ECLI:NL:CRVB:2014:2251
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitkering levensonderhoud en bedrijfskapitaal voor koeriersbedrijf
In deze zaak heeft appellant op 19 oktober 2011 een aanvraag ingediend voor een uitkering voor levensonderhoud en bedrijfskapitaal voor zijn koeriersbedrijf, gebaseerd op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft, na advies van IMK Intermediair B.V. op 3 februari 2012, de aanvraag afgewezen op 2 maart 2012, omdat het bedrijf niet levensvatbaar zou zijn. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college handhaafde zijn besluit op 4 mei 2012. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant op 19 februari 2013 ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat het college het advies van IMK niet mocht volgen, omdat dit niet voldoende gemotiveerd zou zijn. Tevens stelde hij dat het vertrouwensbeginsel was geschonden, omdat medewerkers van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) positieve verwachtingen hadden gewekt over zijn aanvraag. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het college zich op basis van het advies van IMK mocht baseren, aangezien deze instantie als deskundig kan worden aangemerkt. Appellant heeft geen objectieve gegevens overgelegd die zijn standpunt over de levensvatbaarheid van zijn bedrijf onderbouwen.
De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen schending van het vertrouwensbeginsel is en dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.