Uitspraak
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
de inspecteur van de belastingdienst, kantoor Zwolle, de inspecteur.
Inleiding
Feiten
€ 4.199.715
€ 1.801.818
Beoordeling door de rechtbank
Wettelijk kader
“(…) D 6115
(…)
4. Gebouwen met industriefunctie voldoen aan de, voor deze functie in het Bouwbesluit 2012 opgenomen voorschriften aangaande thermische isolatie, en
5. a. (…)
“(…) Artikel 1.3. Gelijkwaardigheidsbepaling1. Aan een in hoofdstuk 2 tot en met 7 gesteld voorschrift behoeft niet te worden voldaan indien het bouwwerk of het gebruik daarvan anders dan door toepassing van het desbetreffende voorschrift ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt als is beoogd met de in die hoofdstukken gestelde voorschriften.(…)
(…) Artikel 5.3. Thermische isolatie
Grenswaarde
Thermische isolatie
5.3
5 en 6
[m2.K/W]
Voor distributiecentra en magazijnen is het relatief eenvoudig de duurzaamheidseisen van de duurzame gebouwen volgens certificeringsschema’s BREEAM-NL, GPR Gebouw en LEED BD+C (…) te behalen. Voor deze categorie gebouwen is daarom in Milieulijst 2018 als aanvullende eis opgenomen dat de isolatie-eisen voor de industriefunctie, genoemd in het Bouwbesluit 2012, gerealiseerd moeten worden.”Deze tekst is na 4 juli 2018 niet gewijzigd. [10] De heer [persoon A] , directeur-eigenaar van belanghebbende, heeft ter zitting het verloop van de bouw en de gemaakte keuzes toegelicht. In het jaar 2017 zijn de eerste plannen en tekeningen gemaakt voor het realiseren van een zo duurzaam mogelijke fabriek waarbij men zich onder andere heeft gericht op het minimaliseren van de milieubelasting en een bewust duurzaam gekozen vloeropbouw met een optimale MPG [11] -score in combinatie met geïsoleerde wanden en dak. In de eerste helft van het jaar 2018 (althans vóór juli 2018) is gestart met de bouw en aan het eind van het jaar 2019 zijn de bouwwerkzaamheden afgerond. Bij de bouw van de fabriekshal was het volgens de heer [persoon A] alles behalve gemakkelijk om aan de gestelde duurzaamheidsvereisten te voldoen. Door te bouwen met in achtneming van de BREEAM [12] -NL-normen en de ambitie om het outstanding-certificaat te behalen, heeft belanghebbende milieubewuste keuzes gemaakt omtrent onder andere de opvang, opslag en filtering van het hemelwater teneinde dit te kunnen gebruiken bij de productie van het beton, de inpandige opslag van grondstoffen om stof- en geluidsoverlast tegen te gaan, de inrichting van de betoncentrale ter vermindering van de CO²-uitstoot en de verwarming van de fabriekshal met warmte afkomstig uit het productieproces. Uiteindelijk heeft belanghebbende een grote fabriekshal gerealiseerd voor de productie van prefab betonnen keerwandconstructies voor met name de infra en agrarische sector welke weinig gelijkenissen vertoont met een distributiecentrum of magazijn. De inspecteur heeft deze door de heer [persoon A] ter zitting gepresenteerde feiten niet betwist. Gelet op vorenstaande bestond naar het oordeel van de rechtbank bij belanghebbende de gerechtvaardigde verwachting dat zij uit mocht gaan van de Milieulijst 2018, zoals gepubliceerd op 28 december 2017 en hoefde zij niet met een wijziging met terugwerkende kracht rekening te houden. De stelling van de inspecteur dat belanghebbende uit de toelichting c.q. brochures het tegendeel had kunnen afleiden, faalt reeds omdat de gerealiseerde fabriekshal niet kan worden vergeleken met een in de toelichting c.q. brochures genoemd distributiecentrum of magazijn. In het onderhavige geval dient voor de MIA dan ook te worden uitgegaan van de Milieulijst 2018 zoals gepubliceerd op 28 december 2017.
Belastingrente
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag Vpb 2018 naar een belastbaar bedrag van € 1.997.408;
- vermindert de bijbehorende belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt de inspecteur tot het vergoeden van de proceskosten voor een bedrag van € 8.807,09;
- bepaalt dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 371 vergoedt.