ECLI:NL:RBGEL:2025:3948

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
450229
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de tenuitvoerlegging van dwangbevelen door de gemeente Ede in afwachting van civiele en strafrechtelijke procedures

In deze zaak, die op 20 mei 2025 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben eisers, aangeduid als [gezamenlijke eisers], een kort geding aangespannen tegen de gemeente Ede. De eisers vorderen dat de gemeente wordt verboden uitvoering te geven aan twee dwangbevelen die zijn opgelegd voor de invordering van geldbedragen van respectievelijk € 32.193,36 en € 23.341,60. Deze dwangbevelen zijn het gevolg van eerdere besluiten van de gemeente, waarin eisers werden aangesproken op overtredingen van de regelgeving omtrent permanente bewoning van een recreatiewoning en het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten. De gemeente heeft de handhaving uitbesteed aan de omgevingsdienst de Vallei.

Eisers stellen dat de gemeente onrechtmatig handelt door de dwangbevelen uit te voeren voordat er onherroepelijk is beslist in de aanhangige civiele procedure en een artikel 12 Sv-klachtprocedure tegen ambtenaren van de omgevingsdienst. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de gemeente geen misbruik van recht maakt en dat de besluiten van de gemeente formele rechtskracht hebben. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eisers afgewezen, omdat er geen rechtsmiddelen meer openstaan tegen de besluiten van de gemeente en de gemeente een legitiem belang heeft bij de uitvoering van de dwangbevelen.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de financiële gevolgen voor eisers niet voldoende zijn om de uitvoering van de dwangbevelen op te schorten. De gemeente heeft de eisers herhaaldelijk de kans gegeven om aan de regelgeving te voldoen, maar eisers hebben hier niet aan voldaan. De proceskosten zijn toegewezen aan de gemeente, die in totaal € 1.999,00 aan kosten vergoed krijgt van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/450229 / KG ZA 25-113
Vonnis in kort geding van 20 mei 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [gezamenlijke eisers] ,
advocaat: mr. W.J.R. Okx,
tegen

1.GEMEENTE EDE,

te Ede,
advocaat: mr. T.L.M. van der Weijden,
hierna te noemen: de gemeente.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties van [gezamenlijke eisers]
- de mondelinge behandeling van 29 april 2025
- de pleitnota van [gezamenlijke eisers]
- de pleitnota van de gemeente.

2.De feiten

2.1.
Op 7 april 2025 heeft de gemeente aan [gezamenlijke eisers] twee dwangbevelen laten betekenen, strekkende tot invordering van geldbedragen ter grootte van € 32.193,36 en € 23.341,60. De dwangbevelen volgen op twee besluiten van de burgemeesters en wethouders van de gemeente (hierna: B&W).
2.2.
Bij het eerste besluit van 6 augustus 2020 hebben B&W een last onder dwangsom opgelegd omdat zij constateerden dat [gezamenlijke eisers] een overtreding, zijnde permanente bewoning van een recreatiewoning, niet heeft beëindigd.
2.3.
Bij het tweede besluit van 3 oktober 2023 hebben B&W een last onder dwangsom opgelegd omdat zij constateerden dat [gezamenlijke eisers] twee overtredingen niet zou hebben beëindigd. De eerste overtreding betreft de aanwezigheid van een illegale schuur bij de recreatiewoning en de tweede overtreding het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten.
2.4.
Het handhavend optreden is door de gemeente uitbesteed aan omgevingsdienst de Vallei (hierna: de omgevingsdienst).
2.5.
Op 3 oktober 2024 heeft [eiser 1] , eiser onder 1, de omgevingsdienst gedagvaard. [eiser 1] vordert in die procedure (hierna: de bodemprocedure) het volgende:

1. materiële genoegdoening/schadvergoeding betreffende de vernielde voordeur ten
bedrage van € 1.328,82;
2. omdat de bevoegdheid niet blijkt, gedaagde te gebieden de belaging, met inbegrip van alle executiehandelingen jegens Eiser en zijn geliefden te staken en gestaakt te houden onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke overtreding van deze last;”
2.6.
Daarnaast is [gezamenlijke eisers] een artikel 12 Sv-klachtprocedure aangevangen tegen niet-vervolging door het Openbaar Minister van een aantal ambtenaren van de Omgevingsdienst en een aantal politieambtenaren. Deze strafrechtelijke procedure volgt op aangifte van [gezamenlijke eisers] van intimidatie en onrechtmatige bijstand.

3.Het geschil

3.1.
[gezamenlijke eisers] vordert samengevat dat het de gemeente wordt verboden uitvoering te geven aan de dwangbevelen tot dat er onherroepelijk is beslist in zowel de bodemprocedure als de 12 Sv-klachtprocedure met veroordeling van de gemeente in de kosten van de procedure.
3.2.
[gezamenlijke eisers] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. De gemeente handelt onrechtmatig door de uitkomst van de bodemprocedure en de artikel 12 Sv-klachtprocedure niet af te wachten. De gemeente maakt misbruik van haar executiebevoegdheid. [gezamenlijke eisers] kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de gemeente bezig is met een wraakactie en probeert [gezamenlijke eisers] (financieel) uit te schakelen zodat zij de lopende procedures niet kan doorzetten. Het belang van [gezamenlijke eisers] bij opschorting weegt zwaarder dan het belang van de gemeente bij executie. Executie door beslaglegging leidt tot onherstelbare schade. De heer De Vos drijft een onderneming en het gezin is van de inkomsten daaruit in hoge mate afhankelijk. [gezamenlijke eisers] woont niet (meer) permanent in de reactiewoning en oefent zijn bedrijf niet uit in de schuur. De besluiten van de gemeente zijn niet rechtmatig genomen, tegen wel rechtmatig te nemen besluiten staat nog een rechtsgang open.
3.3.
De gemeente voert verweer. De gemeente concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gezamenlijke eisers] , met veroordeling van [gezamenlijke eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
De gemeente voert het volgende aan. [gezamenlijke eisers] voert geen valide reden aan voor zijn verzoek om de aangekondigde executie op te schorten. In geen van de lopende procedures worden de besluiten bestreden die ten grondslag liggen aan de dwangbevelen. Al zou de rechtmatigheid van de besluiten in de procedures worden bestreden, dan moet op grond van het leerstuk van de formele rechtskracht uit worden gegaan van de juistheid van de besluiten van de gemeente. De gemeente heeft evident belang bij de uitvoering van het dwangbevel omdat [gezamenlijke eisers] in strijd handelt en handelde met het bestemmingsplan. De gemeente heeft [gezamenlijke eisers] , binnen de ruimte zie zij zelf heeft als gevolg van het handhavingsbeginsel, alle mogelijkheid gegeven om te voldoen aan de regelgeving. Er is geen grond om de executie op te schorten. Ambtenaren van de gemeente hebben geconstateerd dat de overtredingen nog voortduren. Dit baseren zij op verschillende feiten zoals het waterverbruik, hoe vaak [gezamenlijke eisers] bij de recreatiewoning wordt aangetroffen en onderzoek op het adres waar [gezamenlijke eisers] zijn hoofdverblijf heeft.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [gezamenlijke eisers] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
spoedeisend belang
4.2.
Het spoedeisend belang is niet betwist en volgt uit de aard van de vordering.
juridisch kader
4.3.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat geen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen meer open staan tegen de besluiten van de gemeente.
4.4.
Indien geen rechtsmiddelen meer open staan tegen een besluit geldt bij een executiegeschil de norm van het arrest Ritzen-Hoekstra (HR 22 april 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4575). Dit betekent dat de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts kan schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Daarbij moet ook gelet worden op de belangen van de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Dezelfde norm geldt voor een executiegeschil over de tenuitvoerlegging van een dwangbevel (vgl; Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 1 december 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9988).
de vordering om de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen te schorsen wordt afgewezen
4.5.
De voorzieningenrechter wijst de vordering om de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen op te schorten af. Hieronder wordt dit nader toegelicht.
4.6.
Het belang van de gemeente om handhavend op te kunnen treden door het uitvoeren van een dwangbevel is een in redelijkheid te respecteren belang. In deze procedure is verder niet gebleken dat klaarblijkelijk sprake is van een juridische of feitelijke misslag. De voorzieningenrechter begrijpt dat [gezamenlijke eisers] van mening is dat de omgevingsdienst geen mandaat had om handhavend voor de gemeente op te treden. De discussie over het mandaat van de omgevingsdienst wordt echter niet in deze kort geding procedure gevoerd en dat klaarblijkelijk sprake is van een juridische of feitelijke misslag is niet gebleken.
4.7.
Het standpunt dat de invordering vergaande financiële gevolgen heeft voor [gezamenlijke eisers] leidt niet tot een ander oordeel. Volgens vaste rechtspraak vormt de omstandigheid dat handhavend optreden van de gemeente mogelijk ernstige financiële gevolgen heeft voor degene ten laste van wie er gehandhaafd wordt, geen grond voor het oordeel dat het handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat het bestuursorgaan om die reden van (verdere) handhaving (nog enige tijd) behoort af te zien (zie ABRvS 24 december 2008, LJN: BG8259). Evenmin levert deze enkele stelling een noodtoestand op waardoor verdere tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard (vgl. gerechtshof Leeuwarden, 18 juni 2008, LJN: BD5686).
4.8.
Het feit dat [gezamenlijke eisers] een civielrechtelijke en strafrechtelijke procedure is gestart doet aan voorgaande niet af. Het voeren van dergelijke procedures schort de bevoegdheid van de gemeente om tot executie over te gaan niet op. Bovendien leidt geen van de procedures, ook niet bij toewijzing, tot aantasting van de besluiten. Maar zelfs als [gezamenlijke eisers] zijn eis nog zou aanpassen in de bodemprocedure, zoals ter zitting geopperd, waardoor de besluiten bij toewijzing van de vordering zouden worden vernietigd, is dit geen grondslag om nu over te gaan tot schorsing van de executie. Er staan geen rechtsmiddelen meer open tegen de besluiten. De gemeente handelt niet onrechtmatig door wel tot executie over te gaan. De gemeente heeft het recht - en de beginselplicht tot handhaving- om tot executie over te gaan. De voorzieningenrechter kan de stellingen van [gezamenlijke eisers] dat dit onrechtmatig is niet volgen.
4.9.
[gezamenlijke eisers] voert verder aan dat hij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat de gemeente bezig is met een wraakactie en dat de gemeente probeert [gezamenlijke eisers] financieel uit te schakelen. De gemeente ontkent dat sprake is van een wraakactie. Uit de stukken blijkt niet dat sprake is van een wraakactie. [gezamenlijke eisers] heeft lange tijd de mogelijkheid gehad om de overtredingen te beëindigen en voordat sprake was van een dwangbevel is [gezamenlijke eisers] meerdere malen aangemaand om de verbeurde dwangsommen te betalen. De in artikel 5:33 Awb genoemde betaaltermijn van zes weken is door de gemeente in acht genomen en ook daarna heeft [gezamenlijke eisers] nog de mogelijkheid gehad om te betalen voordat de dwangbevelen zijn afgegeven. Er hebben ook gesprekken tussen partijen plaatsgevonden. [gezamenlijke eisers] betwist de bevoegdheid van de omgevingsdienst. Het feit dat de gemeente niet wil afzien van executie op basis van de argumenten van [gezamenlijke eisers] , is onvoldoende om te constateren dat sprake is van een wraakactie. De stelling van [gezamenlijke eisers] dat andere gemeentes permanente bewoning wel gedogen doet niet ter zake. Gemeentes maken hun eigen beleid en hoeven niet het beleid van andere gemeentes te volgen.
4.10.
Voor het eerst ter zitting heeft [gezamenlijke eisers] aangevoerd dat geen sprake is van permanente bewoning, de bouw van een illegale schuur of exploitatie van een bedrijf in de schuur. De besluiten van de gemeente hebben echter formele rechtskracht. Formele rechtskracht komt toe aan een besluit van een bestuursorgaan waartegen een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang heeft opengestaan die niet of niet met succes is gebruikt. Zij brengt mee dat de burgerlijke rechter in beginsel ervan moet uitgaan dat dit besluit wat betreft zijn wijze van totstandkoming en zijn inhoud in overeenstemming is met de desbetreffende wettelijke voorschriften en met algemene rechtsbeginselen. Deze regel berust op de gedachte dat een doelmatige taakverdeling tussen de bestuursrechter en de burgerlijke rechter geboden is, waarbij als uitgangspunt heeft te gelden dat ten aanzien van overheidsbesluiten de beslissing omtrent de vraag of het besluit jegens een belanghebbende als onrechtmatig moet worden aangemerkt, in een bestuursrechtelijke procedure wordt genomen (vlg. HR 3 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU3253 (Staat/SFR), rov. 3.3.2.). Samengevat betekent dit dat omdat [gezamenlijke eisers] via de bestuursrechtelijke rechtsgang de mogelijkheid had om de (on)rechtmatigheid van de besluiten aan te tasten, de voorzieningenrechter in beginsel uit moet gaan van de juistheid van de besluiten.
4.11.
[gezamenlijke eisers] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [gezamenlijke eisers] af,
5.2.
veroordeelt [gezamenlijke eisers] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gezamenlijke eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J.M. Weijnen en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025.