ECLI:NL:RBGEL:2025:5421

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
11141296
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in geschil tussen Litouwse vrachtwagenchauffeurs en werkgever over loonbetaling en toepasselijk recht

In deze zaak is de rechtsmacht van de Nederlandse rechter aan de orde in een geschil tussen Litouwse vrachtwagenchauffeurs en hun werkgever, UAB Vytauto Paslaugos. De chauffeurs vorderen loonbetaling op basis van het Nederlandse arbeidsrecht, terwijl de werkgever betwist dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat volgens haar Litouwen het gewoonlijke werkland is. De chauffeurs stellen dat zij feitelijk vanuit Nederland werken en dat hun werkzaamheden voornamelijk vanuit Nederland worden georganiseerd. De procedure omvat verschillende processtukken, waaronder dagvaardingen en conclusies van antwoord, en culminerend in een mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Nederland als het gewoonlijke werkland moet worden aangemerkt, op basis van de feiten en omstandigheden die zijn vastgesteld in een inspectierapport van de ILT. De kantonrechter heeft zich bevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen van de chauffeurs en heeft de incidentele vordering van Vytauto tot onbevoegdheid afgewezen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden, en de chauffeurs zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op de verweren van Vytauto.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11141296 \ CV EXPL 24-1814
Vonnis van 30 mei 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
te [woonplaats] ,
4.
[eiser 4],
te [woonplaats] ,
5.
[eiser 5],
te [woonplaats] ,
6.
[eiser 6],
te [woonplaats] ,
7.
[eiser 7],
te [woonplaats] ,
8.
[eiser 8],
te [woonplaats] ,
9.
[eiser 9],
te [woonplaats] ,
10.
[eiser 10],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: de chauffeurs,
gemachtigde: mr. J.H. Mastenbroek,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
UAB VYTAUTO PASLAUGOS,
te Kaunas (Litouwen),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Vytauto,
gemachtigde: mr. M.D. Vrolijk.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het in eerste instantie om de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft bij de vordering die de Litouwse vrachtwagenchauffeurs hebben ingesteld tegen hun Litouwse werkgever. Ook komt aan de orde welk recht van toepassing is op de arbeidsovereenkomst. Het materiële achterliggende belang is of de chauffeurs aanspraak kunnen maken op loonbetaling overeenkomstig het Nederlandse recht.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 april 2024
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, tevens verweer op het verzoek tot verstrekking van gegevens en bescheiden, van Vytauto van 5 juli 2024
- de conclusie van antwoord in het incident, tevens akte overlegging producties, van de chauffeurs van 30 augustus 2024
- de akte overlegging productie in het incident tevens vermindering van eis van Vytauto van 30 augustus 2024
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak van Vytauto van 6 december 2024
- het tussenvonnis van 6 december 2024 waarin is bepaald dat een mondelinge behandeling zal worden gehouden
- de door Vytauto ten behoeve van de mondelinge behandeling toegezonden aanvullende producties, ontvangen op 1 april 2025
- de mondelinge behandeling, gehouden op 8 april 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt en waarbij Vytauto spreekaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
De chauffeurs zijn allen als internationaal vrachtwagenchauffeur in dienst geweest van Vytauto. Ten tijde van de dagvaarding was alleen eiser onder 5, [eiser 5] , nog in dienst. Hij is op 29 april 2024 uit dienst getreden. Eiser sub 4, [eiser 4] , is na aanvang van de procedure overleden. In de arbeidsovereenkomsten is bepaald dat Litouws recht daarop van toepassing is. Data van in- en uitdiensttreding van de chauffeurs zijn:
1) [eiser 1] .: 1 mei 2015 – 30 maart 2023
2) [eiser 2] : 17 december 2015 – 19 november 2021
3) [eiser 3] .: 14 maart 2014 – 13 januari 2023
4) [eiser 4] : 9 september 2016 – ?
5) [eiser 5] : 8 april 2016 – 29 april 2024
6) [eiser 6] : 25 juli 2014 – 30 mei 2022
7) [eiser 7] : 18 september 2013 – 6 oktober 2023
8) [eiser 8] : 12 april 2019 – 20 oktober 2022
9) [eiser 9] : 14 augustus 2015 – 8 april 2022
10) [eiser 10] : 10 augustus 2018 – 9 september 2019 en 26 juni 2020 – 3 mei 2023
3.2.
Vytauto is een in Litouwen gevestigd transportbedrijf dat zich bezig houdt met beroepsgoederenvervoer over de weg. Zij beschikt over een Litouwse transportvergunning. Sinds 2016 is de heer [naam 1] directeur van Vytauto, daarvoor was dat de heer [naam 2] .
3.3.
Op 25 mei 2018 heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport [1] (hierna: de ILT) een rapport opgesteld naar aanleiding van een onderzoek naar de naleving van de bepalingen over rij- en rusttijden van de chauffeurs conform de Arbeidstijdenwet, het Arbeidstijdenbesluit Vervoer en de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: het inspectierapport). Het onderzoek vond plaats bij DKL B.V. te Nijmegen, mede handelend onder de naam Vortex Logistics en De Klok Logistics, en bij gelieerde ondernemingen als Vortex Forwarding B.V., in het tijdvak van 1 oktober 2016 tot en met 31 december 2016. Omdat de ILT heeft geconstateerd dat DKL B.V. meerdere Litouws gekentekende motorvoertuigen inzette voor vervoerswerkzaamheden (zijnde omgevlagde Nederlands gekentekende motorvoertuigen), waarbij de grootste vervoerder Vytauto was, is Vytauto ook bij deze bedrijfsinspectie betrokken.
3.4.
Blijkens het inspectierapport heeft de ILT de data van digitale tachograaf M-bestanden, de data van bestuurderskaarten C-bestanden, de planning overall en de planning specifiek, de organisatiestructuur en de overige relevante administratie geanalyseerd en getoetst. Ook staat in dit rapport dat de ILT op 30 augustus 2017 Vytauto in Litouwen heeft bezocht en dat zij daarna nader onderzoek heeft verricht naar de gegevens van de boordcomputersystemen van de door Vytauto geleasete motorvoertuigen. Daarbij heeft zij geconstateerd dat Vytauto voor deze boordcomputersystemen geen contract had met Transics Nederland, maar dat De Klok Logistics (handelsnaam van DKL B.V.) dit contract had. In het inspectierapport genoemde bevindingen zijn verder (onder meer):
- dat de ritplanning van vervoerder Vytauto op digitale wijze plaatsvindt in de kantoorruimte en organisatie van DKL B.V. te Nijmegen onder regie en dagelijkse leiding van een vervoermanager aldaar,
- dat het geleasete vervoermaterieel en de chauffeurs, in dienst van Vytauto, binnen de DKL B.V. organisatie worden gepland en aangestuurd,
- dat de aansturing van de chauffeurs werkzaam binnen Vytauto plaatsvindt in de organisatie te Nijmegen onder regie en dagelijkse leiding van vervoermanager de heer (…) alsmede onder zijn eindverantwoordelijkheid de ritdocumenten en ritopdrachten worden verstrekt en ingenomen en ingeleverd,
- dat de dagelijkse en wekelijkse rusttijd van de buitenlandse chauffeurs werkzaam bij Vytauto plaatsvindt in de cabines van vrachtauto’s op de bedrijfslocatie aan de (…) te Nijmegen dan wel op parkeerplaatsen in binnen- en buitenland,
- dat diverse Litouws gekentekende motorvoertuigen (minstens tien) worden ingezet binnen de onderneming DKL B.V. h.o.d.n. De Klok Logistics.
Onder het kopje ‘begrip werkgever’ staat:
“Nu bevonden is dat de planning en de organisatie van het vervoer binnen DKL B.V. en Vytauto alsmede de aansturing van de chauffeurs plaatsvindt onder gezag en regie van DKL B.V., kan/mag DKL B.V. ten aanzien van alle personen en werknemers belast met het besturen van vrachtauto’s (…) aangemerkt worden als werkgever omdat onder haar regie en gezag arbeid wordt georganiseerd, aangestuurd en uitgevoerd.”
Onder ‘reistijd buitenlandse chauffeurs’ staat tenslotte:
“DE ILT stelt vast dat buitenlandse chauffeurs doorgaans hun werkzaamheden aanvangen te Nijmegen en vanuit hun woonplaats in het buitenland met busjes of personenauto’s periodiek heen en weer reizen naar/van Nederland, terwijl hun plaats van tewerkstelling in formele zin zich bevindt in Litouwen”.
3.5.
De FNV heeft namens de chauffeurs bij brieven van 24 juni 2022, 14 juli 2022 en
2 augustus 2022 bij Vytauto aanspraak gemaakt op betaling van loon conform de cao Beroepsgoederenvervoer [2] . Vytauto heeft daarop bij brief van 26 augustus 2022 afwijzend gereageerd. Bij e-mailbericht van 26 februari 2023 heeft de FNV Vytauto nogmaals verzocht en gesommeerd om binnen 14 dagen over te gaan tot betaling aan de chauffeurs van loon conform de cao Beroepsgoederenvervoer.

4.De vorderingen van de chauffeurs

in de hoofdzaak
4.1.
De chauffeurs vorderen in de hoofdzaak om Vytauto te veroordelen tot betaling aan hen van:
a. a) achterstallig salaris, zijnde het netto equivalent van de in de tabel in nummer 40 van de dagvaarding per chauffeur opgenomen bruto bedragen;
b) de wettelijke verhoging hierover op grond van artikel 7:625 BW, te stellen op 50%;
c) de wettelijke rente over het onder 3.1. a) gevorderde;
d) de kosten van deze procedure en de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente indien voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt.
4.2.
De chauffeurs leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat zij recht hebben op salaris conform de Nederlandse cao Beroepsgoederenvervoer omdat zij feitelijk vanuit Nederland werkten en Nederland hun gewoonlijke werkland was. Zij stellen dat zij hun werkzaamheden veelal vanuit de vestigingen van De Klok Logistics B.V. dan wel Vortex Logistics in Nijmegen en Venray hebben verricht en nog verrichten en dat hun standplaats feitelijk Nijmegen was (en is). Subsidiair stellen zij dat zij voor een significant deel van hun werk tijdelijk in Nederland (en België en Duitsland) zijn tewerkgesteld en dat zij voor die tijd recht hebben op Nederlands (dan wel Belgisch, respectievelijk Duits) loon. Volgens hen is ook dan het Nederlandse arbeidsrecht van toepassing op grond van de Detacheringsrichtlijn [3] en de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU) en, vanaf 20 augustus 2020, ook op grond van de Sectorspecifieke Detacheringsrichtlijn over detachering van bestuurders in het wegvervoer (Richtlijn EU 2020/1057) [4] , aldus de chauffeurs.
4.3.
Vytauto betwist op inhoudelijke gronden dat zij extra loon aan de chauffeurs verschuldigd is, maar voert als primair verweer aan dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om te oordelen over de vorderingen van de chauffeurs omdat Nederland niet het gewoonlijke werkland van de chauffeurs is. De standplaats van de chauffeurs is volgens Vytauto het kantoor in Kaunas in Litouwen: daar ligt het centrum van hun werkzaamheden en daar keren de chauffeurs na elke dienst weer terug. Zij stelt zich op het standpunt dat Litouwen het gewoonlijke werkland is van de chauffeurs. Mocht de Nederlandse rechter wel rechtsmacht hebben dan betwist zij dat Nederlands recht van toepassing is op de arbeidsovereenkomsten. Zij stelt dat Litouws recht van toepassing is, niet alleen door de rechtskeuze voor Litouws recht in de arbeidsovereenkomsten, maar ook objectief gezien.
Subsidiair stelt zij dat geen gewoonlijk werkland kan worden aangewezen omdat het overgrote deel van het transport plaatsvindt in Duitsland, België en Groot-Brittannië, zodat geen sprake kan zijn van objectief toepasselijk recht op basis van het gewone werkland in Nederland. Op basis van artikel 8 lid 3 van de Rome I Verordening [5] komt zij tot de conclusie dat Litouws recht van toepassing is omdat de vestiging van Vytauto in Litouwen de vestiging is die de chauffeurs in dienst heeft genomen. Er is volgens haar ook geen sprake van een kennelijk nauwere band met Nederland (of een ander land) als bedoeld in artikel 8 lid 4 Rome I Verordening omdat alle belangrijke omstandigheden om een kennelijk nauwere band vast te stellen naar Litouwen wijzen. De chauffeurs betalen bijvoorbeeld inkomstenbelasting in Litouwen en zijn daar sociaal verzekerd. Hun salaris en overige arbeidsvoorwaarden zijn vastgesteld naar Litouwse gebruiken.
Vytauto betwist ook dat Nederland moet worden beschouwd als het tijdelijke werkland van de chauffeurs. Zij betwist dat sprake is van detachering van de chauffeurs op het grondgebied van Nederland. Dit betekent dat de Nederlandse arbeidsvoorwaarden (van de cao Beroepsgoederenvervoer) niet op de chauffeurs van toepassing zijn en de vorderingen van de chauffeurs moeten worden afgewezen, zo concludeert Vytauto.
Mocht al worden geoordeeld dat Nederlands recht van toepassing is, dan moeten de vorderingen worden afgewezen omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd, deels zijn verjaard en de grondslag ervan (deels) niet juist is, aldus Vytauto. Zij vordert ten slotte veroordeling van de chauffeurs in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde alsmede de gemaakte vertaalkosten van € 1.100,00 exclusief btw, zijnde € 1.331,00 inclusief btw, alsmede een bedrag aan nakosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis en – voor het geval deze voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten tot aan de dag van volledige betaling.
in het incident
4.4.
De chauffeurs vorderen, bij incidentele vordering, dat de kantonrechter Vytauto veroordeelt om aan hen, op straffe van de verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,-- per dag, binnen veertien dagen na de datum van het te wijzen vonnis de volgende gegevens en bescheiden te verstrekken:
- overzichten van per week gewerkte uren over het gehele dienstverband van de chauffeurs;
- overzichten van toeslagen waarop de chauffeurs conform de cao recht hebben over het gehele dienstverband van de chauffeurs;
- bruto-netto specificaties van de tot heden aan de chauffeurs betaalde bedragen.
4.5.
De chauffeurs baseren deze vordering op artikel 26 van de cao Beroepsgoederenvervoer. Zij stellen dat zij deze gegevens nodig hebben om betere berekeningen te kunnen maken van het achterstallig loon. De loonbedragen die zij nu in de hoofdzaak vorderen zijn berekend door de FNV conform de cao Beroepsgoederenvervoer, de door de chauffeurs ontvangen betalingen en met gebruikmaking van gegevens van de Litouwse sociale verzekeringsbank, de Sodra, die een registratiesysteem heeft van aan werknemers betaalde lonen en dagvergoedingen. De FNV heeft vervolgens voor iedere gewerkte dag het loon berekend, uitgaande van een werkdag van 8 uur. Omdat Vytauto slechts incidenteel salaris- en dagvergoedingenspecificaties aan de chauffeurs heeft verstrekt, is een betere berekening op dit moment niet mogelijk, aldus de chauffeurs. Zij willen na ontvangst van deze gegevens de gelegenheid krijgen om hun vorderingen te vermeerderen met overuren, vakantietoeslag en vakantiedagen waarvan zij stellen dat zij die niet uitbetaald hebben gekregen.
4.6.
Vytauto voert aan dat pas kan worden beoordeeld of de chauffeurs een beroep op artikel 26 van de cao toekomt indien wordt geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en Nederlands recht van toepassing is. Zij betwist dit, maar voor het geval dat wordt geoordeeld dat dat het geval is, voert zij het volgende verweer.
Zij heeft altijd loonstroken en urenoverzichten aan de chauffeurs verstrekt wanner zij daarom vroegen. Onduidelijk is over welke gegevens de chauffeurs wel of niet beschikken. Ze kan geen overzicht overleggen van toeslagen waarop de chauffeurs volgens de cao Beroepsgoederenvervoer recht hebben, zoals gevorderd. Het ligt op de weg van de chauffeurs om te stellen op welke toeslagen zij volgens deze cao recht hebben als zou blijken dat deze cao van toepassing is. Vytauto concludeert tot afwijzing van de bij incident gevorderde verstrekking van bescheiden dan wel de chauffeurs niet ontvankelijk te verklaren, met veroordeling van de chauffeurs in de kosten van het incident.

5.De incidentele vordering van Vytauto

5.1.
Vytauto vordert, na vermindering van eis (die enkel ziet op de vertaalkosten), dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen vanwege het ontbreken van Nederlandse rechtsmacht, met veroordeling van de chauffeurs in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde alsmede de gemaakte vertaalkosten van € 1.100,00 exclusief btw, zijnde € 1.331,00 inclusief btw, alsmede een bedrag aan nakosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis en – voor het geval deze voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten tot aan de dag van volledige betaling.
5.2.
Vytauto legt aan haar incidentele vordering ten grondslag dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft omdat Nederland niet als het gewoonlijke werkland van de chauffeurs kan worden aangemerkt als bedoeld in artikel 21 lid 1 sub b, onder i, van de EEX-Verordening. De Litouwse rechter heeft daarentegen volgens haar wel rechtsmacht op grond van artikel 21 lid 1 sub a en sub b, onder ii, van de EEX-Verordening omdat de standplaats van de chauffeurs in Litouwen is, zij bij Vytauto in Litouwen in dienst zijn en daar het centrum van hun werkzaamheden ligt. De chauffeurs keren daar na elke dienst weer terug. Ook als de chauffeurs tijdelijk in Nederland zouden hebben gewerkt, wat volgens haar niet zo is, heeft de Nederlandse rechter volgens haar geen rechtsmacht. Zij betwist dat vóór 1 juni 2023 sprake was van detachering van de chauffeurs in Nederland omdat er geen voldoende nauwe band was met het Nederlands grondgebied. Voor de chauffeurs die na 1 juni 2023 nog in dienst zijn geweest ( [eiser 5] , [eiser 4] en Vainauskas) geldt volgens Vytauto dat zij onvoldoende hebben gesteld dat sprake is van detachering in Nederland in de zin van de Sectorspecifieke Detacheringsrichtlijn en artikel 9b van de WagwEU en in welke mate dit van invloed is op hun vermeende loonvorderingen. Dit betekent volgens haar dat Nederland ook niet als tijdelijk werkland kan worden aangemerkt.
5.3.
De chauffeurs voeren gemotiveerd verweer en stellen dat de Nederlandse rechter wel rechtsmacht heeft omdat Nederland hun gewoonlijke dan wel tijdelijke werkland is omdat zij feitelijk (grotendeels) vanuit Nederland werken.
5.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

6.De beoordeling in het bevoegdheidsincident

6.1.
Eerst zal moeten worden beoordeeld of de Nederlandse rechtsmacht heeft en de kantonrechter bevoegd is om te oordelen in deze zaak.
6.2.
Of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft moet worden beantwoord aan de hand van artikel 21 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de Herschikte EEX-Vo.) Dat artikel regelt de bevoegdheid van de rechter indien een werknemer een vordering instelt tegen zijn werkgever waarbij verschillende EU-lidstaten zijn betrokken. Daarin staat (in lid 1) dat de werkgever met woonplaats (vestigingsplaats) op het grondgebied van een lidstaat voor de volgende gerechten kan worden opgeroepen:
a. a) voor de gerechten van de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft, of
b) in een andere lidstaat:
i) voor het gerecht van de plaats waar of van waaruit de werknemer gewoonlijk werkt of voor het gerecht van de laatste plaats waar of van waaruit hij gewoonlijk heeft gewerkt, of
ii) wanneer de werknemer niet in eenzelfde land gewoonlijk werkt of heeft gewerkt, voor het gerecht van de plaats waar zich de vestiging bevindt of bevond die de werknemer in dienst heeft genomen.
Gewoonlijke werkland: het toetsingskader
6.3.
Partijen verschillen allereerst van mening over de vraag vanuit welk land de arbeid gewoonlijk werd of wordt verricht als hiervoor genoemd in artikel 21 lid 1 onder b sub i) van de Herschikte EEX-Vo. De kantonrechter overweegt in dit verband als volgt.
6.4.
Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie (hierna: HvJ EU) [6] volgt dat het begrip ‘de plaats waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht’ verdragsautonoom moet worden uitgelegd. Het vaststellen van deze plaats in het concrete geval is echter een feitelijke kwestie die is voorbehouden aan de nationale rechter. Bij het vaststellen van de bevoegde rechter bij arbeidsovereenkomsten moet belang moet worden gehecht aan (1) de bescherming van de sociaal zwakkere werknemer (zie daarvoor ook considerans 18 van de Herschikte EEX Vo.) en 2) het vinden van een aanknopingspunt tussen het geschil en de rechter die daarvan kennis neemt (waardoor idealiter de bevoegde rechter en het toepasselijke recht samenlopen). Het begrip ‘plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt’ moet volgens vaste rechtspraak van het HvJ EU ook ruim worden uitgelegd. Het gaat daarbij om de plaats waar of van waaruit de werknemer, rekening houdend met álle elementen die zijn werkzaamheid kenmerken, feitelijk het belangrijkste deel van zijn verplichtingen jegens zijn werkgever vervult. Bij dit kwalitatief criterium gaat het om de aard en het belang van de op verschillende plaatsen in EU-lidstaten verrichte arbeid. Wanneer de arbeid in meerdere lidstaten wordt verricht, moet onder de plaats van of van waaruit de werknemer gewoonlijk werkt worden verstaan de plaats waar de werknemer het werkelijke centrum van zijn beroepswerkzaamheden heeft gevestigd [7] .
6.5.
Tegelijkertijd (‘Gleichlauf’) kan bij de uitleg van het begrip ‘plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt’ worden aangesloten bij de uitleg van het HvJ EU over dit begrip in artikel 6 EVO [8] en artikel 8 Rome I [9] , beide over het recht dat van toepassing is op arbeidsovereenkomsten. In twee arresten over artikel 6 EVO [10] heeft het HvJ EU aangegeven dat er ook bij werkzaamheden in het internationaal transport primair onderzocht moet worden of er een land is waar of van waaruit de werkzaamheden worden verricht. Factoren waarmee in dat geval met name rekening moet worden gehouden, zijn:
1) de plaats van waaruit de werknemer zijn transportopdrachten verricht, instructies voor zijn opdrachten ontvangt en zijn werk organiseert,
2) de plaats waar zich de arbeidsinstrumenten bevinden,
3) de plaatsen waar het vervoer hoofdzakelijk wordt verricht,
4) de plaatsen waar de goederen worden gelost, en
5) de plaats waarnaar de werknemer na zijn opdrachten terugkeert.
6.6.
De Hoge Raad heeft in de ‘Silotank’-zaken over het begrip ‘het gewoonlijke werkland’ en het toepasselijke recht in zaken over het internationale wegtransport geoordeeld dat de door het HvJEU gegeven opsomming van gezichtspunten niet limitatief is, dat de rechter rekening moet houden met álle elementen die de werkzaamheid van de werknemer kenmerken, maar dat wel veel gewicht toekomt aan de gezichtspunten die volgens het HvJEU met name moeten worden onderzocht en door de rechter in elk geval in de beoordeling moet worden betrokken (noot [11] , [12] en [13] ).
De standpunten van partijen in dit kader
6.7.
Volgens de chauffeurs moet Nederland als hun gewoonlijke werkland worden aangemerkt en heeft de Nederlandse rechter daarom rechtsmacht. Zij verwijzen daarbij allereerst naar de constateringen in het door hen overgelegde inspectierapport van de ILT als genoemd onder 3.3. en 3.4 van de feiten. Zij stellen dat de werkwijze van Vytauto nog steeds als volgt is: het Nederlandse transportbedrijf Vortex ontvangt vervoersopdrachten van klanten en geeft een transportopdracht aan Vytauto, Vytauto zorgt ervoor dat de chauffeurs in personenbusjes vanuit Litouwen naar Nederland worden gebracht om vanuit daar (Vortex in Nederland) voor een periode van zes weken transportritten uit te voeren met een in Litouwen geregistreerde vrachtwagen en een Nederlandse oplegger. Na die periode worden de chauffeurs weer teruggebracht naar Litouwen, waarbij de vrachtwagens achterblijven in Nederland. De planning van de transporten vond voor de chauffeurs plaats vanuit Nederland, zij ontvingen vanuit daar instructies, ze hebben feitelijk altijd voor Vortex (De Klok Logistics) gewerkt, ze eindigden daar hun werkcyclus, leverden daar hun papieren in en de vrachtwagens hadden standplaats in Nederland. Het kantoor in Litouwen fungeerde voor hen slechts als doorgeefluik. Ook stellen zij dat de chauffeurs in opdracht van Vytauto werden geworven om in Nederland te gaan werken. Dat blijkt volgens hen uit de overgelegde kopie van een advertentie op Facebook van ‘Elena Topjob’ van 10 januari (het jaartal staat er niet bij), waarin letterlijk staat:
“Litouws bedrijf Vytauto (…) kondigt aanwerving van CE-categorie chauffeurs aan. (…) Officieel op jaarlijks werkvisum. (….) België, Nederland, Duitsland en Frankrijk. (…) Ze betalen de weg naar cadans, ze betalen voor de weg naar huis. Basis-in Holland, de stad Nijmegen. Vervanging alleen op onderstel. Vrije dagen – op de basis. Cadans 6/3, 8/4, geen brandstofaftrek. Je kunt je auto achterlaten in Kaunas”.
De chauffeurs hebben ook verklaringen van Vytauto (in het Litouws) overgelegd, waarin volgens hen onder meer staat
“Detachering voor werk in het Koninkrijk der Nederlanden, chauffeurswerkzaamheden als chauffeurs van Vytauto voor de periode 04.09.2020 t/m 04.10.2020”.Daaruit volgt dat de chauffeurs in 2020 en 2021 een aantal maanden in Nederland zijn tewerkgesteld of gedetacheerd. Deze omstandigheden maken dat zij feitelijk het belangrijkste deel van hun verplichtingen jegens Vytauto in Nederland hebben vervuld en vervullen en dat daar het centrum van hun beroepswerkzaamheden ligt, aldus de chauffeurs.
6.8.
Vytauto is van mening dat Litouwen als het gewoonlijke werkland moet worden aangemerkt, omdat zich daar het centrum van de werkzaamheden van de chauffeurs bevindt. Zij is het niet eens met de conclusies in het inspectierapport van de ILT, waaronder die van Nederland als gewoonlijke werkland van de chauffeurs. Zij heeft tegen een aan haar opgelegde boete waaraan onder meer dit inspectierapport ten grondslag is gelegd rechtsmiddelen ingesteld, waarover nog niet in hoogste instantie is beslist. De situatie is volgens Vytauto als volgt. De gehele bedrijfsorganisatie van Vytauto wordt uitgevoerd vanuit haar kantoor in Litouwen, waar circa 23 kantoormedewerkers werkzaam, zijn. De leidinggevenden van de chauffeurs zijn werkzaam vanuit Litouwen. Alle functioneringsgesprekken en evaluatiegesprekken vinden plaats op het kantoor in Litouwen, waar ook een HR manager werkzaam is. Het gezag over de chauffeurs en de bevoegdheid tot het verstrekken van instructies ligt daarom volgens haar volledig in Litouwen. Zij stelt dat zij van meerdere opdrachtgevers (waaronder Vortex Logistics, onderdeel van DKL B.V.) transportopdrachten ontvangt voor ritten voor Duitse, Engelse, Ierse, Belgische, Franse, Singaporese of Nederlandse klanten of klanten vanuit de Verenigde Arabische Emiraten. Daarbij merkt zij op dat Vortex en DKL B.V. enkel opdrachtgevers zijn van Vytauto, maar verder niet aan haar zijn gelieerd. De opdrachten worden verwerkt op de afdeling orderverwerking van het kantoor in Litouwen. Daarna gaat de opdracht naar de afdeling planning op kantoor in Litouwen, waar de planners het transport en de rit organiseren. Daarna geven de fleetmanagers op kantoor in Litouwen de opdrachten en instructies door aan de chauffeurs die de rit gaat uitvoeren. In het totaal zijn er daar 12 planners en fleetmanagers werkzaam. De fleetmanagers beantwoorden ook vragen van de chauffeurs over de opdracht en het uit te voeren werk. De planners geven, als de chauffeurs onderweg zijn en een rit hebben afgerond, via de boordcomputer instructies voor de volgende rit. De chauffeurs zijn volgens haar aangeworven in Litouwen om vanuit daar te werken. Zij krijgen daar op de vrijdag voor vertrek – betaald – trainingen en cursussen, bijvoorbeeld over verzekeringen en zuinig brandstofverbruik (eco-driving). Zij rijden op een wagen met logo en bedrijfsvermelding van Vytauto of met daarbij een groter logo van één van haar klanten, zoals bijvoorbeeld P&O Ferrymasters. Ook de trailer kan van Vytauto zelf of van één van haar klanten zijn. De chauffeurs werken vanuit Litouwen in een cyclus van werkweken die 3, 4 of 6 weken kan zijn. Vanuit hun standplaats Litouwen ontvangen ze rittenlijsten of vrachtbrieven. Ze krijgen daar de materialen mee voor bijvoorbeeld de vrachtwagen of benodigdheden onderweg, zoals helmen, handschoenen, veiligheidsschoenen, gevarenhesje, lampjes, luchtslangen, luchtkabels. Onder arbeidsinstrumenten vallen niet alleen de vrachtwagens, die zich in heel Europa bevinden, maar ook het boordcomputersysteem, het transportmanagementsysteem, de transportadministratie en andere documenten, die zich allemaal in Litouwen bevinden. Vanuit Litouwen worden de chauffeurs in een busje gereden naar de plaats van de vrachtwagen, waar de chauffeurs starten met hun werkweek. Dat is meestal Duitsland, België of Nederland. Waar de weekendrust wordt gehouden hangt af van de locatie van de chauffeur, dat kan in heel Europa zijn. Vanuit daar start dan de nieuwe werkweek. Na afloop van de wekencyclus worden de chauffeurs met een busje terug naar hun standplaats in Litouwen gereden. Kortom, alle door het HvJ EU genoemde gezichtspunten wijzen naar Litouwen, aldus Vytauto.
Over de overgelegde Facebook advertentie voert zij aan dat dit niets meer is dan een automatisch vertaald bericht van een externe recruiter die verder niets met Vytauto van doen heeft. De tekst is niet door Vytauto zelf opgesteld en een dergelijke tekst zou zij zelf niet opstellen.
Daarnaast stelt Vytauto dat de chauffeurs een groot deel van hun arbeidstijd in Litouwen besteden, zowel in kilometers als in uren en percentages, en dat zij in verschillende Europese landen rijden, niet alleen in Nederland. Ten slotte stelt zij dat de chauffeurs hun thuisbasis (home base) in Kaunas, Litouwen, hebben en dat dit ook een aanwijzing vormt voor Litouwse rechtsmacht, in overeenstemming met de Europese rechtspraak [14] .
6.9.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Op grond van wat de ILT heeft aangetroffen in 2016/2017 is duidelijk dat de feiten en omstandigheden destijds zodanig waren dat Nederland als het gewoonlijke werkland moest worden aangemerkt. Vytauto brengt hier tegenin dat dit een situatie van lang geleden is en dat er de nodige rechtsmiddelen tegen zijn aangewend. Voor zover de kantonrechter bekend, heeft dit niet geleid tot een ander oordeel. De chauffeurs hebben gewezen op de uitspraak van de rechtbank Den Haag, afdeling bestuursrecht, van 3 mei 2022 [15] . Daaruit blijkt dat Vytauto bezwaar heeft gemaakt tegen de bestuurlijke boete die aan haar is opgelegd door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij boetebesluit van 7 februari 2020 (hierna: het boetebesluit) in verband met overtreding van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml). Het betrof een boete wegens het in strijd met artikel 18b lid 2 Wml niet verstrekken aan de inspectie van schriftelijke bescheiden van vijftien vrachtwagenchauffeurs op grond waarvan het aan hen betaalde loon, (vakantie)bijslag en/of het aantal gewerkte uren kon worden vastgesteld. In het boeterapport werd onder meer verwezen naar het inspectierapport van de ILT. Het tegen dit besluit ingestelde bezwaar is ongegrond verklaard. Het vervolgens door Vytauto ingestelde beroep heeft (vooralsnog) echter geleid tot de genoemde uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de bestuursrechter het standpunt van de Inspectie over Nederland als het gewoonlijke werkland van de chauffeurs (en de toepasselijkheid van de Wml) in stand heeft gelaten. Vytauto stelt dat zij hiertegen hoger beroep heeft ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar dat hierin nog geen uitspraak is gedaan.
6.10.
Over het tijdsverloop sinds het inspectierapport stellen de chauffeurs dat de situatie zoals die was in 2016/2017 gedurende hun hele dienstverband feitelijk zo is geweest.
Dit heeft Vytauto betwist. De door Vytauto ter onderbouwing van haar betwisting overgelegde producties hebben de kantonrechter er onvoldoende van overtuigd dat de werkwijze van Vytauto in de loop der jaren wezenlijk anders is geworden dan in 2016/2017. De kantonrechter licht hierna toe waarom. Vytauto heeft overzichten overgelegd met volgens haar uitgevoerde ritten van [eiser 3] van 13 januari 2020 tot en met 8 oktober 2020, ritten van [eiser 5] van 28 oktober 2020 tot en met 12 december 2020 en ritten van [eiser 1] van 16 juli 2021 tot en met 27 augustus 2021, maar aan deze overzichten ligt geen onderbouwing met tachograafgegevens of andere ondersteunende gegevens ten grondslag. Niet duidelijk is op welk systeem deze gegevens zijn gebaseerd. Evenmin heeft zij anderszins een duidelijke onderbouwing overgelegd waaruit blijkt dat op enig moment na 2016/2017 door de chauffeurs op (cruciale punten op) een wezenlijk andere wijze werd gewerkt dan in 2016/2017. De overgelegde (parkeer)bonnen waaruit volgens haar blijkt dat de weekendrust van Kurmis en [eiser 5] vrijwel steeds in Groot-Brittannië of Duitsland plaatsvond, kunnen van iedereen afkomstig zijn, daarop is niet te zien wie heeft betaald. De overgelegde uitdraai van berichten zonder namen tussen Manager en Driver van maart 2023 kunnen van elke computer komen, net als de overgelegde boordcomputerberichten, waarop wel namen van de chauffeurs worden genoemd, maar die ook vanaf een computer in elk land kunnen komen. Verder heeft Vytauto een overzicht overgelegd van percentages van in Nederland gereden kilometers per chauffeur per werkcyclus voor 2021 t/m 2023, maar ook dit is een zelf opgesteld A4-tje dat niet met onderliggende stukken is onderbouwd. Ook heeft Vytauto verklaringen overgelegd van een bij haar op kantoor in Litouwen werkzame Transport Manager, een Deputy of director, een Chief Financial Officer, een Senior Transport Manager, een HR manager en van de General Director ( [naam 1] ). Zij verklaren allen over hun werkzaamheden vanuit Litouwen sinds zij in dienst zijn, waaronder (de Transport Manager) over planning en instructies via het systeem Loctracker en over het geven van trainingen ( [naam 1] ). Hoewel aannemelijk is dat Vytauto sinds 2016/2017 haar werkwijze heeft geïnnoveerd en zij ook het aantal personeelsleden op kantoor in Litouwen heeft uitgebreid, kunnen uit deze verklaringen nog geen conclusies worden getrokken ten aanzien van de concrete werkwijze ten opzichte van de tien eisende chauffeurs in deze zaak, die stellen dat zij geen contact hebben gehad met de planners en managers waarvan nu verklaringen zijn overgelegd.
6.11.
De kantonrechter overweegt dat Vytauto over de meest relevante feitelijke gegevens beschikt ten aanzien van haar precieze werkwijze en dat in zoverre op haar een verzwaarde stel-/motiveringsplicht rust. Vytauto stelt een groot aantal werkzaamheden en omstandigheden die zich in of vanuit Litouwen plaatsvinden, waardoor volgens haar de door het HvJ EU genoemde gezichtspunten naar Litouwen wijzen, of naar een nauwere band met Litouwen, maar het overleggen van enkele separate gegevens uit enkele jaren van enkele chauffeurs en instructies waarvan niet kan achterhaald van waaruit ze feitelijk zijn gegeven volstaat dan niet. Ook de overgelegde verklaringen van op kantoor in Litouwen werkzame medewerkers volstaan dan niet. Zoals al genoemd, voldoende concrete onderbouwing, bijvoorbeeld van het overzicht van de door de chauffeurs in de relevante periode beweerdelijk in Nederland en elders gereden kilometers met tachograafgegevens, ontbreekt. De stelling van Vytauto over welke arbeidsinstrumenten vanuit Litouwen worden meegenomen bleek tijdens de mondelinge behandeling door [naam 1] nauwelijks te kunnen worden onderbouwd; in beginsel zijn de genoemde instrumenten in de vrachtauto aanwezig en is de telefoon het belangrijkste instrument, aldus Meskausis. [naam 1] heeft ter zitting nog verklaard dat nu in Duitsland ook geschikte ruimtes worden gehuurd met douches, toiletten, wasmachines en tafelvoetbal waar de chauffeurs hun rusttijd goed kunnen doorbrengen, maar de chauffeurs stellen dat deze locaties pas recent zijn geopend en daarom niet relevant zijn voor de beoordeling. Dat in Litouwen evaluatie- en functioneringsgesprekken worden gevoerd zegt niet voldoende over de relevante periode voor deze chauffeurs en maakt bovendien niet dat het gewoonlijke werkland anders moet worden vastgesteld gezien de verdere relevante omstandigheden die zich, zoals door de chauffeurs gesteld en door Vytauto onvoldoende gemotiveerd betwist, in Nederland afspelen.
6.12.
Ook acht de kantonrechter niet begrijpelijk waarom, als er al heel anders zou zijn gewerkt, de door de chauffeurs overgelegde detacheringsbriefjes van [eiser 1] (met daarop data van 4 september 2020 tot 4 oktober 2020 en van 7 mei 2021 tot 6 juni 2021) zijn verstrekt. Kennelijk werd er ook in die periode uitsluitend of hoofdzakelijk in Nederland gewerkt en voelde Vytauto zich genoodzaakt dit als detachering te doen aanduiden. Bovendien is niet gemotiveerd weersproken dat de trekkers in Nederland bleven en is erkend dat in elk geval dat de trekkers niet in Litouwen komen. Nu zouden ze in Duitsland staan, maar niet weersproken is dat de huidige stallingsplaats in Duitsland destijds nog niet bestond.
6.13.
De verzwaarde stel-/motiveringsplicht en het in dat verband ontbreken van voldoende concrete onderbouwingen van de stellingen en betwistingen van Vytauto, leiden tot het oordeel dat de kantonrechter aanneemt dat de chauffeurs gedurende hun hele arbeidsperiode bij Vytauto hebben gewerkt zoals in 2016/2017 door de ILT is vastgesteld aan de hand van onderzoek naar, onder meer, de bedrijfsstructuur en tachograafgegevens. Nederland is dan voor hen het gewoonlijke werkland en de kantonrechter van deze rechtbank is dan absoluut en relatief bevoegd om van het geschil kennis te nemen. Vooralsnog betekent dit ook dat er voor de chauffeurs in de relevante periode een nauwere band was met Nederland dan met Litouwen, omdat, ondanks de werkzaamheden ten behoeve van de chauffeurs op het kantoor in Litouwen, voor zover de kantonrechter nu kan beoordelen door hen in feite grotendeels in Nederland werd gewerkt. Ook betekent dit dat dan Nederlands recht van toepassing is. De kantonrechter zal zich daarom bevoegd verklaren om te oordelen in deze zaak.
6.14.
De beslissing over de proceskosten in het incident wordt aangehouden.

7.De beoordeling in het incident tot het overleggen van bescheiden

7.1.
Hoewel de kantonrechter het aannemelijk acht dat een deel van de gegevens waarmee de chauffeurs hun vorderingen (nader) willen onderbouwen zich bij Vytauto bevindt, wijst de kantonrechter deze incidentele vordering toch af. De kantonrechter legt hierna uit waarom.
7.2.
De chauffeurs stellen dat zij slechts incidenteel salarisspecificaties kregen (zij leggen een voorbeeld van een salarisspecificatie van [eiser 1] over) en dat zij daarom gebruik hebben moeten maken van gegevens van de Sodra die de FNV heeft opgevraagd. Daarbij stellen zij overuren te hebben berekend op basis van gegevens van de officiële digitale tachograaf (van [eiser 1] ). Vervolgens stellen zij dat de FNV op basis van deze gegevens en de aan hen betaalde bedragen de berekeningen heeft gemaakt waaruit de hoogte van hun onder punt 40 van de dagvaarding genoemde loonvorderingen voortvloeit. Tegenover het verweer van Vytauto dat zij wel (op verzoek) loonstroken en urenoverzichten aan de chauffeurs heeft verstrekt, hebben de chauffeurs onvoldoende duidelijk gemaakt en gespecificeerd over welke exacte stukken elke chauffeur wél beschikt en wat exact aan hen onder welke noemer is betaald. Daardoor hebben de chauffeurs deze incidentele vordering naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd.
7.3.
De kantonrechter is ook met Vytauto van oordeel dat Vytauto geen overzicht kan overleggen van toeslagen waarop de chauffeurs volgens de cao Beroepsgoederenvervoer recht hebben, zoals de chauffeurs vorderen. Het ligt op de weg van de chauffeurs om te stellen op welke toeslagen zij volgens deze cao recht hebben en waarom deze cao van toepassing is.
7.4.
De beslissing over de proceskosten in het incident wordt aangehouden.

8.De beoordeling in de hoofdzaak

8.1.
In de hoofdzaak zullen de chauffeurs in de gelegenheid worden gesteld om bij akte te reageren op de verweren van Vytauto in de conclusie van antwoord van 6 december 2024 met betrekking tot (de hoogte van) de vorderingen van de chauffeurs, weergegeven onder randnummers 4.1. tot en met 4.7. (p. 31 tot en met 38). Vytauto zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om daar weer bij antwoordakte op te reageren.
8.2.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

9.De beslissing

De kantonrechter
in het bevoegdheidsincident
9.1.
verklaart zich bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van de chauffeurs,
9.2.
houdt de beslissing over de proceskosten in het incident aan,
in het incident tot het verstrekken van gegevens en bescheiden
9.3. wijst de incidentele vordering tot het verstrekken van gegevens en bescheiden af,
9.4. houdt de beslissing over de proceskosten in het incident aan,
in de hoofdzaak
9.5. verwijst de zaak naar de rol van vrijdag
4 juli 2025voor akte door de chauffeurs waarin ze kunnen reageren op de verweren van Vytauto in de conclusie van antwoord met betrekking tot (de hoogte van) hun vorderingen, weergegeven onder randnummers 4.1. tot en met 4.7.,
9.6. bepaalt dat Vytauto op een termijn van 4 weken na het nemen van een akte door de chauffeurs hierop schriftelijk kan reageren,
9.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2025.
560\636

Voetnoten

1.van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
2.Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen
3.Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten
4.Richtlijn EU 2020/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot vaststelling van specifieke regels met betrekking tot Richtlijn 96/71/EG en Richtlijn 2014/67/EU wat betreft de detachering van bestuurders in de wegvervoersector (…)
5.Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst
6.Onder meer HvJ EG 13 juli 1993, NJ 1997, 61 (Mulox/Geels) en HvJ EG 9 januari 1997, C-383/95, ECLI:EU:C:1997:7, NJ 1997/717 (Rutten/Cross Medical)
7.HvJ EG 9 januari 1997, C-383/95, ECLI:EU:C:1997:7, NJ 1997/717 (Rutten/Cross Medical)
8.Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Rome, 19-06-1980
9.Verordening EG Nr. 593/2008 van het Europees parlement en de raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst
10.HvJ EU 15 maart 2011, C-29/10, ECLI:EU:C:2011:151, NJ 2011/246 (Koelzsch/Groothertogdom Luxemburg) en HvJ EU 15 december 2011, C-384/10, ECLI:EU:C:2011:842, NJ 2012/273 (Voogsgeerd/Navimer)
11.HR 23 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2165 (Silotank 1)
12.HR 17 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:408 (Silotank 2
13.Daarna is de zaak verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam dat op 8 april 2025 uitspraak heeft gedaan (ECLI:NL:GHAMS:2025:957) en voornemens is prejudiciële vragen aan het HvJ EU te stellen, waaronder over of het criterium van de verzekeringsplicht bij de bepaling wanneer sprake is van een kennelijk nauwere band met een ander land dan het gewoonlijke werkland (uit de zaak Schlecker / Boedeker uit 2013) onverkort kan worden toegepast in het internationale wegtransport.
14.ECLI:EU:C:2017:688 (Ryanair)