Op 16 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak waarin een veroordeelde bezwaar had aangetekend tegen de omzetting van een taakstraf in vervangende hechtenis. De veroordeelde was eerder op 11 januari 2024 veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 60 dagen zou worden opgelegd. Het vonnis was onherroepelijk geworden op 26 januari 2024. Op 2 oktober 2024 had het openbaar ministerie besloten om de vervangende hechtenis toe te passen, maar dit besluit was niet ondertekend door een met name genoemde officier van justitie, wat volgens de verdediging in strijd was met de wet.
De rechtbank heeft het bezwaarschrift op 16 oktober 2024 behandeld, waarbij de veroordeelde, haar raadsman mr. A.W. Syrier, en de officier van justitie aanwezig waren. De verdediging stelde dat het ontbreken van de handtekening van de officier van justitie leidde tot de conclusie dat het bevel tot omzetting niet rechtsgeldig was. De officier van justitie gaf aan dat er in het systeem zichtbaar was dat de beslissing door een officier van justitie was genomen, maar de rechtbank benadrukte dat dit administratieve systeem niet toegankelijk was voor derden, waardoor de transparantie en controleerbaarheid van het besluitvormingsproces in het geding was.
De rechtbank oordeelde dat het ontbreken van de handtekening en de datum op de beslissing tot omzetting van de taakstraf in vervangende hechtenis betekende dat de beslissing geen rechtskracht had. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift gegrond, hefte het bevel tot omzetting op en bepaalde dat de veroordeelde de resterende 60 uren taakstraf alsnog moest verrichten binnen een termijn van zes maanden. Indien de veroordeelde tijd in detentie had doorgebracht, zou deze tijd in mindering worden gebracht op het aantal te verrichten uren taakstraf. De uitspraak werd gedaan door mr. F.J.H. Hovens, in tegenwoordigheid van griffier mr. S.F.A. Vrede.