamheden op 16 oktober 2023) na te komen. Nadat ze hiermee is geconfronteerd heeft [verweerster] geweigerd inhoudelijk tekst en uitleg te geven, maar ze heeft ook geen enkele zelfreflectie getoond. 2Grip meent dat sprake is van een patroon bij [verweerster] en door de houding van [verweerster] is de arbeidsrelatie duurzaam verstoord. Subsidiair is (mede om die redenen) sprake van een combinatie van voornoemde grond en verwijtbaar handelen door [verweerster] .
3.3.
[verweerster] betwist – kort samengevat – dat sprake is van een redelijke (ontbindings)grond en verzoekt het ontbindingsverzoek af te wijzen.
Voor zover de arbeidsovereenkomst wel zou worden ontbonden, verzoekt [verweerster] aan haar een transitievergoeding toe te kennen van € 12.403,10 bruto en een billijke vergoeding gelijk aan 12 maandsalarissen. In beide gevallen verzoekt [verweerster] bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst rekening te houden met de opzegtermijn van 2 maanden, omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door 2Grip, en 2Grip te veroordelen in de door haar gemaakte juridische kosten.
3.4.
Op de standpunten van partijen zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Beoordeeld dient te worden of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden wegens een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie, zodanig dat van 2Grip in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 sub g BW).
4.2.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [verweerster] inhoudelijk goed heeft gefunctioneerd en in die zin een goede kracht was. Het probleem zit – volgens 2Grip – echter in de manier van samenwerken en communiceren met collega’s en – later ook – met de directie, hetgeen zich uitvergroot heeft voorgedaan na 16 oktober 2023 in verband met het al dan niet uitvoeren van de backofficetaken. Hoewel een werknemer moet kunnen aangeven wanneer zij dreigt vast te lopen in haar werkzaamheden, staat voorop dat een werkgever een instructiebevoegdheid (artikel 7:660 BW) heeft en dat een werknemer zich – kort gezegd – daaraan heeft te houden. Het oppakken van de taken is meerdere malen onderwerp van gesprek geweest en tussen partijen is in geschil of [verweerster] de betreffende taken al dan niet heeft opgepakt. Wat echter ook zij van die discussie, uit de verklaringen van de collega casemanagers (producties 16 tot en met 19 bij verzoekschrift) blijkt dat zij na 16 oktober 2023 het punt hebben bereikt dat zij niet meer met [verweerster] willen samenwerken omdat ze haar niet meer vertrouwden. Volgens 2Grip ligt daar de jarenlange sluimerende teamdynamiek aan ten grondslag. Hoewel [verweerster] betwist dat dat (enkel) door haar is veroorzaakt, en overigens ook niet duidelijk is geworden welke concrete zaken in het verleden hebben gespeeld die hebben geleid tot een slechte teamdynamiek, moet uit de verklaringen van de collega’s ook opgemaakt worden dat de houding van [verweerster] door de jaren heen een aanhoudende negatieve impact heeft gehad binnen het team.
Toen [verweerster] op 23 oktober 2023 door haar collega’s werd aangesproken op het niet oppakken van de backoffice werkzaamheden, heeft de houding van [verweerster] de situatie verder doen escaleren, hetgeen ook blijkt uit het feit dat de collega’s verhaal zijn gaan halen bij de directie. Daarop aangesproken door de directie was de reactie van [verweerster] afhoudend.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden
4.3.
De gebeurtenissen roepen een beeld op waarbij op het moment dat [verweerster] wordt aangesproken op haar gedrag zij zich steevast verweert met de stelling dat zij zich niet in de kritiek herkent en een afwachtende en afhoudende houding aanneemt. Ter zitting heeft zij aangegeven dat zij zich prima in staat acht om met de collega’s samen te werken, maar zij kan niet aangeven hoe die samenwerking er dan uit zou moeten zien, anders dan dat er dan weer een mediation dient te volgen. Ook ten aanzien van de samenwerking met de directie ziet ze geen (grote) obstakels. Deze zienswijze van [verweerster] strookt niet met die van de collega’s en de directie.
Het mediation-traject met de directie heeft niet kunnen bijdragen aan herstel van het vertrouwen en er zijn ook geen aanknopingspunten gesteld op grond waarvan aannemelijk is dat een zinvolle samenwerking met collega’s en directie nog mogelijk is. De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een zodanige duurzaam verstoorde arbeidsverhouding dat in redelijkheid van 2Grip niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Gezien vermelde omstandigheden, waaronder de omvang van de onderneming van 2Grip, ligt een herplaatsing niet voor de hand. Voor zover 2Grip voor het ontstaan van de verstoring van de arbeidsverhouding een verwijt kan worden gemaakt, door [verweerster] op non-actief te stellen, staat dit op zichzelf niet aan een ontbinding op de g-grond in de weg. [1]
De door 2Grip op de g-grond verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal dan ook worden toegewezen. De subsidiair gestelde grond behoeft daarom geen beoordeling.
Billijke vergoeding?
4.4.
Hoewel 2Grip mogelijk niet alle gesprekken in het dossier heeft vastgelegd, blijkt uit de stellingen over en weer dat 2Grip verschillende pogingen heeft gedaan om problemen bespreekbaar te maken, maar zij liep daarin vast door de afhoudende houding van [verweerster] . In dat kader acht de kantonrechter het dan ook voorstelbaar dat 2Grip op enig moment geen andere optie meer zag dan [verweerster] op non-actief te stellen. Dat dit achteraf bezien mogelijk een te zware sanctie is geweest en niet heeft bijgedragen aan het verdere verloop, hetgeen 2Grip verweten kan worden, kan dit in de gegeven omstandigheden van het geval niet kwalificeren als ernstig verwijtbaar handelen. Ook de overige verwijten zoals opgesomd onder punt 37 van het verweerschrift kunnen niet leiden tot de conclusie dat 2Grip ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, nu uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de vertrouwensbreuk en daarmee de verstoring van de arbeidsrelatie in overwegende mate is ontstaan door de houding van [verweerster] . Gelet hierop ziet de kantonrechter ook geen aanleiding om aan [verweerster] op grond van artikel 7:671b lid 9 sub c BW een billijke vergoeding toe te kennen.
Datum ontbinding arbeidsovereenkomst
4.5.
De einddatum van de arbeidsovereenkomst wordt, gelet op het bepaalde in artikel 7:671b lid 9 aanhef en sub a BW, bepaald op 1 juli 2024. De duur van de procedure is in mindering gebracht aangezien geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van 2Grip.
Transitievergoeding
4.6.
Omdat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wordt aan [verweerster] een transitievergoeding toegekend. Partijen twisten over de hoogte ervan. 2Grip baseert haar berekening op het laatstverdiende loon van [verweerster] terwijl [verweerster] uitgaat van haar eerst verdiende salaris. Vast staat dat [verweerster] op eigen verzoek minder is gaan werken bij 2Grip, hetgeen gevolgen heeft gehad voor de hoogte van haar loon. Niet valt in te zien waarom uitgegaan zou moeten worden van een eerder verdiend loon, zodat de transitievergoeding berekend dient te worden op basis van het laatstverdiende loon, zoals door 2Grip gehanteerd. Aangezien [verweerster] de berekening van 2Grip voor het overige niet heeft weersproken, wordt een transitievergoeding van € 8.366,00 aan [verweerster] toegekend.
4.7.
De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen 2Grip en [verweerster] met ingang van 1 juli 2024;
5.2.
stelt de aan [verweerster] toekomende transitievergoeding vast op € 8.366,00 bruto en veroordeelt 2Grip dit bedrag aan [verweerster] te betalen;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:220