ECLI:NL:RBGEL:2025:11093

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
ARN 24_6437
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor bijstand op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) wegens niet-levensvatbaarheid van het bedrijf

Deze uitspraak betreft het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijstand op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Eiser heeft op 19 januari 2024 een aanvraag ingediend voor bijstand ter hoogte van € 30.000 voor levensonderhoud en bedrijfskapitaal, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo heeft deze aanvraag op 6 mei 2024 afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser, die van mening is dat zijn bedrijf levensvatbaar is en dat de afwijzing onterecht is.

De rechtbank concludeert dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. Het college heeft voldoende gemotiveerd dat het te starten bedrijf van eiser niet levensvatbaar is, onderbouwd door een rapport van Onderneem Consultancy. Dit rapport concludeert dat er onvoldoende onderbouwing is voor de investeringsbehoefte en dat eiser niet over de benodigde ervaring en vaardigheden beschikt om een levensvatbaar bedrijf te runnen. Eiser heeft in zijn beroepschrift en aanvullende brieven zijn ongenoegen geuit over de gemeente en de rechtspraak, maar de rechtbank oordeelt dat deze argumenten niet afdoen aan de motivering van het bestreden besluit.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/6437

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo, het college

(gemachtigde: P.M. Brands).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de weigering van bijstand op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Eiser is het niet eens met deze weigering. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank deze weigering.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de aanvraag heeft mogen afwijzen. Het college heeft voldoende gemotiveerd dat het te starten bedrijf niet levensvatbaar is. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 19 januari 2024 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van het Bbz 2004. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 6 mei 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 27 augustus 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
Bij brief van 20 augustus 2025 heeft de rechtbank, met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het onderzoek gesloten en bepaald dat uitspraak zal worden gedaan. Eiser heeft de rechtbank op 25 augustus 2025 alsnog laten weten dat hij een zitting wenst. De rechtbank heeft daarom bij beslissing van 18 september 2025 het onderzoek heropent en bepaalt dat een zitting zal worden gehouden.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2025 op zitting behandeld. Partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.
Beoordeling door de rechtbank
De totstandkoming van het bestreden besluit
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
3.1.
Eiser is van plan om als zelfstandig ondernemer meerdere webwinkels (bedrijfsnaam: “[naam bedrijf]”) te starten die zich bezig gaan houden met de online verkoop van uiteenlopende artikelen, zoals kleine elektronica, gereedschappen, lichaamsverzorgingsproducten, tweedehands laptops en telefoons. Op 19 januari 2024 heeft hij een aanvraag voor bijstand ingediend op grond van het Bbz 2004, waarbij hij verzoekt om bijstand voor levensonderhoud en bedrijfskapitaal ter grootte van € 30.000. [1]
3.2.
Naar aanleiding van deze aanvraag is, in opdracht van het college, door Onderneem Consultancy een onderzoek verricht naar onder andere de financieringsmogelijkheden, de exploitatievooruitzichten en de levensvatbaarheid van het bedrijf. De onderzoeksresultaten zijn neergelegd in het rapport van 4 april 2024. Onderneem Consultancy concludeert dat het bedrijf (de exploitatie) niet levensvatbaar is omdat een concrete onderbouwing van de investeringsbehoefte ontbreekt en van een sluitende financiering geen sprake is. Ook heeft eiser geen relevante ervaring met online verkoop. De kennis en ervaring op dat gebied worden beoordeeld als onvoldoende. Verder zijn de commerciële en financiële ondernemingsvaardigheden onvoldoende. Eiser wordt niet in staat geacht om met de summier uitgewerkte en onvoldoende slagvaardige bedrijfsopzet ook maar enig relevant marktaandeel te verkrijgen. Ook scoort eiser bij de commerciële analyse op de onderdelen assortiment, doelgroep, bedrijfsvoering, prijsbeleid en promotie een onvoldoende. Op basis van de onderzoeksbevindingen wordt door Onderneem Consultancy geadviseerd de aanvraag om bijstand op grond van het Bbz 2004 af te wijzen.
3.3.
Met het besluit van 6 mei 2024 heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan de afwijzing ligt ten grondslag dat het te starten bedrijf niet als levensvatbaar wordt beoordeeld. [2]
3.4.
De Bezwaarschriftencommissie (de Commissie) heeft op 12 augustus 2024 advies uitgebracht aan het college. Daarin adviseert de Commissie om het besluit van 6 mei 2024 in stand te laten. Vervolgens is het college overgegaan tot afgifte van het bestreden besluit, waarbij het college het advies van de Commissie heeft overgenomen.
Heeft het college de aanvraag mogen afwijzen?
4. Uit de gronden van beroep blijkt duidelijk dat eiser het niet eens is met de afwijzing van zijn aanvraag. Eiser omschrijft echter niet op welke punten de motivering van het college in het bestreden besluit onjuist is. In de gronden van bezwaar van 14 mei 2024 heeft eiser wel een aantal argumenten genoemd waarom volgens hem het onderzoeksrapport van Onderneem Consultancy niet juist is. Eiser heeft aangevoerd dat het niet klopt dat hij te weinig ervaring heeft. Het klopt ook niet dat hij niet met een website kan omgaan of dat hij te veel (soorten) producten wil gaan verkopen. Er is in Nederland markt voor de producten die hij wil gaan verkopen en zijn prijsbeleid klopt wel, aldus eiser.
4.1.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) het college zich in de regel bij zijn besluitvorming inzake vragen met betrekking tot de levensvatbaarheid van bedrijven mag baseren op verkregen adviezen van deskundige instanties. [3] De rechtbank twijfelt er niet aan dat Onderneem Consultancy over voldoende deskundigheid bezit. Het is de rechtbank niet gebleken dat het onderzoeksrapport op wezenlijke punten feitelijke onjuistheden bevat. Ook vloeien de conclusies van het rapport logisch voort uit de onderzoeksbevindingen.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de argumenten die eiser heeft aangevoerd tegen de conclusie dat zijn bedrijf niet levensvatbaar is, niet slagen. In het onderzoeksrapport is uitgebreid toegelicht waarom het bedrijf niet levensvatbaar wordt geacht. Eiser stelt wel dat hij ervaring heeft, dat zijn prijsbeleid juist is en dat hij in Nederland al zijn producten goed kan verkopen, maar hij heeft dat allemaal niet onderbouwd. De eigen verwachtingen van eiser over de te behalen omzet, commerciële aspecten en zijn kennis en kunde en daarmee de levensvatbaarheid van het bedrijf zijn geen reden voor het toekennen van algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal. [4] Verder is van belang dat eiser geen objectieve gegevens heeft overgelegd, zoals een deskundig tegenadvies, dat zijn standpunt dat wel sprake is van een levensvatbaar bedrijf kan onderbouwen. De rechtbank heeft eiser in de heropeningsbeslissing van 18 september 2025 expliciet gevraagd om stukken waaruit de levensvatbaarheid volgt, toe te sturen. Daar heeft eiser geen gebruik van gemaakt. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het college de aanvraag van eiser heeft mogen afwijzen.
4.3.
In zijn beroepschrift en aanvullende brieven maakt eiser veelvuldig gewag van zijn ongenoegen richting de gemeente en de rechtspraak, noemt hij de gemeente een leugenaar en stelt dat de gemeente misbruik maakt van macht. Ook heeft eiser met het college een geschil over zijn bijstand en vakantiegeld en doet hij een beroep op artikel 365 van het Wetboek van Strafrecht. Wat daar allemaal van zij, dit maakt niet dat de rechtbank tot een ander oordeel komt. Het doet namelijk niet af aan de motivering van het bestreden besluit. De rechtbank beoordeelt namelijk alleen de inhoud van het bestreden besluit. Dat heeft de rechtbank eiser in de heropeningsbeslissing van 18 september 2025 ook al meegedeeld. Als eiser zich onheus bejegend voelt, kan hij desgewenst bij het college een klacht indienen op grond van artikel 9:1 van de Awb.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Hollebrandse, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.V. van Weert, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uit het rapport van Onderneem Consultancy blijkt dat het te lenen bedrag (kennelijk) nadien is verhoogd naar € 40.000 - € 50.000.
2.Artikel 1 onder c in combinatie met artikel 2, eerste lid, onder b en artikel 2, tweede lid, van de Bbz 2004.
3.CRvB 1 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2251.
4.CRvB 26 juli 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR3546