7.4.Op grond van de Bijlage 1, onder A, onderdeel I, sub I.1, onder 4 van de Regeling blijkt een onjuiste bediening van het motorrijtuig uit een onjuist gebruik of nalaten van het gebruik van mechanismen en apparatuur van het motorrijtuig die van belang zijn voor de verkeersveiligheid, zoals ruitenwissers, richtingaanwijzers, verlichting en voorruitverwarming.
Op grond van Bijlage 1, onder A, onderdeel II, tweede lid, onder a, b en c van de Regeling blijkt een gebrekkige rijvaardigheid uit:
a. de plaats op de weg, waaronder begrepen spookrijden;
b. rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid;
c. onjuist invoegen en uitvoegen.
8. Eiseres betoogt dat het CBR haar niet kan verplichten mee te werken aan een rijvaardigheidsonderzoek, omdat het CBR daartoe niet bevoegd is. Het CBR moet alle feiten en omstandigheden meewegen en deze moeten ‘van enig gewicht’ zijn. Eiseres verwijst daarbij naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 december 2021.Daaruit volgt volgens eiseres dat zelfs wanneer formeel voldaan is aan de tekst van de bijlage van de Regeling, daarmee nog niet automatisch het vermoeden van onvoldoende rijvaardigheid is gegeven. Er komt betekenis toe aan de aard en de ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die werd begaan. De feitelijke toedracht moet dus door het CBR worden meegewogen. Eiseres stelt dat de waarnemingen dat zij erg langzaam reed bij het naderen van de snelweg en dat zij 100 meter van de vluchtstrook nodig had, onvoldoende concreet zijn toegelicht om het vermoeden van onvoldoende rijvaardigheid te rechtvaardigen. Als de ruiten niet beslagen waren door de kapotte ventilator, was dit ook niet gebeurd. Ten aanzien van het onjuiste gebruik of het nalaten van het gebruik van de voorruitverwarming betoogt eiseres dat zij er alles aan heeft gedaan om de beslagen ruiten te verhelpen, maar dit had niet het verwachte effect. Het beslaan van de autoruiten is dus niet het gevolg van een onjuist gebruik van de voorruitverwarming, maar deze was kapot. Ten aanzien van de plaats op de weg betoogt eiseres dat de omstandigheden van het geval ook meegenomen hadden moeten worden, namelijk dat het kort op de vluchtstrook rijden enkel werd veroorzaakt door de beslagen ruiten omdat zij onvoldoende zicht had om in te kunnen voegen en zij vond het onverantwoord om op de invoegstrook te stoppen. Ten aanzien van het rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid betoogt eiseres dat rijden achter een vrachtwagen met 80 kilometer per uur is geoorloofd en dat er dus wel sprake is van een gelijke snelheid en dat dit helemaal verstandig is als het regent. Ten aanzien van onjuist invoegen en uitvoegen betoogt eiseres dat dit in de gegeven omstandigheden slechts een lichte overtreding oplevert. Eiseres stelt verder dat het CBR haar blanco verleden op verkeersgebied ook moet meewegen. Dit blanco strafblad wijst erop dat de mogelijk gemaakte fout een incident betrof en dat laat zien dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor een vermoeden. Daarnaast heeft eiseres contact met Veilig Verkeer Nederland opgenomen en een verslag overgelegd van een praktijkrit op 27 juni 2024 met rijinstructeur Kok, waaruit volgt dat de algehele indruk van de rit positief is. Dit laatste levert dan ook een contra-indicatie op voor het vermoeden van onvoldoende rijvaardigheid, aldus eiseres.
9. De rechtbank stelt voorop dat voor het opleggen van een onderzoek naar de rijvaardigheid slechts het
vermoedenvan onvoldoende rijvaardigheid hoeft te worden vastgesteld.Juist het opgelegde onderzoek dient ertoe tot een definitief oordeel te komen over de vaardigheid om een motorrijtuig te besturen. Het opleggen van een dergelijk onderzoek is een bestuursrechtelijke maatregel ter bevordering van de verkeersveiligheid en de lat voor het aannemen van een vermoeden ligt laag, aangezien het gaat om de bescherming van de algemene verkeersveiligheid.