ECLI:NL:RBGEL:2025:1480

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
ARN 23-2428
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen sluiting horeca-inrichting en intrekking alcoholvergunning in Nijmegen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de intrekking van de alcoholvergunning voor hun horeca-inrichting in Nijmegen, de buitenbehandelingstelling van twee aanvragen om een alcoholvergunning en het bevel tot sluiting van de inrichting onder oplegging van een last onder bestuursdwang. De burgemeester had op 21 juni 2022 meegedeeld dat de eisers niet langer in het bezit waren van een geldige alcoholvergunning, omdat er wijzigingen waren in de vennootschap onder firma. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester de sluiting van de inrichting en de intrekking van de alcoholvergunning mocht bevelen, maar dat de tweede aanvraag om een alcoholvergunning ten onrechte buiten behandeling is gesteld. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de buitenbehandelingstelling van de tweede aanvraag betreft, maar laat de rechtsgevolgen in stand. De rechtbank concludeert dat er geen concreet zicht op legalisatie was en dat de burgemeester terecht handhavend heeft opgetreden. De eisers krijgen de proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/2428

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

[eiser], uit [woonplaats], eiseres,
h.o.d.n. [bedrijf],
samen: eisers
(gemachtigde: mr. R.J. Verweij),
en

de burgemeester van de gemeente Nijmegen

(gemachtigde: mr. M. Spoeltman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de intrekking van de alcoholvergunning voor [bedrijf] (de inrichting), de buitenbehandelingstelling van twee aanvragen om een alcoholvergunning en het bevel tot sluiting van de inrichting onder oplegging van een last onder bestuursdwang.
1.1.
De burgemeester heeft eisers op 21 juni 2022 meegedeeld dat zij voor de inrichting niet (langer) in het bezit zijn van een geldige alcoholvergunning, omdat eiser per 1 maart 2022 tot de vennootschap onder firma (vof) is toegetreden en niet op de vergunning is vermeld. Met het besluit van 18 augustus 2022 heeft de burgemeester een eerste aanvraag van eisers om een alcoholvergunning buiten behandeling gesteld. Met het eerste besluit van 26 september 2022 heeft de burgemeester een tweede aanvraag van eisers om een alcoholvergunning buiten behandeling gesteld. Met het tweede besluit van 26 september 2022 heeft de burgemeester de sluiting van de inrichting onder oplegging van een last onder bestuursdwang bevolen, omdat sprake is van een overtreding van de Alcoholwet. Met het besluit van 24 oktober 2022 heeft de burgemeester de alcoholvergunning van de inrichting ingetrokken.
1.2.
Eisers hebben tegen deze vier besluiten bezwaar gemaakt. Eisers hebben de voorzieningenrechter verzocht in afwachting van de beslissing op het bezwaar tegen de buitenbehandelingstelling van de tweede aanvraag en het bevel tot sluiting onder oplegging van een last onder bestuursdwang een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft dat verzoek met de uitspraak van 26 oktober 2022 afgewezen. [1] Met het bestreden besluit van 21 maart 2023 is de burgemeester bij alle vier de hiervoor genoemde besluiten gebleven.
1.3.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaken ARN 23/2427 en ARN 24/1625, op 17 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2. De inrichting werd tot 1 maart 2022 gezamenlijk geëxploiteerd door eiseres en de heer [exploitant]. Hiervoor waren zij in het bezit van een alcoholvergunning van
28 januari 2019. De heer [exploitant] is op 1 maart 2022 uit de vof uitgetreden. Op 22 maart 2022 is eiser als vennoot tot de vof toegetreden.
2.1.
De burgemeester heeft op 21 juni 2022 aan eisers meegedeeld dat er door het uittreden van de heer [exploitant] en het toetreden van eiser tot de vof sprake is van een gewijzigde exploitatie, waardoor de alcoholvergunning van 28 januari 2019 niet langer geldig is en eisers dus zonder geldige alcoholvergunning een horecabedrijf uitoefenen. De burgemeester heeft eisers hiervoor een schriftelijke waarschuwing gegeven, eisers meegedeeld dat bij voortzetting van de inrichting zonder geldige alcoholvergunning bestuursdwang zou worden toegepast en eisers in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een nieuwe aanvraag om een alcoholvergunning in te dienen.
2.2.
Eisers hebben vervolgens op 6 juli 2022 een eerste nieuwe aanvraag om een alcoholvergunning gedaan, maar die aanvraag was volgens de burgemeester niet compleet. Met de brief van 2 augustus 2022 heeft de burgemeester eisers gevraagd om de aanvraag aan te vullen. Omdat eisers niet op die brief hebben gereageerd, heeft de burgemeester de aanvraag met het besluit van 18 augustus 2022 buiten behandeling gesteld. In datzelfde besluit heeft de burgemeester het voornemen bekendgemaakt om de bestuursdwang toe te passen.
2.3.
Daarna hebben eisers op 23 augustus 2022 een tweede nieuwe aanvraag om een alcoholvergunning gedaan, die volgens de burgemeester ook niet compleet was. De burgemeester heeft eisers daarom met de brief van 30 augustus 2022 gevraagd om de aanvraag aan te vullen. Eisers hebben dat volgens de burgemeester niet voldoende gedaan. Daarom heeft de burgemeester de aanvraag met het besluit van 26 september 2022 buiten behandeling gesteld. Daarnaast heeft de burgemeester met een besluit van dezelfde datum bevolen de inrichting onder oplegging van een last onder bestuursdwang te sluiten.
2.4.
Tijdens de zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening op 21 oktober 2022 heeft de burgemeester toegelicht dat de alcoholvergunning van de inrichting niet is vervallen, omdat deze (ook) aan eiseres is verleend en zij nog steeds exploitant van de inrichting is. [2] Met het besluit van 24 oktober 2022 heeft de burgemeester deze alcoholvergunning echter ingetrokken, omdat op de zitting is gebleken dat de heer Simonian, werknemer bij de inrichting, sinds 1 juni 2021 een leidinggevende positie binnen de inrichting heeft en niet bij de burgemeester als leidinggevende is gemeld.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de burgemeester de alcoholvergunning mocht intrekken, de sluiting van de inrichting van eisers onder oplegging van een last onder bestuursdwang mocht bevelen en of de burgemeester de twee aanvragen om een alcoholvergunning buiten behandeling mocht stellen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. Het beroep is gegrond. De burgemeester mocht de eerste aanvraag om een alcoholvergunning buiten behandeling stellen, de sluiting van de inrichting onder oplegging van een last onder bestuursdwang bevelen en de alcoholvergunning van eiseres intrekken, maar mocht de tweede aanvraag om een alcoholvergunning niet buiten behandeling stellen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht de burgemeester de eerste aanvraag om een alcoholvergunning buiten behandeling stellen?
5. Eisers betogen dat de burgemeester de eerste aanvraag om een alcoholvergunning ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. De burgemeester heeft het verzoek om de aanvraag aan te vullen alleen per e-mail aan eiser gestuurd, maar deze is in zijn spambox beland en daarom heeft hij deze e-mail gemist. De burgemeester had echter ook een e-mail aan eiseres moeten sturen, omdat zij ook een van de vennoten van de vof is. Van eisers kan niet worden verwacht dat zij elkaar, zo nodig, over en weer informeren. Het is immers volgens vaste rechtspraak aan de burgemeester om zorg te dragen voor een correcte verzending van brieven en om die correcte verzending in beroep aannemelijk te maken.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De burgemeester mocht de eerste aanvraag om een alcoholvergunning buiten behandeling stellen. Als de burgemeester vindt dat een ingediende aanvraag niet compleet is, dan kan hij die aanvraag buiten behandeling stellen. Hij moet dan wel eerst de gelegenheid bieden om de aanvraag met de benodigde stukken aan te vullen. [3] De burgemeester heeft die gelegenheid met zijn brief van 2 augustus 2022 geboden. Op de zitting is gebleken dat hij deze brief per e-mail aan eiser heeft verstuurd en dat eiser deze
e-mail ook heeft ontvangen. Als eisers kenbaar maken dat zij langs elektronische weg bereikbaar zijn, dan mag de burgemeester een aanvullingsverzoek per e-mail verzenden. [4] Uit het aanvraagformulier van 6 juli 2022 blijkt dat eiser de aanvraag namens de vof heeft gedaan. Hij heeft op dit formulier zijn e-mailadres ingevuld en op de vraag of de gemeente dat e-mailadres mocht gebruiken om te reageren op de aanvraag “ja” aangekruist. Hij heeft ook op het aanvraagformulier aangekruist dat hij de contactpersoon voor deze aanvraag is. De rechtbank is daarom van oordeel dat de burgemeester de brief van 2 augustus 2022 per
e-mail aan eiser mocht sturen en niet gehouden was om ook een brief of e-mail aan eiseres te sturen. Dat de burgemeester zorg moet dragen voor een correcte verzending, doet aan het voorgaande niet af. De burgemeester mag bij de verzending immers uitgaan van de contactgegevens en contactmogelijkheden die door eiser zijn opgegeven. Voor zover eisers hadden gewenst dat de burgemeester ook eiseres op de hoogte zou houden van de ontwikkelingen in de aanvraagprocedure, had het op hun weg gelegen om dat op die manier met de burgemeester te communiceren. Dat de e-mail in de spambox van eiser is beland en hij de e-mail niet (op tijd) heeft gezien, is – zoals de gemachtigde van eisers op zitting ook heeft erkend – een omstandigheid die voor risico van eisers komt en niet afdoet aan de juiste wijze van verzending door de burgemeester. Het is tussen partijen verder niet in geschil dat op de brief van 2 augustus 2022 niet is gereageerd, zodat de burgemeester de aanvraag incompleet mocht vinden en de aanvraag buiten behandeling mocht stellen.
Mocht de burgemeester de tweede aanvraag om een alcoholvergunning buiten behandeling stellen?
6. Eisers betogen dat de burgemeester de tweede aanvraag om een alcoholvergunning ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. De burgemeester heeft ook bij deze aanvraag verzocht om aanvullende stukken. Uit de brief van de burgemeester volgt echter niet (duidelijk) over welke dertien genoemde punten de burgemeester aanvullende informatie had willen hebben. Bovendien hebben eisers in hun bezwaarschrift naar voren gebracht dat hun boekhouder op dit verzoek heeft gereageerd, waarmee zij voldoende aan het verzoek van de burgemeester hebben voldaan. Hun boekhouder heeft namelijk waar mogelijk stukken overgelegd en anders uitgelegd waarom het aanleveren van stukken niet mogelijk of niet nodig is. De burgemeester is daar niet op ingegaan. Bovendien valt niet in te zien waarom de burgemeester de buitenbehandelingstelling handhaaft, omdat na de hoorzitting is gebleken dat de aanvraag compleet was.
6.1.
Het betoog van eisers slaagt. De burgemeester heeft de tweede aanvraag om een alcoholvergunning ten onrechte buiten behandeling gesteld. De rechtbank stelt daarbij voorop dat voor de vraag of de burgemeester een aanvraag buiten behandeling mag stellen bepalend is of deze aanvraag op het moment van het besluit op de aanvraag compleet is. Als de aanvraag pas in bezwaar compleet wordt gemaakt, is de burgemeester niet gehouden de aanvraag (alsnog) in behandeling te nemen. [5] Voor zover na de hoorzitting in de bezwaarfase is gebleken dat de aanvraag compleet was, betekent dat dus niet dat de burgemeester de buitenbehandelingstelling niet langer mag handhaven. De rechtbank is ook van oordeel dat de burgemeester, anders dan eisers stellen, in zijn brief van 30 augustus 2022 voldoende duidelijk heeft uitgelegd welke informatie van eisers werd verlangd. De rechtbank stelt echter ook vast dat de boekhouder van eisers op 12 september 2022 op dit verzoek heeft gereageerd. In deze reactie heeft hij enkele gevraagde stukken overgelegd en bij andere gevraagde stukken uitgelegd waarom hij deze niet kan aanleveren of waarom dat voor de behandeling van de aanvraag niet nodig is. Eisers hebben vervolgens in hun bezwaarschrift (nogmaals) uitgebreid uitgelegd waarom het aanleveren van de ontbrekende stukken in hun visie niet mogelijk of niet nodig is. De burgemeester heeft daar, zoals eisers terecht stellen en zoals de gemachtigde van de burgemeester op de zitting ook heeft erkend, in het bestreden besluit helemaal niet op gereageerd, terwijl hij dat wel had moeten doen. De rechtbank is daarom van oordeel dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft, waardoor het bestreden besluit, voor zover daarin is beslist op het bezwaarschrift tegen de tweede buitenbehandelingstelling, niet in stand kan blijven en het voor dat gedeelte voor vernietiging in aanmerking komt.
Mocht de burgemeester de sluiting van de inrichting onder oplegging van een last onder bestuursdwang bevelen?
8. Eisers betogen dat de burgemeester de sluiting van de inrichting onder oplegging van een last onder bestuursdwang niet mocht bevelen.
Was er sprake van een overtreding?
9. Eisers betogen dat geen sprake was van een overtreding van de Alcoholwet. De burgemeester heeft de last onder bestuursdwang gebaseerd op de stelling dat de alcoholvergunning door uittreding van de heer [exploitant] uit de vof ongeldig is geworden. De burgemeester gaat hiermee echter voorbij aan het feit dat de alcoholvergunning ook aan eiseres is verleend en zij bij de vof betrokken is gebleven. De burgemeester heeft dat op de zitting van de procedure over de voorlopige voorziening ook erkend. [6] Daarom kan niet worden gezegd dat de alcoholvergunning ongeldig is geworden.
9.1.
Dit betoog slaagt niet. De burgemeester stelt zich terecht op het standpunt dat sprake was van een overtreding van artikel 3, eerste lid, van de Alcoholwet. Door de toetreding van eiser als vennoot van de vof wordt het horecabedrijf (mede) voor zijn rekening en risico uitgeoefend en is hij dus ‘leidinggevende’ in de zin van de Alcoholwet, [7] waardoor hij een alcoholvergunning moet hebben. Die had hij op het moment van opleggen van de last niet. Daarmee is sprake van een overtreding van artikel 3, eerste lid, van de Alcoholwet. Dat eiseres wel in het bezit was van een alcoholvergunning op haar naam, zoals de burgemeester later heeft erkend, doet aan deze overtreding door eiser niet af en doet dus ook niet af aan de bevoegdheid van de burgemeester om handhavend op te treden tegen de overtreding van de Alcoholwet. Hoewel eisers terecht hebben aangevoerd dat de burgemeester er in het besluit van 26 september 2022 ten onrechte van uit is gegaan dat eiseres geen geldige alcoholvergunning meer had, kan dit hen niet baten. Uit hetgeen de burgemeester aan het besluit ten grondslag heeft gelegd blijkt immers ook dat hij dat besluit heeft gebaseerd op het feit dat eiser niet over een alcoholvergunning beschikte.
Was er sprake van concreet zicht op legalisatie?
10. Voor zover eisers nog hebben betoogd dat er concreet zicht op legalisatie bestond, slaagt dat betoog niet. De burgemeester heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat mogelijk twee weigeringsgronden uit de Alcoholwet op deze aanvraag van toepassing zijn. Uit het verweerschrift in de voorlopige-voorzieningenprocedure en de uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 oktober 2022 blijkt dat de burgemeester dat baseert op het vermoeden dat de aanvraag niet met de feitelijke exploitatie in overeenstemming zal zijn en op het feit dat in en rond deze en de naastgelegen inrichting enkele incidenten op het gebied van de openbare orde zijn geweest. [8] De rechtbank ziet, mede gelet op het oordeel van de voorzieningenrechter en wat zij hierna onder 12.1 overweegt, geen reden om te twijfelen aan het standpunt van de burgemeester dat mogelijk twee weigeringsgronden van toepassing zijn. Dus kan niet met een zodanige mate van zekerheid worden gezegd dat de gevraagde alcoholvergunning zal worden verleend, dat ook kan worden gezegd dat
concreetzicht op legalisatie bestaat. De burgemeester had daarom niet van handhavend optreden moeten afzien. Uit hetgeen hiervoor onder 6.1 is overwogen, volgt dat er op het moment van het opleggen van de last een aanvraag om een alcoholvergunning lag die nog verder behandeld moest worden door de burgemeester. Dat doet echter niet af aan het feit dat geen concreet zicht op legalisatie bestond.
Conclusie11. Het betoog van eisers slaagt niet. De burgemeester mocht daarom de sluiting van de inrichting onder oplegging van een last onder bestuursdwang bevelen.
Mocht de burgemeester de alcoholvergunning van eiseres intrekken?
12. Eisers betogen dat de burgemeester de alcoholvergunning van eiseres ten onrechte heeft ingetrokken. De burgemeester heeft deze intrekking gebaseerd op de verkeerde veronderstelling dat de heer Simonian sinds 1 juli 2021 als leidinggevende in de inrichting werkt. Hoewel de heer Simonian een ruime functieomschrijving had en de beschikking had over de sleutels van zijn werkplek, was hij slechts werknemer en geen exploitant of leidinggevende van het lunchcafé. Daarom bestond ook geen reden om hem bij de burgemeester als leidinggevende aan te melden. De burgemeester is niet ingegaan op wat eisers in dit verband in bezwaar naar voren hebben gebracht. Het lijkt er meer op dat de burgemeester de alcoholvergunning heeft ingetrokken om de inrichting te kunnen sluiten, omdat de alcoholvergunning niet van rechtswege was vervallen.
12.1.
Dit betoog slaagt niet. De burgemeester stelt zich terecht op het standpunt dat hij de alcoholvergunning van eiseres mocht intrekken. De vergunninghouder moet een nieuwe leidinggevende bij de burgemeester aanmelden om deze op de vergunning te laten bijschrijven. [9] Doet de vergunninghouder dat niet, dan trekt de burgemeester de verleende alcoholvergunning in. [10] De burgemeester heeft zijn vermoeden dat de heer Simonian binnen de inrichting een leidinggevende rol vervult gebaseerd op de ruime functieomschrijving in zijn arbeidsovereenkomst (“medewerker in de ruimste zin”), de prominente rol die hij tijdens het incident voorafgaand aan een eerdere bestuurlijke waarschuwing van 25 augustus 2021 speelde, het feit dat hij vaak in beeld is bij contacten met politie en gemeente en het feit dat hij over de sleutels van de inrichting beschikte. De rechtbank stelt vast dat eisers alleen hebben betwist dat uit de ruime functieomschrijving en het beschikken over sleutels blijkt dat de heer Simonian een leidinggevende rol binnen de inrichting vervult. Eisers hebben de andere twee punten niet betwist, terwijl de rechtbank van oordeel is dat de burgemeester juist deze punten zwaar mocht laten wegen bij het vermoeden dat de heer Simonian feitelijk gezien een leidinggevende rol binnen de inrichting vervult. Uit de bestuurlijke waarschuwing van 25 augustus 2021 volgt namelijk dat de heer Simonian bij een melding van geluidsoverlast vanuit de inrichting als eerste de communicatie met de politie doet en onder meer tegen hen zegt dat de politie hem “als ondernemer” treitert. Als de politie vervolgens waarschuwt dat de geluidsinstallatie bij een volgende melding in beslag zal worden genomen, reageert de heer Simonian dat hij dan gewoon weer een nieuwe koopt. Hieruit kan worden afgeleid dat de heer Simonian een prominentere rol binnen de inrichting vervult dan slechts die van werknemer in algemene zin. Het is mogelijk dat de heer Simonian dit in een opwelling of uit boosheid heeft gezegd, maar dat doet aan de uitlatingen op zichzelf genomen niet af. De burgemeester wijst er verder terecht op dat de heer Simonian ook bij latere (overlast)meldingen een prominente plaats inneemt in de communicatie met politie en gemeente en dat hij deze rol in plaats van of samen met eiser(es) vervult. Zelfs als de rechtbank het standpunt van de burgemeester met betrekking tot de functieomschrijving en het beschikken over sleutels van de inrichting buiten beschouwing zou laten, blijft naar het oordeel van de rechtbank voldoende over om de conclusie te rechtvaardigen dat de heer Simonian een leidinggevende rol binnen de inrichting vervult. De beroepsgrond van eisers doet daarom niet in zodanige mate af aan de motivering van het bestreden besluit dat maakt dat onvoldoende zou zijn gemotiveerd dat de heer Simonian een leidinggevende rol binnen de inrichting vervult.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is, gelet op wat onder 6.1 is overwogen, gegrond. Dat betekent dat eisers voor wat betreft de buitenbehandelingstelling van hun tweede aanvraag om een alcoholvergunning gelijk krijgen en de rechtbank het bestreden besluit vernietigt voor zover daarin is beslist op het bezwaarschrift van eisers van 17 oktober 2022 tegen de buitenbehandelingstelling van 26 september 2022. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit echter in stand laten. [11] De rechtbank is namelijk van oordeel dat eisers geen belang (meer) hebben bij een nieuwe beslissing op hun bezwaar. De huurovereenkomst voor het gebouw waarin de inrichting was gevestigd is inmiddels ontbonden en eisers hebben op de zitting ook laten weten dat hun belang voornamelijk zit in een oordeel over de rechtmatigheid van de besluiten van de burgemeester voor een eventueel te starten procedure over schadevergoeding. Verder kan een nieuwe beslissing op het bezwaar van eisers ook niet afdoen aan de rechtmatigheid van de opgelegde last onder bestuursdwang, omdat de rechtbank hiervoor onder 10 heeft geoordeeld dat er op het moment van het opleggen daarvan geen concreet zicht op legalisatie bestond. Het valt daarom niet in te zien wat eisers met een nieuwe beslissing op hun bezwaarschrift nog kunnen bereiken.
13.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet de burgemeester wel de proceskosten van eisers vergoeden. Deze vergoeding bedraagt € 1.814, omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Ook moet de burgemeester het door eisers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin is beslist op het bezwaarschrift van 17 oktober 2022;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.814;
  • bepaalt dat de burgemeester het door eisers betaalde griffierecht van € 365 aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rb. Gelderland (vzr.) 26 oktober 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:6052.
2.Rb. Gelderland (vzr.) 26 oktober 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:6052, r.o. 4.4.
3.Dat volgt uit artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Dat staat in artikel 2:14, eerste lid, van de Awb.
5.ABRvS 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:737, r.o. 2.2, met verwijzing naar ABRvS 26 februari 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC6620.
6.Eisers wijzen op Rb. Gelderland (vzr.) 26 oktober 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:6052, r.o. 4.4.
7.Vergelijk artikel 1, eerste lid, van de Alcoholwet.
8.Rb. Gelderland (vzr.) 26 oktober 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:6052, r.o. 6.1.
9.Dat volgt uit artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Alcoholwet.
10.Dat staat in artikel 31, eerste lid, aanhef en onder d, van de Alcoholwet.
11.Dat is mogelijk op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb.