ECLI:NL:RBGEL:2024:9376

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
22 december 2024
Zaaknummer
11201960 \ VV EXPL 24-39
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over loonvordering en vakantietoeslag tussen werknemer en werkgever in de logistieke sector

In deze zaak, die op 2 september 2024 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, vordert de werknemer, [eiser in conv], betaling van achterstallig loon en vakantietoeslag van zijn werkgever, Polar Special B.V. De werknemer was in dienst als logistiek manager en heeft zich op 8 mei 2023 ziek gemeld. Polar heeft op 27 juni 2023 het loon van de werknemer stopgezet, omdat zij van mening was dat hij niet voldeed aan zijn re-integratieverplichtingen. De werknemer stelt dat hij arbeidsongeschikt was en dat de loonstop onterecht was. Polar betwist dit en voert aan dat de werknemer op 28 juni 2023 weer arbeidsgeschikt was, zoals bevestigd door de bedrijfsarts en een deskundigenoordeel van het UWV. De werknemer heeft ook een nieuwe baan gevonden per 1 september 2023, wat volgens Polar zijn aanspraken op loon verder ondermijnt. In reconventie vordert Polar terugbetaling van te veel betaalde vakantietoeslag en boetes. De voorzieningenrechter oordeelt dat de loonstop terecht was en dat de werknemer geen recht heeft op de gevorderde bedragen, met uitzondering van een bedrag voor openstaande vakantiedagen. Uiteindelijk wordt Polar veroordeeld tot betaling van € 1.524,93 aan de werknemer, na verrekening van de vakantietoeslag.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11201960 \ VV EXPL 24-39
Vonnis in kort geding van 2 september 2024
in de zaak van
[ eiser in conv],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: [ eiser in conv] ,
tegen
POLAR SPECIAL B.V.,
te Nijmegen,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Polar,
gemachtigde: mr. E. van Otterloo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie.
1.2.
De zaak is mondeling behandeld op de zitting van 19 augustus 2024. [ eiser in conv] is in persoon verschenen en namens Polar is verschenen [naam 1] , bijgestaan door
mr. Van Otterloo. Mr. Van Otterloo heeft pleitaantekeningen gehanteerd en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat verder is besproken.
1.3.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Polar is een logistieke onderneming, actief in de farmaceutische sector.
2.2.
[ eiser in conv] treedt op 22 februari 2021 voor bepaalde tijd (einddatum 27 maart 2023) in dienst bij Polar als logistiek manager, voor 40 uur per week. In de arbeidsovereenkomst zijn onder meer de volgende artikelen opgenomen:
“Artikel 8. Bedrijfseigendommen
8.1
Werknemer is verplicht om bij het einde van de arbeidsovereenkomst en/of op eerste verzoek van werkgever (bijvoorbeeld in geval van ziekte, vrijstelling van werk, schorsing, etc.) alle eigendommen van werkgever of anderszins door de werkgever verstrekte zakelijke goederen, waaronder uitdrukkelijk begrepen maar niet beperkt tot al zijn/haar dossiers en overige (zakelijke) stukken al dan niet elektronisch opgeslagen informatie (op een privécomputer of op andere privé-informatiedragers), aan werkgever terug te geven zonder daarvan enig afschrift/kopie, op welke wijze dan ook, te (laten) behouden en zodanig dat deze bestanden en gegevens niet meer door werknemer en/of derden, op welke wijze dan ook, kunnen worden geraadpleegd. Indien en voor zover de werknemer jegens de werkgever een retentie- of opschortingsrecht zou toekomen op door de werkgever aan de werknemer in het kader van de arbeidsovereenkomst verstrekte zaken die eigendom zijn van werkgever dan wel van derden, doet de werknemer onvoorwaardelijk afstand van dit recht.
(…)
Artikel 10. Nevenwerkzaamheden
10.1
Het is werknemer verboden om al dan niet betaalde nevenwerkzaamheden te verrichten, tenzij met voorafgaande en schriftelijke toestemming van werkgever. Voorts is het de werknemer verboden direct of indirect een aanmerkelijk belang te nemen of te houden bij rechtspersonen en/of samenwerkingsverbanden van welke aard ook.
(…)
Artikel 16. Boetebeding
16.1
Indien werknemer in strijd handelt met enige bepaling op grond van deze arbeidsovereenkomst waaronder artikel 8 t/m 15, verbeurt hij ten behoeve van werkgever een boete van € 20.000,- voor iedere overtreding en in voorkomend geval van € 500,- voor iedere dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van de werkgever om in plaats daarvan volledig schadevergoeding te vorderen en onverminderd het recht van de werkgever om nakoming van dit beding c.q. stopzetting van (de) overtreding(en) te vorderen. Voorafgaande ingebrekestelling en/of rechterlijke tussenkomst is niet vereist voor de opeisbaarheid van de boete. Van de leden 3 en 5 van artikel 7:650 BW wordt voor zover nodig afgeweken.(…)”
2.3.
Partijen sluiten tevens een bruikleenovereenkomst met betrekking tot een door Polar aan [ eiser in conv] ter beschikking te stellen auto. Artikel 8 van deze overeenkomst luidt als volgt:

8 Beëindiging en opschorting van de overeenkomst
  • Deze overeenkomst eindigt zonder dat opzegging vereist is op het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer eindigt;
  • Werkgever is bevoegd deze overeenkomst op te zeggen met ingang van de datum gelegen drie maanden na het moment dat de functie van de werknemer zodanig wordt gewijzigd dat het gebruik van een auto naar het oordeel van de werkgever niet langer noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de functie. Dit geldt eveneens als werknemer een andere functie gaat uitoefenen.
  • Deze overeenkomst eindigt bij verlies of diefstal van de auto of indien de auto zodanig beschadigd is, dat hij naar het oordeel van de assuradeuren redelijkerwijs niet kan worden dan wel niet hersteld dient te worden gelet op de kosten van herstel in relatie tot de dagwaarde van de auto (total loss situatie).
  • De werking van deze overeenkomst wordt opgeschort:
  • na een ziekteperiode van werknemer van drie maanden;
  • met ingang van de datum waarop het rijbewijs van de werknemer wordt ingenomen dan wel de rijbevoegdheid van werknemer wordt ontzegd;
  • op het moment dat de werknemer op non-actief wordt gesteld.
  • Werknemer is verplicht de auto na het einde van deze overeenkomst onverwijld bij werkgever in te leveren.
  • Indien de werking van deze overeenkomst wordt opgeschort bepaalt de werkgever het moment waarop de werknemer de auto dient in te leveren. Tot het moment waarop de auto feitelijk is ingeleverd, blijven de bepalingen van deze overeenkomst van kracht.
  • Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.”
2.4.
De arbeidsovereenkomst wordt op 17 januari 2023 verlengd met een jaar, met als einddatum 27 maart 2024. Via een addendum wordt de functie van [ eiser in conv] per 2 januari 2023 gewijzigd naar accountmanager en wordt overeengekomen dat zijn salaris per die datum € 2.769,23 bruto per periode van 4 weken bedraagt, exclusief emolumenten. Van toepassing op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna: cao).
2.5.
Op 8 mei 2023 meldt [ eiser in conv] zich ziek.
2.6.
Op 15 mei 2023 heeft [ eiser in conv] een eerste afspraak met de bedrijfsarts.
2.7.
Op 22 mei 2023 geeft [ eiser in conv] naar aanleiding van het eerste spreekuur met de bedrijfsarts aan Polar te kennen de mogelijkheid van het aanvragen van een deskundigenoordeel bij het UWV te overwegen. Polar schort op diezelfde dag het loon van [ eiser in conv] op. [ eiser in conv] zoekt contact met het UWV en wendt zich met de terugkoppeling van het UWV naar Polar.
2.8.
Op 31 mei 2023 stuurt [naam 2] (hierna: [naam 2] ), HR Business Partner bij Polar, een e-mail aan [ eiser in conv] waarin zij te kennen geeft dat Polar het loon niet langer opschort, omdat [ eiser in conv] aangeeft het advies van de bedrijfsarts te blijven volgen. Daarnaast schrijft [naam 2] :
“Ik ga er voor nu vanuit dat je nog wat zaken kunt oppakken die je hebt afgestemd met [naam 3] . Daarnaast zal ik eind deze week, begin volgende week zorgen voor aanvullende werkzaamheden, die je vanuit huis kunt verrichten.(…)”
2.9.
[ eiser in conv] stuurt op 12 juni 2023 de volgende e-mail aan [naam 2] :
“Dank, ik wacht de stickers even af.
Helaas kan ik niet verder met de lopende werkzaamheden daar ik heb aangegeven er niet uit te komen.
Het lijkt mij van belang pesten op het werk, roddelen, eenzijdige besluitvorming met betrekking tot mijn loopbaan, onrealistische doelen en werkzaamheden onder mijn opleidingsniveau bespreekbaar te maken, daar ik al enige tijd hiermee geconfronteerd wordt.”
[naam 2] reageert als volgt:
“Ik heb je mail eerlijk gezegd met verbazing gelezen en naar aanleiding van deze mail lijkt het mij goed als we met elkaar in gesprek gaan.
Ik begrijp niet goed waarom je niet verder kan met de aangegeven werkzaamheden.
Je zou de beurzen nationaal en internationaal in kaart brengen.
Tot op heden heeft [naam 3] dit niet ontvangen. Daarnaast de mappenstructuur. Je hebt aangegeven dit lastig te vinden waarin [naam 3] je telefonisch heeft aangegeven het nar jouw idee en handigheid in kaart te brengen. Dat het een opzet is en geen definitieve indeling. Naar mijns inziens kan je daar dus prima mee verder.
Ik schrik ervan wat je schrijft over belang pesten op het werk, roddelen, eenzijdige besluitvorming met betrekking tot mijn loopbaan, onrealistische doelen en werkzaamheden onder jouw opleidingsniveau bespreekbaar te maken en dat je daar al enige tijd mee wordt geconfronteerd.
Graag gaan wij hierover met je in gesprek omdat wij wat je omschrijft niet kunnen duiden.
Wanneer zou dit kunnen? Wat ons betreft kan dit bij jou in de buurt.”
2.10.
Op 23 juni 2023 stuurt [naam 2] de volgende e-mail aan [ eiser in conv] :
“Vandaag hadden wij om 11.30 uur samen met jou een afspraak bij Van der Valk te Brasschaat. Deze afspraak heb jij mij per mail voor akkoord bevestigd op 22 juni 2023. Om 11.38 uur heb je mij een app gestuurd met het bericht dat je wat later bent. Hierop heb ik jou gebeld en gaf je (nonchalant) aan op de fiets te zitten en pas rond 12.00 uur aanwezig te zijn op locatie. Zoals in onze mail al aangegeven hadden maar tot 12.30 uur de tijd voor dit gesprek en heb ik jou dus laten weten dat wij niet tot 12.00 uur konden wachten.
(…)
Daarnaast hebben wij jou al meerdere malen verzocht om een concept mappenstructuur voor sales te maken en alle Pharma beurzen zowel nationaal als internationaal, in kaart te brengen in het kader van je re-integratieverplichtingen.(…)
Bij deze geven wij je voor de laatste keer de gelegenheid om de gevraagde documenten (vanzelfsprekend naar behoren) op te leveren. Indien wij de stukken niet maandag 26 juni 2023 voor 12.00 uur van je hebben ontvangen (…) zullen wij de salarisbetalingen stopzetten wegens het niet nakomen van je re-integratieverplichtingen.
Tevens willen wij jou attenderen op het feit dat jouw bedrijfsauto, zoals in de bruikleenovereenkomst staat vermeld, op vrijdag 4 augustus 203 in goede staat ingeleverd dient te worden.(…)”
2.11.
Op 27 juni 2023 voert Polar een loonstop door, omdat [ eiser in conv] volgens haar niet aan zijn re-integratieverplichtingen voldoet.
2.12.
[ eiser in conv] heeft op 28 juni 2023 een gesprek met de bedrijfsarts, die concludeert dat [ eiser in conv] niet arbeidsongeschikt is. Wel is volgens de bedrijfsarts sprake van een arbeidsconflict en zij stuurt aan op mediation tussen partijen. Op basis van het advies van de bedrijfsarts meldt Polar [ eiser in conv] vanaf 28 juni 2023 beter.
2.13.
Op 30 juni 2023 vindt een gesprek tussen partijen plaats, waarbij Polar aanstuurt op een vaststellingsovereenkomst.
2.14.
[naam 2] stuurt op 14 juli 2023 een e-mail aan [ eiser in conv] waarin zij onder meer schrijft:
“(…) Zoals al meerdere malen aangegeven kun je een deskundigenoordeel aanvragen als je het niet eens bent met het advies van de bedrijfsarts. Tot op heden geef jij aan dit niet te doen. In het kader van je re-integratie hebben wij je conform het advies van de bedrijfsarts alternatieve werkzaamheden aangeboden die je thuis of op een andere locatie van [bedrijf 2] kunt uitvoeren maar daar heb je geen gehoor aan gegeven, waardoor wij op 27 juni 2023 jouw loon hebben stopgezet wegen het niet meewerken aan re-integratie.
In het advies van 28 juni jl. adviseert de bedrijfsarts mediation, omdat sprake van een arbeidsconflict. De bedrijfsarts stelt vast dat geen sprake meer is van ziekte. Wij hebben je dan ook per 28 juni jl. hersteld gemeld. Een bezoek aan de bedrijfsarts is niet meer aan de orde. Een discussie over de vraag of je recht hebt op een Belgische bedrijfsarts, kunnen wij dus ook laten voor wat die is.
Wij hebben je aangeboden een mediationtraject te starten, maar daar wil je niet aan mee werken. Dat vind je namelijk niet noodzakelijk.
Weet dat deze optie wat ons betreft nog openstaat tot uiterlijk woensdag 19 juli aanstaande. Als je ons dan niet per e-mail hebt laten weten dat je alsnog wilt meewerken aan mediation, blijft de salarisstop gehandhaafd. De salarisbetalingen worden weer hervat zodra je je medewerking verleent aan mediation.
Wij hebben op vrijdag 30 juni jl. uitgebreid met elkaar gesproken over de situatie. Daarin zijn wij beide tot de conclusie gekomen dat terugkeer naar [bedrijf 2] niet wenselijk is gezien de situatie. Hierop heb ik meerdere voorstellen gedaan om te komen tot een vaststellingsovereenkomst. Helaas zijn we daar tot op heden nog niet uitgekomen.(…)”
2.15.
Partijen onderhandelen vervolgens verder over een vaststellingsovereenkomst.
2.16.
Op 1 september 2023 treedt [ eiser in conv] in dienst bij [bedrijf 1] .
2.17.
Op 16 oktober 2023 stuurt de toenmalige gemachtigde van [ eiser in conv] een e-mail een Polar waarin hij onder meer schrijft dat [ eiser in conv] arbeidsongeschikt is wegens medische klachten en dat ook sprake is van arbeid gerelateerde klachten wegens een conflictsituatie. Daarnaast geeft hij te kennen dat [ eiser in conv] openstaat voor mediation en doet hij voorstellen voor een vaststellingsovereenkomst.
2.18.
Op 26 november 2023 staakt Polar de onderhandelingen tussen partijen op basis van een door haar ingesteld onderzoek naar schending van het nevenwerkzaamhedenverbod door [ eiser in conv] .
2.19.
Polar dagvaardt [ eiser in conv] op 2 november 2023 in een kort gedingprocedure in België om ervoor te zorgen dat [ eiser in conv] de door Polar aan hem ter beschikking gestelde auto teruggeeft. [ eiser in conv] laat de Belgische rechter op 5 november 2023, voordat de zitting in die procedure zou plaatsvinden, per brief weten waar Polar de auto kan ophalen.
2.20.
Op 5 november 2023 vraagt [ eiser in conv] een deskundigenoordeel aan over de vraag of hij op 28 juni 2023 arbeids(on)geschikt was. De deskundige oordeelt dat [ eiser in conv] op 28 juni 2023 zijn eigen werk wél kon doen.
2.21.
[ eiser in conv] treedt op 28 maart 2024 uit dienst bij Polar.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
In conventievordert [ eiser in conv] - samengevat - veroordeling van Polar tot betaling aan [ eiser in conv] van:
  • een bedrag van € 54.643,66, inclusief de wettelijke rente vanaf 13 juli 2023
  • de kosten ex artikel 6:96 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding
  • de proceskosten en eventuele wettelijke rente.
3.2.
[ eiser in conv] legt aan zijn vordering - samengevat - ten grondslag dat Polar vanaf 28 juni 2023 onterecht een loonstop heeft doorgevoerd. [ eiser in conv] was op dat moment arbeidsongeschikt en Polar is haar re-integratieverplichtingen niet nagekomen, aldus [ eiser in conv] . Hij beroept zich op artikel 7:628 lid 1 BW en stelt dat het niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid niet voor zijn rekening kan komen.
3.3.
Polar voert verweer. Polar concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [ eiser in conv] . Zij betwist dat sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van [ eiser in conv] . Daarnaast voert Polar aan dat [ eiser in conv] zijn vordering niet heeft onderbouwd. Uit het oordeel van de bedrijfsarts op 28 juni 2023 en het deskundigenoordeel van het UWV blijkt dat [ eiser in conv] op 28 juni 2023 arbeidsgeschikt was. [ eiser in conv] kan dan ook geen aanspraak op loon maken over de periode van 27 juni 2023 tot 24 maart 2024, omdat hij zijn re-integratieverplichtingen niet nakwam, niet heeft gewerkt en evenmin heeft meegewerkt aan mediation door omstandigheden die in redelijkheid voor zijn rekening komen. Bovendien heeft [ eiser in conv] vanaf 1 september 2023 een andere (fulltime) baan en geldt dat hij zich in ieder geval vanaf dat moment niet meer bereid en beschikbaar heeft kunnen houden, aldus Polar.
3.4.
In reconventievordert Polar om [ eiser in conv] te veroordelen:
I. tot (terug)betaling aan Polar van de (te veel betaalde) vakantietoeslag ter grootte van € 1.484,31 binnen een week na dagtekening van het te wijzen vonnis;
II. tot betaling aan Polar van de verkeersboetes ter grootte van € 348,08 binnen een week na dagtekening van het te wijzen vonnis;
III. tot betaling aan Polar van de contractuele boetes ter grootte van € 58.500,00 binnen een week na dagtekening van het te wijzen vonnis.
3.5.
Ter onderbouwing van haar reconventionele vorderingen stelt Polar dat zij [ eiser in conv] in periode 5 van 2023 al vakantiegeld heeft uitbetaald tot en met 31 december 2023, terwijl hij slechts recht had op vakantiegeld tot 28 juni 2023. Daarnaast heeft Polar van de politie Antwerpen drie verkeersboetes ontvangen die zijn gemaakt met de door haar aan [ eiser in conv] ter beschikking gestelde auto. Tot slot is [ eiser in conv] op basis van artikel 8 juncto 16 van de arbeidsovereenkomst een contractuele boete van € 58.500,00 verschuldigd aan Polar, omdat hij de auto ondanks herhaald verzoek van Polar te laat heeft ingeleverd.
3.6.
In conventie en in reconventievordert Polar te bepalen dat hetgeen zij eventueel aan [ eiser in conv] verschuldigd is op grond van het kort geding vonnis wordt verrekend met de te veel betaalde vakantietoeslag, de verkeers- en contractuele boetes, zodat zij op grond van het vonnis per saldo niets aan [ eiser in conv] hoeft te betalen. Daarnaast vordert Polar - kort gezegd - om [ eiser in conv] te veroordelen in de proceskosten en de eventueel daarover verschuldigde wettelijke rente.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de voorzieningenrechter deze gezamenlijk.
Spoedeisend belang
4.2.
Op grond van artikel 254 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is voor een vordering in kort geding vereist dat sprake is van een spoedeisende zaak, gelet op de belangen van partijen. De stelling van Polar dat [ eiser in conv] , gelet op de tijd die is verstreken tussen de periode waarin het loon niet is uitbetaald en de datum waarop deze procedure aanhangig is gemaakt en het feit dat [ eiser in conv] sinds 1 september 2023 een andere baan en dus inkomen heeft, geen spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, wordt gepasseerd. Daarbij is van belang dat aannemelijk is dat het onbetaald laten van het loon over een periode van ongeveer 2-2,5 maanden (vanaf 27 juni 2023 tot de salarisbetaling van zijn nieuwe werkgever over de maand september 2023) [ eiser in conv] voor financiële problemen heeft geplaatst, zodanig dat hij ook thans nog een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.
4.3.
Ten aanzien van de reconventionele vorderingen van Polar overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Polar heeft gesteld dat zij een spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft, omdat [ eiser in conv] nooit uit zichzelf een betaling aan haar zal doen. Indien zij de door [ eiser in conv] aan haar te betalen bedragen kan verrekenen met hetgeen zij eventueel aan [ eiser in conv] is verschuldigd, hoeft zij niet alsnog in België tegen [ eiser in conv] te gaan procederen, hetgeen van haar in de gegeven omstandigheden ook niet kan worden verlangd, aldus Polar. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Polar hiermee onvoldoende heeft onderbouwd dat zij een zodanig spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen dat een voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed geboden is. Dit betekent dat de reconventionele vorderingen van Polar worden afgewezen.
De loonvordering
4.4.
In deze procedure moet worden beoordeeld of de te behandelen vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat toewijzing gerechtvaardigd is. De voorzieningenrechter dient zich te verplaatsen in een collega-rechter die in een bodemprocedure over de vordering moet beslissen. Gelet op het voorlopige karakter van de kort gedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering. Er is in dit geval geen reden om van deze regel af te wijken. De voorzieningenrechter baseert de beslissing daarom op feiten die erkend of onweersproken zijn of die voorshands aannemelijk zijn geworden.
4.5.
Ter onderbouwing van zijn loonvordering verwijst [ eiser in conv] in de dagvaarding naar de door hem opgestelde productie 37. Hieruit leidt de voorzieningenrechter af dat zijn vordering bestaat uit niet uitbetaald loon in de periode 27 juni 2023 tot en met 27 maart 2024, een vergoeding voor de auto in de periode 13 oktober 2023 tot 27 maart 2024, vakantiegeld vanaf 1 juni 2023, wettelijke verhoging, wettelijke rente, een ‘ontslagvergoeding’ (de voorzieningenrechter begrijpt: transitievergoeding) en een bedrag voor onterecht afgekeurde declaraties.
Niet uitbetaald loon
4.6.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat, als er al een loonbetalingsverplichting zou zijn vanaf 27 juni 2023, deze dan bestaat tot 1 september 2023, omdat [ eiser in conv] vanaf dat moment een andere (fulltime) baan heeft. Vanaf dat moment kan in ieder geval geen sprake meer zijn van de vereiste beschikbaarheid om voor Polar te werken. [ eiser in conv] heeft tijdens de zitting weliswaar verklaard dat hij wel twee fulltime banen naast elkaar kan hebben, maar in dat betoog gaat de voorzieningenrechter niet mee.
4.7.
Voor zover [ eiser in conv] nog stelt dat hij op 28 juni 2023 wel degelijk arbeidsongeschikt was, volgt de voorzieningenrechter hem daarin niet. De bedrijfsarts heeft immers geconcludeerd dat er op die datum geen sprake meer was van arbeidsongeschiktheid, hetgeen is bevestigd in het deskundigenoordeel van het UWV. De voorzieningenrechter gaat er dan ook van uit dat vanaf 28 juni 2023 geen sprake meer was van arbeidsongeschiktheid, maar van een arbeidsconflict.
4.8.
In artikel 7:629 lid 3, aanhef en onder c BW is bepaald dat de werknemer geen recht op loon tijdens ziekte heeft voor de tijd dat hij, hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijke grond passende arbeid, waartoe de werkgever hem in de gelegenheid stelt, niet verricht. De Hoge Raad heeft in het arrest Mak/SGBO [1] uitgelegd hoe om te gaan met de situatie waarin een werknemer medisch gezien in staat wordt geacht bepaalde werkzaamheden te verrichten, maar deze werkzaamheden niet verricht omdat hij stelt dat sprake is van ‘situatieve arbeidsongeschiktheid’ (een arbeidsconflict). Een werknemer die zich erop beroept dat hij als gevolg van situatieve arbeidsongeschiktheid een deugdelijke grond had passende arbeid niet te verrichten en die over die periode doorbetaling van loon vordert, moet feiten en omstandigheden stellen die tot het oordeel kunnen leiden dat in die periode de arbeidsomstandigheden, door een oorzaak die in de verhouding tussen werkgever en werknemer in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen, voor hem zodanig waren dat, met het oog op de (dreiging van) psychische of lichamelijke klachten, van hem redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat hij deze op zichzelf passende werkzaamheden zou verrichten.
4.9.
Gesteld noch gebleken is dat van dergelijke omstandigheden sprake is geweest. [ eiser in conv] heeft niet gesteld dat en waarom gelet op bepaalde arbeidsomstandigheden van hem niet gevergd kon worden dat hij een mediationtraject zou aangaan met Polar. Hij heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd (door middel van een brief van een arts of psycholoog o.i.d.), wat dit met hem zou doen. Uit de overgelegde correspondentie tussen partijen blijkt dat [ eiser in conv] aan Polar te kennen heeft gegeven mediation niet nodig te vinden. Tijdens de zitting heeft [ eiser in conv] in eerste instantie verklaard dat hij niet goed wist wat mediation inhield en vervolgens dat hij mediation niet passend vond, omdat partijen in onderhandeling waren over een vaststellingsovereenkomst. Polar heeft meerdere malen mediation voorstellen gedaan, maar [ eiser in conv] heeft daar geen gehoor aan gegeven. Halverwege oktober 2023 heeft de toenmalige gemachtigde van [ eiser in conv] weliswaar te kennen gegeven dat [ eiser in conv] op dat moment wel openstond voor mediation, maar nadat Polar vervolgens drie mediators heeft voorgesteld, heeft [ eiser in conv] daar niet meer op gereageerd. Daarna heeft Polar de onderhandelingen gestaakt toen zij erachter was gekomen dat [ eiser in conv] per 1 september 2023 een andere baan had. In deze omstandigheden is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat geen sprake is van een vergelijkbare situatie als in Mak/SGBO en dat Polar het loon van [ eiser in conv] terecht heeft opgeschort vanaf 27 juni 2023. Het deel van de vordering van [ eiser in conv] dat ziet op betaling van achterstallig loon vanaf die datum zal daarom worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de daarover door hem gevorderde wettelijke verhoging en rente.
De vakantietoeslag
4.10.
[ eiser in conv] kan tot 27 juni 2023 aanspraak maken op uitbetaling van vakantietoeslag. Polar heeft er echter op gewezen dat [ eiser in conv] teveel vakantietoeslag heeft ontvangen. In periode 5 van 2023 heeft Polar namelijk, conform artikel 69 cao, de vakantietoeslag betaald over de periode 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023. Dit betreft een bedrag van € 2.880,00, zoals blijkt uit de overgelegde loonstrook. De voorzieningenrechter concludeert dat [ eiser in conv] geen recht meer heeft op uitbetaling van vakantietoeslag, maar een bedrag van € 1.484,31 (zoals Polar onweersproken heeft berekend) moet terugbetalen aan Polar.
De vakantiedagen
4.11.
In reactie op de door [ eiser in conv] gevorderde uitbetaling van vakantiedagen heeft Polar, onderbouwd door middel van een berekening (productie 8) aangevoerd dat [ eiser in conv] op 27 juni 2023 nog een saldo van 155,84 vakantie-uren had en dat dit neerkomt op een bedrag van € 3.009,24 bruto. Nu [ eiser in conv] zijn eigen vordering op dit punt niet nader heeft onderbouwd en het door Polar opgestelde overzicht van vakantie-uren vervolgens niet heeft weersproken, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat er nog 155,84 vakantie-uren resteren die moeten worden uitbetaald. Dit betekent dat Polar nog een bedrag van € 3.009,24 bruto aan [ eiser in conv] moet betalen.
De vergoeding voor de auto
4.12.
De door [ eiser in conv] gevorderde vergoeding voor de auto, die hij - zo begrijpt de voorzieningenrechter - heeft onderbouwd met een online berekening van DirectLease van een maandelijks leasebedrag voor de betreffende auto, komt reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking, omdat Polar onweersproken heeft aangevoerd dat geen sprake was van een leaseauto die ook privé gebruikt mocht worden (met fiscale bijtelling) maar dat [ eiser in conv] de auto alleen zakelijk mocht rijden.
De transitievergoeding
4.13.
Polar heeft er terecht op gewezen dat [ eiser in conv] geen recht meer heeft op een transitievergoeding, omdat de vervaltermijn van drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd (artikel 7:686a lid 4 sub b BW) reeds was verstreken op de dag van dagvaarding. Bovendien geldt dat [ eiser in conv] een dergelijke vergoeding (op grond van lid 2 van voormeld wetsartikel) bij verzoekschrift had moeten indienen.
Afgekeurde declaraties
4.14.
[ eiser in conv] heeft tot slot niet inzichtelijk gemaakt waarom hij nog aanspraak heeft op vergoeding van twee - volgens hem onterecht - afgekeurde declaraties, zodat de voorzieningenrechter dat deel van zijn vordering als onvoldoende onderbouwd zal afwijzen.
Conclusie
4.15.
Polar heeft een beroep op verrekening gedaan. De voorzieningenrechter concludeert dat Polar, na verrekening van de uit te betalen vakantiedagen van € 3.009,24 bruto met de teveel betaalde vakantietoeslag van € 1.484,31 bruto, nog een bedrag van € 1.524,93 bruto aan [ eiser in conv] moet betalen. Als ingangsdatum van de wettelijke rente zal worden aangesloten bij 8 mei 2024, omdat [ eiser in conv] toen voor het eerst bij Polar heeft verzocht om een eindafrekening en aanspraak maakte op uitbetaling van openstaande vakantiedagen.
Kosten ex artikel 6:96 BW
4.16.
De door [ eiser in conv] gevorderde, maar niet concreet gemaakte, kosten ex artikel 6:96 BW heeft hij niet onderbouwd en komen niet voor toewijzing in aanmerking.
De proceskosten
4.17.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten (in conventie en in reconventie) tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt Polar na verrekening tot betaling aan [ eiser in conv] van een bedrag van € 1.524,93 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening;
in reconventie
5.2.
wijst de vorderingen van Polar af;
in conventie en in reconventie
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.1. genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2024.
61525 \ 41245

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC7669