Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[eiseres] en [eiser] , uit [plaats] , eisers
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen
).
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
- Er is sprake van een ernstig vermoeden dat eisers op 11 januari 2023 valsheid in geschrifte hebben gepleegd;
- Er is sprake van een ernstig vermoeden dat eisers op tijdstippen in de periode voorafgaand aan 10 augustus 2022 hebben gehandeld in strijd met artikel 2.1., eerste lid, aanhef onder a, van de Wabo, doordat er op 10 augustus 2022 door een toezichthouder van het college feitelijk is geconstateerd dat er een fundering voor een loods was gelegd zonder dat hier een vergunning voor was. Het college heeft hiervoor een last onder dwangsom opgelegd op 18 augustus 2022. Deze last is inmiddels onherroepelijk;
- Er is sprake van een ernstig vermoeden dat [eiser] (eiser) zich schuldig heeft gemaakt aan het handelen in strijd met artikel 10a, eerste lid, onder 3, van de Opiumwet in de periode van 6 oktober 2020 tot 6 december 2020. Dit oordeel is gebaseerd op een lopend strafrechtelijk onderzoek genaamd [naam] . Uit deze informatie blijkt dat er op 6 december 2020 een drugslab met 3400 gram amfetamine is aangetroffen in een schuur. Volgens verklaringen, van onder andere eiser zelf, is hij degene die de huurder van de schuur in contact heeft gebracht met de eigenaar van de schuur. Uit verklaringen van eiser en van de eigenaar van de schuur blijkt dat eiser namens de ‘oudijzerboer’ € 12.800 aan de eigenaar van de schuur heeft gegeven voor de huur van diens schuur. Verder blijkt dat de eigenaar van de schuur na 6 oktober 2022 nog € 4.000 en € 1.000 van eiser heeft ontvangen. Deze gelden worden in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel als wederrechtelijke aangemerkt. Het LBB is van oordeel dat het aannemelijk is dat de gelden die eiser voorhanden had en heeft overgedragen aan de eigenaar van de schuur, bedoeld waren voor de huur van het drugslab. Het LBB acht het aannemelijk dat eiser wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat er in de schuur die onderwerp is van het onderzoek, een drugslab werd gebouwd. Het LBB komt tot dit oordeel op basis van verklaringen van eiser, het contact tussen eiser en medeverdachten en de ervaringen van eiser met drugs, drugsgebruikers en drugshandel;
- Er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen dat eiser in de periode van 20 maart 2015 tot en met 24 maart 2015 heeft gehandeld in strijd met artikel 11, tweede lid, van de Opiumwet. Uit een uittreksel van Justid blijkt dat eiser hiervoor onherroepelijk is veroordeeld tot 80 uur werkstraf en 40 dagen hechtenis.
- De valsheid in geschrifte is gepleegd tijdens de onderhavige vergunningsprocedure;
- Het handelen in strijd met de Wabo is gepleegd bij de bouw van (een deel van) de loods, waar de onderhavige vergunningaanvraag op ziet;
- Het handelen in strijd met de Opiumwet in de periode 6 oktober 2020 tot en met december 2020 is gepleegd bij een schuur en de onderhavige vergunning ziet toe op de bouw van een soortgelijk bouwwerk;
- De aangevraagde vergunning maakt het mogelijk om strafbare feiten als het hierboven beschreven, handelen in strijd met de Opiumwet in de periode van