Uitspraak
1.[gedaagde 1],
2.2. [gedaagde 2],
1.De procedure
€ 1.928,20 bruto per maand.
3.Het geschil
- betaling aan [eiser] van een nettobedrag van € 258,04 over april 2025, het brutoloon over de maanden mei en juni 2025 van € 1.928,20 per maand, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% over het loon over de maanden april, mei en juni 2025 en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2025, 31 mei 2025 respectievelijk 30 juni 2025 tot de dag van volledige betaling,
- betaling aan [eiser] van de vakantietoeslag van juni 2024 tot en met mei 2025, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2025 tot de dag van volledige betaling,
- betaling aan [eiser] van het loon van € 1.928,20 bruto per maand met ingang van
- het verstrekken aan [eiser] van loonstroken over de maanden vanaf januari 2025 en de jaaropgave 2024 op verbeurte van een dwangsom van € 25,00 voor iedere dag dat deze stukken niet worden verstrekt na betekening van het vonnis,
- betaling van de proceskosten.
4.De beoordeling
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
5.De beslissing
30 juni 2025 tot de dag van volledige betaling,
€ 1.928,20 met ingang van 1 juli 2025 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd,