2.1.De rechtbank merkt daarom de beroepsgronden van eiseres aan als zijnde gericht tegen het wijzigingsbesluit. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank (zonder voorbehoud) geoordeeld dat de beroepsgronden, op het aspect de hoogte van de dwangsom na, niet slagen. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 augustus 2011en 15 augustus 2012.
Het geconstateerde gebrek en de herstelmogelijkheden
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het college de keuze voor de hoogte van de opgelegde dwangsom niet heeft gemotiveerd. In de beslissing op bezwaar heeft het college niet uitgelegd hoe het uitgangspunt dat de maximaal te verbeuren dwangsom is afgeleid van het behaalde economische voordeel, in dit concrete geval is toegepast. Het college heeft de keuze voor het maximale bedrag van de bandbreedte uit het beleidskader namelijk niet gemotiveerd.
4. De rechtbank heeft aanleiding gezien om het college in de gelegenheid te stellen om het gebrek te herstellen. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank over de herstelmogelijkheden van het college het volgende overwogen:
‘
10. (…) De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet het college, met in achtneming van de uitspraak van de Afdeling van 6 maart 2024, motiveren waarom niet gekozen is voor een lager bedrag dan € 30.000. Daarbij kan onder meer worden gekeken naar de huuropbrengsten inzichtelijk te maken aan het college. Mocht het college het bedrag van de dwangsom aanpassen dan kan het college ook een nieuw invorderingsbesluit nemen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.’
De herstelpoging van het college
5. Het college heeft in het wijzigingsbesluit de beslissing op bezwaar ingetrokken, de bezwaren van eiseres gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen wat betreft de hoogte van de dwangsom. In het wijzigingsbesluit is, kort gezegd, besloten om gelet op de hoogte van de huurpenningen de dwangsom van € 30.000,- te verlagen naar € 15.000,-.